onverschrokkenheid en de moed waarmee de hoofdfiguur tegenover dit gevaar staat. Ondanks aandringen van kapitein en bemanning, en ondanks de kwetsuur aan zijn voet, gaat de tweede stuurman uit De Luipaard in een roes het gevecht aan, zoals Loods Lievens uit Duel met de tanker, ondanks gebrek aan officiële bevoegdheid, de moeilijke taak aanvaardt, zoals ook Marc Van Dijck uit Action Station Go zich hardnekkig tegen lafheid, zwakte of uitputting te weer stelt. Carliers hoofdfiguur is er telkens een die zich volledig inzet, zowel met de spierige, lenige soepelheid van het lichaam (Carlier kiest bij voorkeur een jonge figuur) als de taaie kracht van een sterke wil.
Denken doen deze hoofdfiguren zo weinig mogelijk; zij zijn best geslaagd waar de auteur hun reflexie beperkt tot een afwegen van de nog beschikbare kracht tegenover de taak die te volbrengen is. Zoals de andere personages uit Carliers werk, ziet de hoofdfiguur Lode zijn eigen lichaam vooral als een instrument dat men op beredeneerde wijze moet hanteren; men mag niet te veel ervan vragen, men moet bijtijds met de eisen ervan rekening houden, maar overigens moet men het volledig in de strijd inzetten.
Deze strijd laat Carlier zijn personages ook liefst alleen voeren. Wel verschijnen er in zijn werk groepsondernemingen, maar de beste momenten zijn toch die waar zich de ultieme strijd afspeelt van een enkeling. Op de gevaarvolste ondernemingen zijn Carliers personages moederziel alleen. Ten hoogste zijn er passieve toeschouwers of verre stille medewerkers. Dikwijls is er zelfs een zekere wrijving met het grootste deel van de maatschappij, die mede betrokken wordt in de defensieve houding of nood aan zelfbevestiging van de hoofdfiguur.
Deze strijd, waar Lode zich inwerpt met een maximum van zenuwen spierkracht, duurt zolang tot het uithoudingsvermogen begeeft. Zo ook moest Marc van Dijck zich gewonnen geven, of verloor loods Lievens het pleit, of, zoals de auteur laat vermoeden ook de hoofdfiguur van Piraten. Toch is dit slot geen echte nederlaag. De morele kracht waarmee de held tot het allerlaatste nippertje heeft gevochten, maakt deze nederlaag eigenlijk tot een overwinning. Terwijl voor het overige het mannelijk strijdbare en vitale van Carliers oeuvre een zekere overeenkomst vertoont met Hemingway, menen wij hier op een van de grondigste verschilpunten te moeten wijzen. Bij Hemingway is de nederlaag veel meer doortrokken van weemoed. Zij verschijnt niet als een bruusk gegeven, maar als iets dat men altijd aanwezig geweten heeft, zodat het dynamisme langs binnen enigszins uitgehold is, menselijker geladen en minder primitief dan het dynamisme van Carlier. Carliers werk zal dan ook veel moeilijker de symboolwaarde kunnen krijgen van een ultieme levensvraag. En hier zouden wij dan ook op een gevaar van inauthen-