Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111
(1966)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Eugene van Itterbeek
| |
[pagina 138]
| |
wordt ook beschouwd als een ontmoetingspunt voor alle volkeren, het heeft een sociaal-ethische waarde. De dichter zoekt zijn roem buiten de tijd, in een ‘geschiedenis’ waarin het begrip van de vergankelijkheid aller dingen zou opgeheven zijn. Saint-John Perse wenst de aarde niet te verlaten, terwijl hij zich anderzijds niet wenst neer te leggen bij zijn historische conditie. Heel zijn poëtische natuur wordt bepaald door een sterke behoefte om de tijd te transcenderen. Daarom gelooft hij niet in de dood: Ceux qui furent aux choses n'en disent point l'usure ni la cendre, mais ce haut vivre en marche sur la terre des morts... (Chronique, p. 23). De dood is niet de eindbestemming van onze reis: La mort est au hublot, mais notre route n'est point là. (p. 22) Waar leidt het leven dan naartoe? Poëzie is niet het lied van onze vergankelijkheid, geen ‘chant funèbre’, maar een lofzang, een verheerlijking van de grootsheid van de wereld, van de universele energie, een onophoudende vertolking van een roemvol bestaan. Saint-John Perse staat, als dichter, buiten het christendom, daarom beleeft hij ook het dichterschap niet als een spanning tussen de gedachte dat dit leven slechts van korte duur zou zijn en het verlangen naar een onstoffelijk geluk, waarbij de poëzie als een ijdele hoop wordt ervaren: ‘La poésie est cendre et poussière’, schrijft de christelijke Pierre Emmanuel.Ga naar voetnoot1 Die problematiek is volkomen vreemd aan de auteur van Eloges. Hoe ziet Saint-John Perse dan de poëzie van Dante? Werpen zijn beschouwingen ook wat meer licht op zijn eigen verhouding tot het christendom? Het gaat om een vraag die al eerder door critici werd gesteld, o.m. door Albert Loranquin: ‘On ne sait pas grand-chose, à lire Saint-John Perse, de ses sentiments a l'égard du christianisme’, schrijft deze laatste.Ga naar voetnoot2 De lezing over Dante, die de dichter hield te Florence op 20 april 1965, bezorgt ons daarover een juister beeld.
Saint-John Perse gaat uit van de volgende gedachte: Qu'une oeuvre, en poésie, d'un aussi haut vouloir et d'aussi haute conception, surchargée à périr d'intellectualité, de dogmatisme rationnel et de pure scolastique, qu'une oeuvre doctorale et qui se veut avant tout oeuvre édifiante, répondant en termes allégoriques aux exigences d'école les plus contraires à toutes nos conceptions de poétique moderne, puisse sans accablement porter, comme oeuvre vive | |
[pagina 139]
| |
jusqu'à nous, un tel fardeau de convenances et de charges contractuelles - c'est là le vrai prodige! (p. 10) Al wat in het werk van Dante niet poëtisch is, schijnt Saint-John Perse toe te schrijven aan de concrete historische context waarin de Divina Commedia ontstaan is. Vooral de dogmatische, intellectualistische en didactische inslag van het oeuvre beschouwt de auteur niet als een integrerend deel van Dantes poëtische concepties. Dat alles is historische ballast, waarin ook het christelijk element van Dantes dichtwerk begrepen is. Oeuvre de poète et non plus d'humaniste, lezen we elders in de voordracht. Niet de theologische kennis, maar wel een irrationele drang naar de hoogste bevrediging van geest en ziel, heeft de dichter binnengeleid in de zuivere sferen van de contemplatie. De grootheid en de moderniteit van Dante bestaan hierin, volgens Saint-John Perse, dat het geestelijk avontuur van de dichter uit de Divina Commedia op de eerste plaats dat van Dante zelf was. Daardoor is er nooit een breuk ontstaan tussen het eerder encyclopedisch karakter van het kunstwerk en de lyrische spontaneïteit, daardoor is het levensecht en als het ware van alle tijden. In die trouw aan het leven ligt de irrationele zuiverheid van de lyriek: Mais parce que l'aventure spirituelle du héros fut d'abord celle du poète, l'oeuvre vécue du grand Toscan demeure fidèle