Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111
(1966)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Kroniek
| |
[pagina 227]
| |
Hamlet had als Jarry, bij het komen der volwassenheid en verantwoordelijkheid kunnen getuigen: (zie de Minutes de sable Mémorial): O que pâle est mon front lunaire
sous les étoiles septénaires!
Ontmoet op die leeftijd Hamlet de schim van zijn vader, de volwassen Jarry ontmoet het symbool, hetgeen hem totaal verandert. Is Ubu niet een van zijn leraren, symbool van de vaderlijke macht? En eindigt hij niet zich geheel met hem te vereenzelvigen? Van zijn kant wordt Hamlet als zijn vader en beschouwt de ontrouw van zijn moeder als een persoonlijke belediging. Beiden weten zich door ‘de vrouw’ bedrogen en worden ‘mysogyne’. To be or not to be: Hamlet eindigt als Deens koning, Jarry eindigt als Ubu-Roi. Voor beiden geldt wat Jarry in een zijner laatste brieven schrijft: Aut numquam tentes, aut perfice. Alles of niets, was hun devies. Alvorens het zo ver te brengen, doodt Hamlet Polonius, de practicus, en geeft Jarry de doodsteek aan Sarcey, de practicus van het toneel, van het ‘pièce bien faite’. Als Hamlet de schedel van de clown toespreekt die hem in zijn jeugd vermaakt had, spreekt hij dan anders dan Jarry in een sonnet uit de Minutes de sables Mémorial? ... Crâne, tu tournes un bon visage indulgent
Vers nous, et souris de ta bouche crénelée.
Mais tu regrettes ton corps, tes cheveux d'argent,
Tes lèvres qui s'ouvraient à la parole ailée.
Et l'orbite creuse où mon regard va plongeant,
Bâille à l'ombre et soupire et s'ennuie esseulée,
Trés nette, vide box d'un cheval voyageant.
Tu n'est plus qu'argile et mort. Tes blanches molaires
Sur les tons mats de l'os brillent de flammes claires,
Tels les cuivres fourbis par un larbin soigneux...
Nog een raakpunt tussen beide figuren: Jarry heeft in een van zijn Gestes et opinions du Dr. Faustroll Pataphysicien zijn literaire voorkeuren opgesomd; daarbij sloeg hij zichzelf niet over en koos van heel zijn oeuvre, ondanks vermelde afkeer van het bewuste drama, ‘D'Ubu-Roi, la cinquième letter du premier mot du premier acte’, de vijfde letter van merdre: een r... Zou Hamlet van zijn kant de vijfde letter van het gebod van de schim gekozen hebben: de r van ‘swear’? Is er tussen zweren en vloeken niet een innige band? Beiden | |
[pagina 228]
| |
hebben een spook bezworen stil te staan - en zo leven wij nog van Jarry's leraar en van Hamlets vader... Wanneer wordt Hamlet ‘Hamlet’? Na de verschijning van de schim van de overleden koning. En Jarry wordt Ubu na de verschijning van wijlen Ubu-Roi. Van een in het zwart gekleed correct persoon wordt hij op één slag de onbeschaamde Ubu met het befaamde accent. Ubu wordt zelfs gevaarlijk, een noodlot voor de samenleving. Gelijk Nietzsche: ‘Ich bin ein Schicksal.’ Gelijk Hamlet. Ubu, de super-leraar, de Uebermensch.
De enige wanklank in Leonards Herinneringen aan mijn vader is de karakterisering van Jarry als een ‘onwaardig geval’. Het is juist het waardigste geval uit de post-symbolistische periode, het voorbeeld van iemand die zich volkomen aan het dichterschap geeft en zich daaraan opoffert. Iemand die alles in zijn oeuvre betrekt, het heiligste en onheiligste, en het bestaat daarover zonder blasfemie te spreken. Jarry was namelijk altijd serieus. Zelfs vloeken nam hij ernstig. De grote régisseur Lugné-Poë, die de eerste opvoering van Ubu-Roi leidde, zegt van de auteur: ‘Voilà donc Alfred Jarry dans notre barque... il fait feu des quatre pattes!...’ Jarry was inderdaad een artiest ‘à quatre pattes’, met de volle inzet van zijn persoonlijkheid. Hij was dit ook op het wereldtoneel: Surhomme, surmâle, surfemelle en tegelijk het omgekeerde: de underdog - macrocosmos èn microcosmos. Neemt men drie werken als Ubu-Roi, Le Surmâle en César-Antéchrist, dan is dat de goddelijke comedie in het klein, in de vorm van een reductie om met Jarry zelf te spreken: het eerste deel onder-wereld, het tweede bovenwerelds (de zwevende quintuplette!) en het derde, ondanks zijn gewaagde - maar niet blasfemische - vorm, hemels. Dit was de plaats die Ubu-Roi in de literaire wereld van zijn tijd innam: (zie het Chant de mnester uit Messaline): Au milieu de ton cirque, Caï, je danse.
Je danse au soleil.
Dans une splendeur pareille,
O ma belle idole peinte, tu parus sur un char rempli de tonnerre,
Et ta bouche buvait l'éclair
De la barbe d'or du cocher roux!
