Boekbesprekingen
Moderne schelmenroman?
Remco Campert: Het Leven is verrukkuluk - Literaire reuzenpocket 24 - Uitgeverij De Bezige Bij, 1962.
Dit is de eerste gepubliceerde roman van Remco Campert, wiens gebundelde gedichten en verhalen een vrij goed onthaal genoten. En ook over deze roman las ik een paar lovende besprekingen, ofschoon ik me best kan voorstellen dat er een boel mensen zullen zijn die er zich grondig zullen aan ergeren. Niet om strikt literaire redenen overigens, maar om de vrij scabreuze inhoud en om de nonchalante, van goed noch kwaad bewuste manier waarop deze met zwier en onmiskenbaar talent wordt aan de man gebracht. Want Remco Campert kàn schrijven. Het is best mogelijk dat zijn proza zoals het in zijn boek tot ons komt, het eindresultaat is van een moeizame en langdurige worsteling met de taal (zulke dingen kan men nooit met zekerheid uit de definitieve tekst afleiden), maar het laat in elk geval de indruk na van een lenige en dartele spontaneïteit, die met een m.i. bedrieglijke spaarzaamheid van middelen een maximum aan effect bereikt. Met ‘spontaneïteit’ is natuurlijk niet alles gezegd; het is slechts de eerste totaalindruk die men van dit proza opdoet: de impressie dat hier iemand moeiteloos en voor zijn louter plezier een hoop dingen zit te vertellen die er eigenlijk niet toe doen en die ons volstrekt niet zouden interesseren, ware het niet dat de stem van de verteller ons weerhoudt er vandoor te gaan. Let men nauwkeuriger op, dan zal men spoedig ontdekken dat er onder dat rustig taalgekabbel in mineur een veelheid van spanningen leeft waar het de schrijver eigenlijk is om te doen geweest, maar die hij nergens de zacht verende gang van zijn lichtvoetig parlando laat verbreken. Hetgeen betekent dat dit schijnbaar vrij toonloze verhaal met grote zelfbeheersing geschreven is, en dat de bewogenheid die het heeft gevoed, slechts tot uiting komt in ondergrondse en subtiel gedoseerde reflecties die meer leven in de toon dan in de woorden of uitspraken. Laten we ons niet misleiden door de bijdegrondse stof en de weinig stichtelijke mentaliteit
en handelingen der personages, dan blijkt het geestelijk saldo van het geval ook hier een gelaten besef van machteloosheid te zijn om de bolster der eenzaamheid te doorbreken en naar een ander ik een brug te slaan.
Dat deze ‘kern van de zaak’ door Remco Campert intussen zichtbaar wordt gemaakt aan de hand van een intrige die in feite alleen maar een aaneenschakeling is van amorele en immorele situaties en handelingen, en door middel van personages die de teleurgang van het burgerlijk fatsoen incarneren, is blijkbaar wel een teken des tijds en niet helemaal vrij van een zekere pose die tegenwoordig opgeld doet.
Toch valt het iemand die tot een vroegere generatie behoort en voor wie kunst en literatuur moeilijk verenigbaar zijn met de wijze van leven en zijn dezer nauwelijks volwassen buitenbeenders, moeilijk om voldoende belangstelling op te brengen voor dergelijke personages, in dewelke een levenshouding aan bod komt die vroeger eenvoudig geen stem had in de literatuur. Althans niet in die zin, zoals tegenwoordig, dat wat zij denken en zeggen en doen, tevens aanvaarde levensnorm is. Vroeger was een schelm een schelm, iemand die buiten de norm stond en dat ook wist. Thans is iemand die het volkomen normaal vindt dat zijn instinct alleen normatief is en daar naar leeft, met alle consequenties van dien, en