Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107(1962)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 609] [p. 609] [1962/9] Jan Veulemans Een vrouw beminnen I Omdat gij de witte woorden verteert die ik telkens om u heb verloren, omdat gij de dood uit mijn ruimte weert en mij de dood beminnen leert: uit de taal van wolken en koren, uit de adem van de stroom, uit de kleuren van hemel en boom spel ik namen voor u, onzeker, maar zeker dat gij zult horen. II De meisjes vuren hun liederen af, hun blijdschap en hun schade; het leven wordt telkens verraden, van kinderland tot graf. De meisjes ontbinden het bloed, de meisjes plukken gedichten: kelen, borsten, gezichten, en wat wij nadien verrichten omdat het moet. In augustus of april alleen blijven met de éne: de liederen worden stil. Het bloed begint lachend te wenen: ik wil. [pagina 610] [p. 610] III Een vrouw beminnen: bedding vinden en bedding zijn, heilwater op de dagelijkse pijn van binnen. Aarde en hemel aan uw mond besloten, - ik word uw bloed, uw woning, uw lied, de kleine vogels van vroeger verdriet liggen om u heen neergeschoten. Zie, ook de woorden vluchten heen, wij kunnen sprakeloos over de sterren lopen, want alle lieve dromen scheuren open en wij zijn één. IV Maar ik roep weer de woorden uit hun holen om 't raadsel te breken van uw schoot, de smaak te prijzen van 't gedeelde brood en hoe de liefde nu voorgoed verscholen ligt tussen belofte en de dood. Ik leen van kinderen de groene taal, van dieren en seizoenen de geluiden, en wat de dichters zeggen voor de bruiden en voor de nachtegaal. Vrouwelijk hoort gij mij aan, laat u met ieder woord bevolken, en boven kinderlijke wolken geeft u een hemel te verstaan dat ook de dood voorbij zal gaan. Vorige Volgende