à la vie même; et traitant, vive, d'absolu sans déserter l'empire du réel, gardant racine dans le concret, et dans l'humain, et jusque dans le quotidien, elle échappe, récit, aux pires méfaits de l'abstraction. (p. 11) In die zin drukt Saint-John Perse een belangrijk beginsel uit van zijn poëtica. De echte bron van alle lyriek is de werkelijkheid. Poëzie is geen incarnatie van louter geestelijke waarden, van ideeën of dromen, zij volgt veeleer een opwaartse beweging, zij is een ‘évasion’, ‘une métaphysique de mouvement’. Ze verliest daarbij het contact met de wereld niet, anders zou die beweging geen zin meer hebben. Op een innerlijke dynamiek komt het aan, op ‘le mouvement même de l'être’, op een spanning van heel ons wezen dat gericht is op alles wat is. De dichter is zoals de vogels van Braque, waaraan Saint-John Perse een bundel poëtische meditaties heeft gewijd: ils tendent de tout l'être a l'étendue de l'être. (Ouseaux, p. 28) De poëzie is de taal van een vlucht uit de geschiedenis, uit de werkelijkheid, maar ook een streven naar integratie met diezelfde werkelijkheid in al haar dimensies. De dichtkunst van Saint-John Perse is de kroniek van een tocht naar buiten en van een terugkeer naar de wellust van het aardse bestaan, van een verlangen naar het andere en van een gevoel van geborgenheid. Met dit laatste houdt de erotische thematiek van de dichter nauw verband. | |
[pagina 140]
| |
Nu zijn bij Saint-John Perse geloof en poëzie van elkaar gescheiden, ook in zijn beschouwingen over Dante. Verkeerd zou het zijn het zo voor te stellen alsof Saint-John Perse in Dante uitsluitend een heidens dichter zou zien. Godsdienst en poëzie behoren tot een andere orde, zodat de vraag van Albert Loranquin over het christelijk karakter van de poëzie van de auteur van Eloges wel aan betekenis inboet en slechts de waarde heeft van een uitgangspunt, doch helemaal niet relevant is voor het eigenlijke dichterschap van Saint-John Perse. De dichter van Exil kent en erkent slechts de orde van de poëzie. Daarin ligt het onderscheid met de bladzijden die Paul Claudel aan de Italiaanse dichter heeft gewijd. Ook voor Claudel heeft de poëzie de zintuiglijke werkelijkheid tot voorwerp: ‘cette sainte réalité, donnée une fois pour toutes, au centre de laquelle nous sommes placés’.Ga naar voetnoot3 Maar hij voegt hieraan onmiddellijk toe: ‘C'est l'univers des choses visibles auquel la Foi ajoute celui des choses invisibles.’ Dante blijft niet stilstaan bij de dagelijkse werkelijkheid, hoe groots hij die ook ziet, heel zijn oeuvre is een bestendig groeien naar vereniging in liefde met de Schepper. Claudel handhaaft in zijn beschouwingen de dualiteit van het bestaan op aarde: de dingen verwijzen naar het ‘andere’, of liever naar de ‘Andere’. Theologie wordt poëzie, maar tussen beide ontstaat er geen breuk. De auteur van Positions et propositions beklemtoont ook dat het werk van Dante theologisch niet erg betrouwbaar is, waardoor het de indruk wekt dat godsdienst en poëzie geheel in elkaar opgaan. Dantes theologische inzichten wijken daar ook sterk af van de 13de-eeuwse orthodoxie. Saint-John Perse beschouwt het theologisch aspect van Dantes oeuvre als een rationeel en bijgevolg apoëtisch element. Die visie houdt ook verband met een algemeen literair-historisch gegroeid poëtisch klimaat van vervreemding tussen religie en literatuur, dat opklimt tot de XIIIde eeuw, toen de theologie, onder invloed van Aristoteles, tot wetenschap werd gepromoveerd.Ga naar voetnoot4 Dante bevindt zich juist in die overgangsperiode. Buiten de sfeer van de katholieke poëzie in Frankrijk, van Péguy tot Bernanos, is de scheiding tussen theologie en literatuur nog altijd actueel. In dat opzicht is de historische situatie van Claudel en Saint-John Perse grondig verschillend, wat zo duidelijk naar voren treedt in hun meditaties over Dante. Beide dichters behoren letterlijk tot een andere wereld. Toch wijkt anderzijds Claudels visie niet zo erg af van die van Saint-John Perse. Wanneer deze laatste de poëzie bepaalt als | |
