| |
| |
| |
André Demedts
De medereiziger
(Vervolg)
17 u. 55
Roekelozer dan hij het ooit had gedaan, reed Roger Malysse door de stad. Dat de straten te smal waren voor het moderne verkeer, dat zij vol bochten lagen en ieder kruispunt een gevaar voor een botsing betekende, waren vaststellingen die hem vandaag niet tot voorzichtigheid konden aanzetten. Gelukkig had de mist reeds een deel van de weggebruikers doen besluiten zich binnen op te houden; er waren vermoedelijk meer mensen in de koffiehuizen en bioskoopzalen dan op straat. Niettemin doken er onverwachte hindernissen op, een tram die hij achterop reed en plotseling als een vuilgele muur achter het mistgordijn zag oprijzen; een geparkeerde vrachtauto, wel verlicht, maar waarvan de lichten ongemeen hoog waren aangebracht, een oude, hysterische dame, die zich blijkbaar ingebeeld had dat zij veilig de straat kon oversteken omdat alle auto's, verlamd door de mist, niet verder durfden rijden, en die, toen zij de wagen rakelings aan haar voorbij zag schieten, begon te gillen, alsof zij het slachtoffer van een aanslag was geworden.
De remmen werkten onverbeterlijk; de motor zoemde gelijkmatig en nauw hoorbaar; bij het ontkoppelen en het omschakelen van de versnellingen ondervond hij niet de geringste tegenstand. Meer uit gewoonte dan opzettelijk, kontroleerde hij de wijzerplaat op zijn instrumentenbord; er was voldoende benzine in de tank, de batterij laadde lichtjes bij en met de boordlichten bleek alles in orde. Zijn linkerhand schakelde het kontrolelampje weer uit. Liever had hij het volledig donker in de wagen. In normale omstandigheden zou deze rit hem een spel zijn geweest, gelijkend op de innerlijke ervaringen die hij zich als knaap, door de soepelheid van zijn verbeelding had kunnen schenken. Hij boorde door de mist, alsof hij in een kleine, volmaakt ontworpen jager, als een bliksemstraal door de ruimte schoot. Sterren en sterrenbeelden, een geel, rood, blauw geflikker, doemden op en verdwenen weer in de grijze duisternis die hem omringde. Net alsof hij voortbewoog door een gasachtig lichaam dat aan hersenstof deed denken.
Maar hij was niet gewoon, deze avond; niets was als anders en dus stormde hij over de straatstenen van een stad, die hij al vroeger afschuwelijk gevonden had, even uitglippend op de natte tramrails, remmend voor verraderlijke hindernissen, voortgestuwd door de verbeten drukking van zijn voet op het
| |
| |
gaspedaal, voortgestuwd door de onrust van een gemoed, dat door achterdocht werd gekweld. Hij zou een uur vroeger thuiskomen dan hij door zijn vrouw werd verwacht. Hoe dan ook zou hij weten of er voor die glimlachende, gepolijste schurk die Van Hoeste heette, reden geweest was om wantrouwen te zaaien, weten of Irene hem bedrogen had en hem met berekenende doortraptheid wel haar betuigingen van liefde maar nooit haar hart geschonken had.
- Dat kan toch niet, dat kan toch niet.
Hoe gaarne had hij aan haar geloofd, nooit denkend dat er een dag zou komen, dat hij zou willen weten en zeker zijn, doordat hem een bewijs voor zijn vertrouwen in haar geleverd werd.
Ineens was een vloek aan zijn mond ontsnapt. Plotseling was in de mist, die door de lichtstraal uit de lantaarns van zijn wagen veeleer beschenen dan doordrongen werd, de schaduw van een mens opgedoken. Met een razend snelle reflex-beweging was zijn voet van plaats veranderd; de remmen gierden en braken de snelheid waarmede een aanrijding onvermijdelijk scheen. Maar op het uiterste ogenblik was de schaduw opzij gesprongen, terwijl de auto, reeds enige meters verder, tot stilstand was gekomen.
- Stommeling, hoe is het mogelijk! Bevend van opwinding schoot Malysse uit zijn wagen, vastbesloten de man die zo onvoorzichtig met zijn leven had gespeeld nog eens extra de huid vol te schelden.
