te worden, bieden geen psychologische introspectie, maar wel overpeinzingen van een ‘geval’, van een hele existentie, die in de visie van de auteur op de ene of andere manier als ‘messiaans’ wordt geïnterpreteerd. De opbouw van dit stuk wordt bepaald door een esoterische ‘stream of thought’, een ‘reusachtige schrikwekkende gedachtenvlucht, die onbegane paden betreedt’ (blz. 44) en die het thema ‘messias’ volgens eigen logica, ‘wars van elke beheersing’ (blz. 43), ontwikkelt.
Wat wordt hier dan met ‘messias’ bedoeld? De betekenis van dit begrip blijkt het duidelijkst uit de fragmenten die de Messias-figuur uit het evangelie voor de geest roepen. Hoewel Krijgelmans ook op deze strookjes van zijn denktocht elke geografische en chronologische situering bewust in het duister laat, zijn de toespelingen op het evangelische lijdensverhaal voldoende duidelijk. Het verhaal van de Gezalfde, waarmee het boekje begint en eindigt, komt als een Leitmotiv in Messiah terug. Op de laatste bladzijden is zelfs een evangelist, ‘de vertrouwensman’, aan het woord, die dit alles zou hebben geboekstaafd om het wraakgericht aan te kondigen... Ook stilistisch gezien zonderen de flitsen en flarden uit het bijbels lijdensverhaal zich af van de rest: daarin heeft Krijgelmans zijn eigenzinnige krachtpatserijen het verst doorgedreven. Naar geest en vorm maken zij dus het eigenste van Messiah uit. Het bijbels passieverhaal zal dan wel de inspiratorische kern geweest zijn waaruit de denktocht vertrokken is. Het biedt tevens een beginsel van samenhang dat ons toelaat in deze puzzel enigszins klaar te zien.
De Gezalfde komt de Wil van de Vader volbrengen, predikt goedheid, zachtmoedigheid en naastenliefde, stelt zijn betrouwen in de Vader, treedt op als hemelse Rechter, maar ontvangt stank voor dank, wordt als vulgair kwakzalver uitgestoten en bezwijkt voor het brute geweld. Hij is niet opgewassen tegen al het bittere lijden, de lagen, listen en duivelachtigheden der mensenkinderen en is ten slotte niet bij machte zijn eigen hachje te redden. Kwijnend van angst, schaamte en vertwijfeling, door de Vader verloochend, wordt hij aan het schandhout gespijkerd. Kortom, de bijbelse Messiah is een ‘man-gek’, zoals Krijgelmans hem herhaaldelijk noemt. - Onnodig te zeggen, dat Krijgelmans zeer vrij met de evangelieteksten omspringt en o.m. de Gezalfde, die hier zeer apocriefe taal spreekt, verlaagt tot een deerniswekkende sukkel. Nu, dergelijke bewuste schrift-vervalsing past in zijn kraam en er zijn erger dingen die men hem kwalijk moet nemen. - De overige fragmenten werden dan waarschijnlijk bedoeld als illustraties bij dat centrale Messiah-motief. Het is echter bijzonder moeilijk deze samenhang overal te onderkennen.
Menigmaal stoot men immers op een brokstuk, dat men onmogelijk kan thuiswijzen. Ik benk bijv. aan de passage waarin een zesjarige knaap (blijkbaar een afstammeling van de hoofdpersoon in Walravens' Nega-