| |
| |
| |
Ballade van de vervulde liefde
door Bert Ranke
HUBERT LAMPO: Hermione betrapt, roman. A.A.M. Stols/J.P. Barth, 's Gravenhage - Diogenes Boekhandel, Antwerpen.
Men moge dan al met klem verkondigen dat om diverse redenen de roman als literair genre nooit zal ten onder gaan, het lijdt niettemin geen twijfel dat de roman als verhaal van louter uiterlijk gebeuren voorlopig zijn tijd heeft gehad, en dat het voortbestaan en de bloei van het genre, op het plan van de literatuur wel te verstaan en niet als produkt voor massa-consumptie, in de eerste plaats te danken is aan een evolutie ervan naar binnen toe, waarbij de drang naar totale en onbevangen exploratie van de onbekende mens zich geen enkele begrenzing door maatschappelijke conventie, gevestigde moraal, traditie of logica meer laat wegvallen. De meest uiteenlopende gebieden van geesteswetenschappelijke activiteit vallen binnen de actieradius van de moderne roman; alle menselijke problematiek, zij weze van natuurlijke of bovennatuurlijke orde, wordt er in geïntegreerd; het genre heeft zich door een schier onbegrensde verwijding van zijn belangstellingsgebieden als het ware ontwikkeld tot de meest specifieke, want de meeste mogelijkheden omvattende kunstvorm van een tijdsgewricht dat door zijn eclectisch karakter wordt gekenmerkt. Hoeveel er van deze huidige romanproduktie voor latere geslachten artistiek waardevol zal blijken, valt vooralsnog niet uit te maken, maar het is een feit dat de hedendaagse literatuurgevoeligheid in niet geringe mate door de bovenomschreven eigenschappen van de moderne roman wordt aangesproken.
Het aandeel van mode en snobisme in deze voorkeur ter zijde gelaten, en bovendien wel degelijk er van overtuigd dat de romankunst als zodanig het niét in de eerste plaats hebben moet van verstandelijk uitgewerkte probleemstellingen, maar wel van dat nog steeds mysterieuze vermogen dat de waarachtige schrijver kenmerkt, om met de middelen van de taal, gefingeerde mensen met dwingender overtuigingskracht in ons bewustzijn te laten leven dan de reëel bestaande die ons dagelijks omringen, - | |
| |
heb ik toch de indruk dat wie bewust geestelijk leeft, er tegenwoordig nog zelden toe komt een roman te lezen die slechts verhaal ter wille van het verhaal is. Deze vaststelling houdt geen waardeverminderend oordeel in over het werk van rasechte vertellers die doorgaans, wijl ze vertrekken van een scherp geobserveerde realiteit, in opvallende mate de gave van het driedimensionale scheppen bezitten; maar we zijn allen min of meer getekenden van een neurotische tijd en we kunnen nog maar moeilijk de uiteraard door het genre gevergde, langdurige en rustige aandacht opbrengen voor een uit gevoel en verbeelding gecomponeerde, verhalende anekdotiek, indien onze belangstelling niet tevens wordt geboeid door levensaspecten, hetzij van psychologische, sociale, politieke, metafysische of welke aard ook, die ons met de veelzijdige problematiek van deze tijd confronteren.
Johan Daisne heeft goed betogen dat precies de anekdote het zout is der geschiedenis, ‘d.i. levenszaad voor de kunst’, mij althans kan het anekdotische alleen interesseren in funktie van een bepaald getimbreerde stem, van een persoonlijkheid waarmee ik me op de een of andere, vaak moeilijk te achterhalen manier door onderhuidse affiniteiten verwant voel of verbonden. Dan krijgt de anekdote een memorialistisch karakter, ook al is ze de belichaming van een gedroomd beleven, de reële belijdenis van een denkbeeldige ervaring, maar als zodanig dan toch de emanatie van een psychische achtergrond die aan de mijne appelleert, zodat ze als het ware deel gaat uitmaken van een eigen, ongeschreven, intieme autobiografie, waarin droom en werkelijkheid ook niet meer te scheiden zijn. Doch het aantal werken en auteurs dat deze drempel overschrijdt is vrij gering. Overigens ben ik er mij terdege van bewust, dat deze gunstige vooringenomenheid geen absolute maatstaf ter objectieve waardemeting inhoudt.