Er kwam een jonge kerel op hem af, gestoken in de blauwgrijze uniform van de luchtmacht, met een gewone soldatenkoffer aan zijn hand.
- Je verdient een rammeling, barstte Malysse los, hoewel niet zo wreedaardig van toon als hij zou geschreeuwd hebben, was er in de verschijning van die jonge, in zo ver hij kon vaststellen bijna argeloos glimlachende vliegenier niet iets geweest dat verzoenend op hem inwerkte.
- Ik weet het, mijnheer, gaf de jongen zonder de minste verontwaardiging toe. Mag ik met u mederijden, als er plaats in uw wagen is? Ik moet naar K.
Verrassend klonk de vraag zeker niet, want het was geen zeldzaamheid dat soldaten verzochten om een lift, om wat geld uit te sparen. Maar dan hoefden zij het niet op die manier te doen!
- Kon ik anders? U zou zeker voorbijgereden zijn.
Er lag in die stem zoveel jeugdige frisheid, dat Malysse er verder door ontwapend werd. Misschien omdat hij zelf zulk een harde jeugd had gekend, was de aanblik van een jonge mens in staat hem te vertederen. Nu was die ontroering er opnieuw, achter de stekeligheid van zijn slecht humeur, zoals de maan achter de wolken, ze reeds doorschijnend met haar glans.
- Heb je op dit uur geen treinen meer, waarmede je naar huis kon rijden? Grif gaf het soldaatje toe dat er inderdaad nog treinen reden. Maar hij had wat geld willen uitsparen, omdat er nu eenmaal zoveel nodig was om het noodzakelijke te kopen. Meteen nam hij zijn koffertje in zijn andere hand, gereed om niet verder aan te dringen, als de vreemde heer in zijn barse onwil bleef volharden.
- Uitsparen? gromde Malysse. Maak het aan de ganzen wijs dat je uit
| |
| |
bezorgdheid om je ouders geld uitspaart. Je zult wel niet beter zijn dan de anderen die ermede bij de meisjes gaan zwadderen, met een air alsof zijzelf het zouden verdiend hebben.
- Dat doe ik niet.
Omdat het zo beslist en toch niet uitdagend klonk, voelde de fabrikant zich opnieuw getroffen en tegelijk opende hij het portier van zijn wagen.
- Stap dan maar in, al verdien je ook te voet naar huis te moeten tippelen.
Om hem bij het sturen niet te hinderen, schoof de vliegenier zover mogelijk van Malysse af. Hij zat daar stil, onbeweeglijk voor zich uit te staren, alsof hij vervuld was van iets dat nog komen moest. Weer gonsde de motor zijn suizend lied en dreef de wagen door de viezige mistbrij, die dichter scheen te worden, naarmate zij zich verder van de stad verwijderden. In het eerste kwartier werd er niet meer gesproken. Malysse dacht opnieuw aan zijn vrouw, aan de gevolgen die eruit moesten voortspruiten, mocht het blijken dat de waarschuwing van Van Hoeste gegrond was geweest. Wat zou hij moeten doen? Wat zou hij kunnen doen? Hij trachtte de verschillende mogelijkheden uit te stippelen, maar de aanwezigheid van de soldaat belette hem logisch te redeneren. Van zijn zwijgende aanwezigheid ging iets uit dat het bestaan, binnen de kleine ruimte waarin zij opgesloten zaten, veranderd had. Het werkte op de zenuwen en verlamde langzaam de feilloze kracht waarmede hij totnutoe had gestuurd en op alle tegenstanden gereageerd. Een schuine blik op zijn passagier overtuigde hem ervan dat de soldaat niets had ondernomen, dat had kunnen aanleiding geven tot beïnvloeding. Sedert hij in de auto gestapt was, had hij zijn houding nog niet gewijzigd. Soms meende Malysse dat hij door een vage parfum omgeven was, een lucht die met de reuk van de verbrande benzine en olie was gemengd, er op sommige ogenblikken bovenuit zweefde en aan de geur van de lente, van natgeregend groen en ontluikende jasmijnen deed denken.
