Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107(1962)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 632] [p. 632] Albe De grauwe zuster Zij gaat voorbij zoals zij bidt op de veren voetpunt der genade, ruisend als het schuwe espeblad, de glimlach naar binnen gekeerd, buiten het bereik van de schaduwen van het kwade. Haar lichaam afwezig in het abstracte gewaad, alleen het zonnelicht, argeloos, neemt haar menselijke maat zoals zij op de voetpunt gaat, verend, en met ingetogen blikken naar haar schaduw op de straat. Met haar afwezig lichaam gaat haar hart voorbij - voorbij de mensen en de dingen - en niemand hoort in 't schuwe blad het ruisen bidden, het ruisen zingen. Hoe breed haar hemel in de enge straat! Hoe licht haar wiekslag boven het grauwe sleepgewaad! Een engel volgt aan haar zijde en ment de gedweeë paardjes van haar vijf zinnen. [pagina 633] [p. 633] Zij glimlacht onder de sluier en de engel is blijde. Ach, de straatkooi met steile staven van slagschaduwen en spijt! Daarbinnen gebroken licht en haar ongenaakbare vluchten in spiralen van genade en aanwezige oneindigheid. Vorige Volgende