Een schrijver die me in dit opzicht van den beginne af geboeid heeft en geïntrigeerd, is Hubert Lampo. Zijn werk is als het ware een doorlopende confrontatie met zichzelf, en ofschoon het een gezond beginsel is, dat het genieten en beoordelen van een literair werk geheel vrij moet kunnen staan van enige vertrouwdheid met het leven van de auteur als particulier persoon, in de boeken van Lampo zijn werkelijkheid en verbeelding zo onafscheidelijk door elkaar gemengd, is de droom zo vanzelfsprekend gegroeid uit en innig verbonden met de realiteit der gegeven eigen persoonlijkheid, haar noden en verlangens, dat men bijna tot deze vertrouwdheid gedwongen wordt, en men bij de lektuur van zijn werk soms enig gevoel van onbehagen niet kan onderdrukken, opgeroepen door een vaag besef van onbescheidenheid, als bij het onwillekeurig beluisteren van intieme bijzonderheden die niet voor de openbaarheid zijn bestemd.
| |
| |
Dat men zich daarbij dient te hoeden voor te haastige conclusies in de richting van het strikt autobiografische, ligt achteraf beschouwd, wel voor de hand. Een roman immers, is ten slotte een werk van verbeelding, ook als de auteur de grenzen der epische conventie zo ver verlegt dat ze samenvallen met deze van een weliswaar uit de ervaring gevoede, doch niettemin uit de vrije fantazie gecreëerde en dus verzonnen autobiografie. De psychische status van een bepaalde meneer als romancier is trouwens een andere dan die van dezelfde meneer als huisvader of burgerman; ware het anders, er zou eenvoudig geen literatuur bestaan. Het gevleugelde woord van Flaubert: ‘Madame Bovary c'est moi’, is waarachtig geen boutade maar de paradoxale formulering van een buitenzinnelijke realiteit. De vereenzelviging-in-de-geest van een auteur met een of meer van zijn personages, is het zout van wat men scheppende verbeelding pleegt te noemen, de toetssteen der authenticiteit van een kunstwerk, de norm der innerlijke waarachtigheid, het beslissende criterium waarmee in extreme gevallen kunst van kitsch, literatuur van leesvoer wordt gescheiden.
In de dagelijkse praktijk der beoordeling van letterkundig werk nochtans, valt de lijn niet altijd zo scherp te trekken. Er zijn inderdaad niet alleen vele graden in welslagen of mislukken van een kunstwerk, wat meestal met het schommelend gehalte aan authenticiteit of innerlijke waarachtigheid te maken heeft; er zijn bovendien evenveel manieren en vormen van psychisch engagement als er schrijvers zijn. Dat men bij Lampo zo vaak, zonder enige extra-literaire bijbedoeling overigens, onwillekeurig geneigd is achter gedragingen en belevenissen van zijn hoofdpersoon de schrijver zelf te zien, vindt wel zijn oorsprong in het feit dat zijn helden (men interpretere dit woord liefst niet in te heroïsche zin), ze mogen Don Juan, Freek, Groenevelt, Benjamin, Rudolf Reyniers of hoe dan ook heten, steeds nieuwe incarnaties zijn van dezelfde hypersensibele gevoelsindividualist waar van de aanvang af zijn werk om draait, en die door de schrijver niet zonder enige narcistische koestering met zoveel telkens weerkerende details naar uiterlijke verschijning, karakter, denkwijze en levenshouding wordt getekend, dat men gerechtigd is in ieder van deze figuren een wensdroomgestalte van de auteur zelf te zien, geplaatst in een meestal vrij romaneske wensdroomsituatie, en tegenover een vrouwelijke partner die onveranderlijk, zo fysiek als geestelijk een sterk verwante belichaming blijkt te zijn van de ideale zusterziel die érgens op de wereld moet bestaan, - de anima waarvan elke man sinds mensenbestaan, al dan niet bewust, het oerbeeld als een baken in zich draagt, en die de subtiel bezenuwde nooit aflaat na te jagen, omdat hij beseft dat de doem der individuele eenzaamheid slechts overwonnen wordt door het bereiken van een volmaakt geluk in de vereniging met deze bestemde zusterziel.