Nu had hij reden om een nieuwe schampere vraag te stellen:
- Ben jij geparfumeerd misschien?
De lach van de soldaat klonk zo ongekunsteld, dat hij niet anders dan uit het hart van een onverdorven mens kon komen.
- Gisteren ben ik bij de kapper geweest. Misschien is de lucht van zijn salon in mijn kleren blijven hangen.
Met een vlug gebaar knipte Malysse het lampje aan, dat tegen de kap van de wagen was aangebracht. De cel waarin zij zaten stroomde vol licht en nu keken zij onderzoekend naar elkander, de fabrikant met een blik die geen genade kende. Tot zijn verwondering stelde hij vast dat de soldaat er zo jong, niet ouder dan achttien jaar uitzag.
- Beroepsmilitair?
- Neen, antwoordde de andere, en ik denk er ook niet aan.
- Gehuwd?
| |
| |
Schijnbaar ongevoelig voor het sarkasme waarmede de vraag was uitgesproken, glimlachte hij ontkennend.
- Daarvoor acht ik mij te onervaren.
Zijn schaduwloze openheid van hart werkte aanstekelijk. Ook Malysse begon te glimlachen.
- Verliefd dan toch?
- Zelfs niet verliefd.
- Ik begrijp niet dat je zo verstandig kunt zijn.
Hij knipte het lampje weer uit. Mocht ook zijn zoon zo koel en guitig worden, hij zou het feit als een zoete troost aanvaarden.
- Dat meent u toch niet, merkte de vliegenier op. Een leven zonder liefde kan moeilijk een gelukkig leven zijn.
- Zeg je dat uit ondervinding of praat je maar de gemeenplaatsen van anderen na?
- Ik herhaal wat ik gehoord en gelezen heb, omdat het mij toeschijnt dat het de waarheid is.
- Malysse gnuifde, liet de ruitenwissers werken en zei, achteloos, alsof het voor hem een uitgemaakte zaak gold, waaraan hij geen belang meer hechtte:
- Liefde bestaat altijd maar aan één kant, jongen, aan de kant van degene die bedrogen wordt.
Op die wrange waarschuwing stokte een gesprek, waar ten andere niets meer aan toe te voegen was. Lange tijd, zeker wel een kwartier, zaten zij weer zwijgend voor zich uit te turen, naar de witte strepen op de weg, die even in de gele schijn van de mistlampen oplichtten en onmiddellijk weer verdwenen. Het was alsof de auto langs de witte streepjeslijn werd voortgetrokken, alsof er een lint werd afgerold, dat hij volgde en meteen weer oprolde, zodat er geen spoor van zijn voorbijgang overbleef. Soms schoten zij aan een rijtje straatlantaarns voorbij, een dorp dat zij doorkruisten, soms aan een andere wagen, die moeizaam vooruit durfde komen en aarzelend, als een insekt met glariënde ogen, zijn richting zocht.
Eindelijk wees de aanwezigheid van talrijker lantaarns en veelkleurig verlichte naamborden erop, dat zij een stad genaderd waren.
- K., zei Malysse. Waar stap je uit?
Dat er in die vraag naast oprechte sympathie ook een zekere hoeveelheid spotternij lag, wilde de soldaat, blijkbaar meer uit voorkomendheid dan uit gemis aan scherpzinnigheid, niet geloven. Hij trachtte de zonderlinge man, die zichzelf overwonnen had om zijn goed hart in te volgen, de gelegenheid te bieden tot een goedheid die niet moest bevochten worden.
- Als ik mocht mederijden tot wij de brug over de rivier overschreden hebben, verklaarde hij, zou mij dat een groot genoegen verschaffen. Wenst u evenwel dat ik vroeger uitstap, gelieve te stoppen waar u het verkiest.
Malysse lachte, ietwat te luid opdat het een lach uit hoffelijkheid of vrolijke overmoed zou zijn geweest. Nog een tiental minuten en hij zou zijn wa- | |
| |
gen aan de straatband laten staan, om te voet de oprit naar zijn woning op te lopen. Dan zou hij de huissleutel omdraaien, binnengaan en weten.
