Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] [1958/7] André Demedts Altijd in mij Seringen wuiven op de wind, een ontzaggelijke hemel boven mijn hoofd en zonnige heuvels, ver, in een rij. Ik had alles nog schoner geloofd, maar ook dat is voorbij, nu de lente mijn hart overwint. Ik herinner het mij dat het zomer was, de zon ging onder en verguldde het groen van het gras. Wat ik wanhopig toen zei is onveranderd gebleven; er is niets, als gij er niet zijt, dan de trouweloosheid van het leven. De zwaluwen bouwen hun nest en blonde kinderen spelen. Een vervallen nest is alles wat rest, als de blaren vergelen, de kinderen zijn groot en de najaarsregen ruist in de goot. Waarom zou ik die regen niet volgen, - het ene beeld roept het andere op - en stromen als hij naar de zee? Ik stroom langs hem heen, ik stroom met hem mee naar het dal van de dood. Gij trekt u terug en keert weer als ebbe en vloed, stijgend en dalend, op en neer, maar als gij er zijt, is alles goed. Vorige Volgende