| |
| |
Doch het leven spant zijn strikken, en doorgaans wordt de vereniging verijdeld door het blinde lotsbestel of verhinderd door de ontoereikendheden eigen aan de menselijke staat, zodat de liefde onvervuld moet blijven of pas haar vervulling kent in de gezamenlijke dood der gelieven. Altijd geeft dit motief, hetzij als hoofdthema, hetzij op het tweede plan, aan zijn werk de weemoedig-erotische grondtoon van bijna bereikte maar uiteindelijk nooit bereikbare gelukzaligheid als levensstaat, door het, zo lichamelijk als geestelijk, harmonisch samenvloeien van twee wezens die in eeuwigheid voor elkaar zijn voorbestemd.
In Lampo's voorlaatste boek, De komst van Joachim Stiller, was de oude droom eindelijk in vervulling gegaan, dank zij het ingrijpen van een milde bovenzinnelijke macht. Doch het geluk wordt overschaduwd door de gruwelijke dood van Stiller zelf, de onbaatzuchtige bewerker ervan, waaruit de lezer zelf de conclusie trekken kon dat het geluk op deze wereld nooit volmaakt en wolkeloos kan zijn, gezien de ‘onverbiddelijke noodzaak’ dat er met ‘een onafwendbaar offer’ zwaar moet worden voor betaald.
Is dit smartelijke levensaanvoelen sindsdien tot een blijmoediger visie op de bevrijdende mogelijkheden van de eros in dit aards bestel geëvolueerd? De ontknoping van Hermione betrapt, zijn jongste werk, schijnt in die richting te wijzen. Ik heb er een onoverwinnelijke afkeer van, de feitelijke inhoud van een roman na te vertellen. Men bewijst er de lezer noch de schrijver een dienst mee, want altijd blijft zulk een skeletachtige samenvatting ver beneden het peil van het levensware verhaal, dat zijn suggestieve werking geenszins aan de verhaalde feiten en gebeurtenissen op zichzelf ontleent, doch in de eerste plaats aan de imponderabele krachten van taal en stijl die dit concrete feitenmateriaal ziel en leven schenken. Wie dus de vaak dunne epische draad uit een taalschepping lospeutert en deze ter beoordeling van het geheel en ter voorlichting van het publiek op zijn sterkte gaat beproeven, handelt m.i. ondanks de beste bedoelingen onrechtvaardig tegenover de schrijver en zijn werk. De werkelijke inhoud van een boek is veel complexer en veel dieper in de scheppende persoonlijkheid van de auteur verankerd dan een overzicht van de behandelde stof kan doen vermoeden. Ik zal er mij dus wel voor wachten, deze roman na te vertellen, te meer daar het gegeven, ontdaan van zijn doordringende atmosfeer en van zijn tastbare lichamelijkheid, kortom van alles wat het tot literatuur maakt, wellicht niet aan het gevaar ontsnapt, enigszins sentimenteel en zelfs een tikje melo te schijnen. Ik haast me er dadelijk aan toe te voegen dat Lampo het echter op briljante wijze naar een niveau weet te schrijven, waar dergelijke bedenkingen geen schijn van kans meer hebben. Doch om dit te kunnen beamen, moet men het verhaal
| |
| |
als geïnspireerde entiteit over zich laten gaan, en zich niet laten beïnvloeden door een misleidende korte inhoud.