[pagina 141]
| |
een ontologie of nog, als (une) science de l'être, of wanneer hij schrijft: Dans un élargissement de l'accueil poétique, c'est l'être tout entier qui vient au sacre du poème et fait son irruption au monde clos de l'art. Dan komt die opvatting van de poëzie op vele punten overeen met wat we lezen bij Claudel; ‘Le but de la poésie n'est pas, comme dit Baudelaire, de plonger “au fond de l'Infini pour trouver du nouveau”, mais au fond du défini pour y trouver de l'inépuisable.’ (p. 166) Het verschil ligt alleen hierin dat Claudel als het ware naar de onzichtbare bodem van de zichtbare werkelijkheid duikt om daar als een koraalvisser te peilen naar de diepten van de goddelijke schoonheid, terwijl Saint-John Perse de dichter veeleer ziet als een Icarus, als een vogel van Georges Braque, die met heel zijn wezen is afgestemd op een mysterieus brandpunt, waar de zo verscheiden werkelijkheid tot een nieuwe eenheid versmelt. Het is een streven naar een hogere synthese binnen de perken van het bestaande. Claudel duikt naar de diepte. Saint-John Perse vlucht naar de hoogten van een tijdeloze werkelijkheid, die echter in niets vervreemd is van de tastbare realiteit. Essentieel is echter dat bij beiden de poëzie beleefd wordt als beweging, als ‘un mouvement’, ‘une pulsation’, zoals er staat geschreven in Sur le vers français. Bij Claudel heeft het dichterschap zelfs iets lichamelijks, vooral in de bepaling van ritme en rijm. Zowel Claudel als Saint-John Perse zien in Dante vooral de dichter, maar hun beider poëtica is anders gefundeerd, ze steunt op een grondig verschillende levensbeschouwing, maar los daarvan is hun visie op Dante dezelfde, hoe vreemd Saint-John Perse ook staat tegenover het christendom. Poëzie is geen godsdienst, hoe bevruchtend ze ook op elkaar kunnen inwerken.
Een ander element dat weliswaar geen rechtstreeks verband houdt met het probleem van Saint-John Perses interpretatie van het christelijk karakter van Dantes poëzie, is dat van de taalschepping. Dante is een waarachtig dichter, omdat hij niet alleen een eigen taal heeft gecreëerd, maar ook een taal in de volle zin van het woord: Prodigieux destin, pour un poète, créateur de sa langue, d'être en même temps l'unificateur d'une langue nationale, longtemps avant l'unité politique qu'elle annonce. (p. 12) Die ‘goût de l'Un’, waarin Pierre Emmanuel een essentieel dichterlijk kenmerk heeft gezien, strekt zich bij Dante uit, steeds volgens de visie van Saint-John Perse, tot de materie, tot klank, ritme en syntaxis, waarmee de dichter zijn wereld heeft opgebouwd. In dit scheppen van een nationale taal vindt de naar eenheid strevende ziel de hoogste uitdrukking van haar verlangen. Heel het | |
[pagina 142]
| |
oeuvre van Dante is aldus op eenheid gericht, het heeft zelfs een blijvende uitwerking gehad in de geschiedenis van een volk: Quel poète jamais, par le seul fait d'une éminence poétique, a, dans l'histoire d'un peuple fier, constitué un tel élément de force collective? (p.12) Ook in die zin is de poëzie une science de l'être. Nu ligt de betekenis van die kennis niet zozeer in het taalkundige, maar wel in de thematiek van het werk zelf, vooral in de Cantica Terza. In zijn commentaar op deze grootse liefdeszang verwijst de auteur nergens naar Dantes religieuze wereldconceptie. In dat gedeelte van de Divina Commedia bereikt de poëtische spanning zijn hoogtepunt. Op dat ogenblik van de toespraak wordt de terminologie van Saint-John Perse vooral ruimtelijk en zelfs abstract. De mystisch-poëtische ervaring van de dichter wordt weergegeven als een reis. De religie wordt als het ware een geografie van het bovennatuurlijke, van de ijle ruimten van de geest, waarin alle aardse afmetingen worden overschreden. De dichter spreekt van een spasme suprême de l'esprit, van (une) quête de l'unité, een course à l'essence lumineuse, au bord des grands espaces libres, dans ce pur espace qui règne entre la stance heureuse et l'abîme qu'elle côtoie. Heel die passage loopt ten slotte uit op een definitie van de dichter, die toepasselijk is op Saint-John Perse zelf: Poète, homme d'absence et de présence, homme de refus et d'affluence, poète, né pour tous de tous s'accroissant, sans s'aliéner jamais, il est fait d'unité et de pluralité.’ (p. 14) De dichter is tegelijk van deze wereld en van een andere wereld, hij spreekt in naam en voor de ganse kosmos, hij is één en al expansie, maar hij is ook ontvankelijk voor de veelvuldige rijkdom van de schepping, hij streeft ernaar geheel op te gaan in de sferen van het absolute, zijn bestaan wordt voortdurend verrijkt door al de wezens die zijn wereldbeeld bevolken. Die definitie van de dichter is niet te scheiden van een sterk ethisch bewustzijn. In de grond hebben we te doen met een ethiek van menselijke grootheid, die elke opvatting van de mens als een verbrokkeld en vergankelijk wezen negeert. Het ahistoricisme van Saint-John Perse wortelt in een heroïsche opvatting van de mens, in een wilsethiek, waaraan de figuur van Dante beantwoordt. Die ethische strekking blijkt uit volgende citaten: L'homme pour lui (Dante) n'est homme que dans sa force d'âme et son intégrite; Poète, toujours, ce rebelle-né, qui revendique dans l'homme plus que l'homme... (p. 15); Dante: la cime est haute et claire et défie l'érosion. (p. 16) De mens herrijst uit de asse van de geschiedenis: het doel van de poëzie bestaat erin de recréer l'unité primordiale et de renouer au tout de l'être l'homme mis en pièces par | |
[pagina 143]
| |
l'histoire... (p. 15) Nu oordeelt Saint-John Perse zelf dat Dante als dichter, d.w.z. als een wezen dat vooral gekenmerkt wordt door ‘une volonté de puissance’, de grenzen van de christelijke orthodoxie van zijn tijd overschrijdt en dat hij die emancipatie zelfs schijnt te wettigen. Uit die overweging mag men wellicht afleiden dat voor Saint-John Perse de dichter in Dante een grotere ethische waarde heeft dan de christen. Aldus groeit uit de confrontatie met bepaalde artistieke scheppingen, zoals de Divina Commedia en de vogels van Georges Braque in Oiseaux, een poëtische ethiek, ‘une géométrie de l'héroïsme’ (J.P. Richard). Op die manier voegt Saint-John Perse aan zijn werk de poëtische dimensie toe van enkele grote kunstwerken uit de westerse beschaving. De ethische betekenis van de poëtica van Saint-John Perse blijkt ook uit het laatste punt van de lezing, waarin de auteur, als het ware in een lofzang, Dante aanroept als een levenwekker. Hierbij ontwikkelt hij een thema dat reeds in de eerste zinnen van de rede aangeraakt werd en waar de Dante-herdenking ook beschouwt wordt als een aansporing voor de hedendaagse mens tot zielegrootheid. In dat verband spreekt de dichter van un saisissement nouveau. Dante wordt verheven tot de incarnatie van een groots menselijk ideaal. In hem vindt de mens zijn waarachtige bestemming: Tiens large en nous la vision de l'homme en marche à sa plus haute humanité, tiens haute en nous l'insurrection de l'âme, et l'exigence plénière du poète au coeur immolesté de l'homme... (p. 19) Aan de scheppingsdaad van de dichter wordt niet alleen een zuivere esthetische waarde gehecht. Scheppen van kunst is strijden tegen onze historische conditie. Poëzie is actie. Daarmee bedoelt Saint-John Perse het streven naar een tijdeloos bestaan, naar ‘un absolu intemporel’, weliswaar niet in een hiernamaals, maar wel in een atemporele werkelijkheid, in een synthese van waarden waarop de geschiedenis geen vat heeft, in een soort universeel geheugen, dans une éternité d'histoire. Ga naar voetnoot5 In die twee termen ‘éternité’ en ‘histoire’ ligt een spanning die Saint-John Perse tracht te overwinnen, als dichter, buiten elk religieus wereldbeeld. Zo is Dante een van de helden van het mensdom, die vanuit het Pantheon der dichters niet ophouden tot levensgrootheid te wekken. |
|