Symbolist was Jarry, maar ook surrealist, via de surmâle: bovenmannelijk - bovenaards - bovenwerkelijk. Het eerst betoonde hij zich surrealist in het Dagboek van een deserteur: Les Jours et les nuits. Deze deserteur is iets anders dan een antimilitarist: hij is een supra-militarist. Men overtuige zich door het volgende fragment: | |
[pagina 229]
| |
(Sengle) croisa plusieurs officiers qu'il omit de saluer, mais qui ne le rappelèrent pas. Et d'ailleurs, pour se prouver à soi sa bonne volonté d'obséquiosité militaire, six pas avant et six pas après, il leva la main réglementairement sur: Deux facteurs;
Sept potaches;
Un garcon de recettes;
Un conducteur d'omnibus qui se promenait en grande tenue de
service dans un jardin public...
Ziedaar het surrealisme in actie: anno 1897. Tevoren kan men trouwens reeds op een enkel incidenteel geval wijzen waarbij Jarry het publiek een surrealistisch beeld voor ogen toverde, nl. bij zijn mondelinge toelichting op Ubi-Roi: Nous avons (...) un décor parfaitement exact (...), car (...)
vous verrez des portes s'ouvrir sur des plaines de neige, des
chemins garnis de pendules se fendre afin de servir de portes
et des palmiers verdir au pied des lits pour que broutent de
petits éléphants perchés sur des étagères.
Ziehier een statische vorm van surrealisme, één generatie voor de officiële manifestatie van dit verschijnsel.
De allereerste opvoering van het stuk dat toentertijd nog niet ‘Ubu-Roi’ heette, had plaats in 1888 op het Théâtre des Phynances te Rennes, in de vorm van een marionettenspel. Het was getiteld ‘Les Polonais’ - wellicht betrof het een soort ‘oertekst’ van Jarry's drama. Men heeft wel eens beweerd dat niet de 15-jarige kunstenaar hiervan de maker was, maar een klasgenoot. Evenwel bleek het ontdekte manuscript van een zekere Morin slechts een acteurscopie te zijn... Waarschijnlijk heeft overigens - getuige de correcties in een rijper handschrift - Jarry zelf de oorspronkelijke tekst wat bij- of omgewerkt voor de officiële uitvoering. Men heeft wel eens beweerd dat aan de eerste opzet het volgende refrein uit La Belle Hélène van Offenbach ten grondslag ligt, uit de populaire operette die, in 1864 voor het eerst vertoond, in 1886 opnieuw voor het voetlicht gebracht werd. Heel uitgaand Parijs zong nog dagen lang nadien: ... le roi barbu
qui s'avance
bu qui s'avance
bu qui s'avance
le grand myrmidon...
En zo zou bu ‘Ubu’ geworden zijn. | |
[pagina 230]
| |
Vier jaar na de Soirée d'Ubu van 10 december 1896 in het Théâtre de l'Oeuvre, die als een Hernani van het fin de siècle een geweldig spektakel veroorzaakte, verscheen als sluitstuk van Ubu-Roi diens apotheose in het Chanson du décervelage, dat tevens het effect weergaf van de Ubu-creatie op het grote publiek van die tijd: Voyez, voyez la machin' tourner,
Voyez, voyez la cervell' sauter,
Voyez, voyez les Rentiers trembler;
Hourra, cornes-au-cul, vive le Père Ubu!
En met dit refrein werd een burgerlijke eeuw uitgeluid.
Jarry was niet enkel een fantast, niet enkel een surrealist zelfs. Om een goed surrealist te zijn, moet men zich ook zo nodig een realist kunnen betonen. Hij was ook een portrettist ‘à ses heures’. Het volgend portret van Mallarmé heeft wel iets van dat van Apollinaire door Rousseau le Douanier: Le Seigneur de l'île (de Ptyx) vint vers nous dans un vaisseau:
la cheminée arrondissait les auréoles bleues derrière sa tête
amplifiant la fumée de sa pipe et l'imprimant au ciel.
Et au tangage alternatif, sa chaise à bascule hochait ses gestes
de bienvenue.
Ofwel hij geeft ons de fotografie van het oeuvre van Gauguin - even worden wij herinnerd aan La Pastorale Tahitienne, uit 1895: L'Ile Fragrante est toute sensitive, et fortifiée de madrépores qui
se rétractèrent, à notre abord, dans leurs casemates corallines.
L'amarre de l'as fut enroulé autour d'un grand arbre, balancé au
vent comme un perroquet bascule dans le soleil.
Zo staat daar voor ons de fotograaf, de fietser, de revolverheld, de schepper van een sportieve Uebermensch, de voorloper van Freud - kortom, de moderne mens van de 20ste eeuw. Daarnaast verschijnt Jarry ook nog als een moderne Dante, een gereduceerde divina commedia schrijvend, een revanche der middeleeuwen op de moderne tijd. Zoals de veel geplaagde schoolmeester Hébert achteraf wraak nam in de persoon van het monster Ubu, dat zich voor eeuwig aan zijn schepper vastklampte om tenslotte één met hem te worden. Moge Jarry de wijsheid van een Laforgue en de mannelijkheid van een Apollinaire gemist hebben, hem komt de eer toe naar het absolute te hebben gestreefd, te hebben geleefd in een voortdurend corps-à-corps met het volstrekte. |
|