Met het oog op de gestelde vraag, of de schrijver sinds zijn vorige roman tot een optimistischer kijk op het leven is gekomen, moge het dus volstaan te weten dat de hoofdpersoon Rudolf Reyniers na twintig jaar de dood gewaande geliefde van zijn jeugd, in wie hem tijdens een kort gezamenlijk verblijf aan zee de zusterziel werd geopenbaard, terugvindt en met haar na een wettig huwelijk verder door het leven zal gaan, - zulks in weerwil van zijn nonconformistische ideeën dienaangaande. Aldus elliptisch voorgesteld lijkt het geval vrij burgerlijk en weinig interessant, en ik geef toe dat de tragiek van ‘de gelieven van Falun’ artistiek en menselijk aangrijpender is, zoals een noodlottige ontknoping het nu eenmaal altijd zal winnen van een happy end. Maar in weerwil van het vrij banale slot, en zelfs tot ìn de jubel van het hoge eindakkoord, bezit ook deze roman een overtuigend accent van echtheid en levensnoodzakelijkheid die men ter wille van de stoutere worp die Joachim Stiller was, niet over het hoofd mag zien. Daarvoor is dit verhaal m.i. te duidelijk de neerslag van een psychische catharsis, of misschien wel van het vertederende verlangen naar een bevrijdend gevoel van herwonnen evenwicht, waarmee men het leven minder kwetsbaar en met aanzienlijker kans op succes het hoofd kan bieden. Aldus bekeken, als literatuur geworden wensdroom dus, ligt het volkomen in de lijn van Lampo's volgroeide literaire persoonlijkheid en sluit het zuiver aan bij zijn vroeger werk. Er is trouwens een uitlating van de hoofdpersoon die weinig twijfel laat nopens de diepere zin van het milde slot. ‘Soms’, zegt hij, ‘is het een grote troost een verhaal te kunnen schrijven, waarin wij de werkelijkheid ertoe dwingen zich naar onze wil te plooien’. Is het niet uit ontoereikendheid en hunker naar vervulling dat de schoonste dromen van de mensheid worden geboren?
Men heeft bij de bespreking van dit werk bezwaren geopperd tegen het feit dat de weliswaar technisch zeer knap aangevoerde en ook volkomen aanvaardbaar gemaakte ontknoping door haar realistisch karakter afbreuk doet aan de verwachtingen die door de magische inslag in de voorafgaande ontwikkeling van het verhaal worden gewekt. Met andere woorden, wanneer de hoofdpersoon twintig jaar na de officieel meegedeelde dood van de geliefde, toevallig een vrouw ontmoet die hem door haar gelijkenis met het nog steeds betreurde wezen fascineert en ontroert, dan aanvaardt men geredelijk dat deze man, gezien de hem toegeschreven aard en gevoeligheid, zich in allerlei gissingen nopens deze mysterieuze gelijkenis verdiept, en dat daarbij vermoedens ter sprake komen die in een zekere vertrouwdheid met de wetenschappelijke hypothesen betreffende het bestaan van buitenzinnelijke krachten hun oorsprong vinden.
| |
| |
Wanneer aldus gedurende vele bladzijden een sfeer van magisch-realistische spanning werd opgebouwd, en er blijkt dan uiteindelijk helemaal geen mysterie te bestaan aangezien de overrompelende gelijkenis eenvoudig te verklaren is door het feit dat de vrouw in kwestie de dood gewaande geliefde zélf is, dan - zegt men - wordt door dit slot de gaafheid van het werk geschonden en het literaire peil ervan verlaagd. Het is natuurlijk ieders goed recht, al dan niet met een bepaalde ontknoping in te stemmen, maar in feite getuigt een dergelijke inmenging in het creatief proces van een vrij eenzijdig cerebrale houding tegenover het literaire werk. Dat de auteur juist déze ontknoping heeft gewild, lijkt me een voldoende reden om ze te rechtvaardigen, en het is aan ons om er de diepere zin van te achterhalen. En verliezen we vooral niet uit het oog, dat in weerwil van de bloedigste ernst alle kunst een superieure vorm van spel is, en dat het spel-element in elke kunstschepping wil geëerbiedigd worden.
Bij dit alles zou men Lampo onrecht aandoen, indien men niet nogmaals nadrukkelijk zou wijzen op zijn zeer eigen, reflectieve stijl die, gevoed door een subtiele zintuiglijke gevoeligheid en gedragen door een fors en soepel ritme dat een felle innerlijke bewogenheid verraadt, zijn sierlijk proza verrijkt met de diepere resonantie van een wakker intellect. Deze stijl, die in klankkleur en woordgebruik, in toonhoogte en sfeerschepping m.i. geen enkel spoor van beïnvloeding of schatplichtigheid meevoert, waarborgt hem een volkomen bewegingsvrijheid in de taal, waarvan hij een boeiend gebruik weet te maken. Want dat is wel het kenmerk van de rasschrijver, dat hij u zonder mooidoenerij van begin tot einde in de ban houdt van zijn woord.
|
|