- Waarom zou ik niet alles voor je doen wat je wenst? richtte hij zich tot de vliegenier. Hoewel ik je ekonomische manier van reizen niet zonder meer kan aanbevelen, heb ik je toch een geschikte knaap gevonden. Mocht het nu waar zijn dat je noch verloofd noch verliefd bent, haast je dan niet op dat gebied, want het is niets gedaan en de gevolgen blijven niet uit. Liefde wordt met verdriet betaald. Beter dat je wacht tot je de wereld doorkeken hebt en dan huwt met een vrouw die je tamelijk onverschillig laat en een bonk geld inbrengt. Zul je dat niet vergeten?
- Alleen zal ik het niet ten uitvoer brengen.
- Dan weet je vooraf wat je te wachten staat.
Nu zij nader kwamen bij de rivier, scheen de mist uit een dichter stof samengesteld. De witte strepen van het straatdek waren verdwenen. Er lag een tramlijn, waarvan Malysse twee meter ver de sporen kon zien glimmen. Terwijl hij met één enkele blik dat kleine gezichtsveld opnam, was het terzelfder tijd door de wagen verslonden. Met een hoekig gebaar van zijn hand veegde hij het water weg, waarmede zijn ogen ten gevolge van het ingespannen turen voortdurend werden gevuld. Ondanks zijn kwellend wantrouwen tevreden over de feilloze handigheid waarmede hij zijn waagstuk had volbracht, knipte hij het licht van zijn instrumentenbord aan, om te weten hoe laat het was. Het uurwerk wees 18 u. 55; hij had de vijftig kilometer in vijftig minuten afgelegd. Terwijl hij het lampje weer uitschakelde en zijn linkerhand alleen op het stuurrad lag, gleed de wagen van voren plotseling uit. Meteen was Malysse zich op een beangstigende manier van de aanwezigheid van zijn medereiziger bewust. Hij had de indruk dat de jongen de afstand, die hen van elkander gescheiden hield, verminderd had om met inspanning van al zijn aandacht zoveel mogelijk te waken op wat er gebeurde. Het kostte de fabrikant geen moeite om de wagen weer in de goede richting te dwingen, terwijl hij overmoediger dan bedoeld was zei dat er meer nodig was om een verkeerde beweging uit te lokken.
- Toch is het een gevaarlijke weg, drong de soldaat waarschuwend aan. Er is niet alleen de tramlijn, maar ook de brug waarover wij straks moeten rijden.
Het was een voorlopige brug, geslagen na de oorlog ter vervanging van een andere, die door een bombardement werd vernield. Zij was nevens de pijlers van de oude brug gebouwd, zodat de weg met een korte bocht erheen leidde. Bij normaal weder was die toegang helder verlicht en de witte en rode stroken die op de wrakke houten leuning geschilderd waren, tekenden met obsederende duidelijkheid de grens van de afgrond uit.
Toen Malysse later beschreef wat er op dat ogenblik was voorgevallen, was hij niet zeker van de feiten, doordat ze zulk een snel verloop hadden gekend dat zijn bewustzijn ze slechts als hun schaduw had kunnen volgen. Hij steunde op een logische beredenering van het gebeuren, zoals het zich bijna
| |
| |
noodwendig moest toegedragen hebben. Het begon ermede dat hij de boog voor de brug te wijd genomen had; om het linker zijpand van de weg vrij te laten, maakte hij een scherpe beweging naar rechts. Terzelfder tijd glipten de achterwielen van de auto in de tegenovergestelde richting en het rijtuig dat in zijn voorwaartse beweging gestuit was, cirkelde vliegensvlug om zichzelf, zodat het met zijn achterstel de leuning van de brug ramde en versplinterde. Was het geen wonder, dan toch een hoogst uitzonderlijke samenloop van toevalligheden maakte dat de wagen, ten dele hangend boven de rivier, in evenwicht bleef. Toen Malysse vaststelde dat de auto niet meer aan het stuur gehoorzaamde, had hij zonder erbij te denken op het rempedaal willen stampen. Meteen had de soldaat hem opzettelijk bij de uitvoering van die beweging gehinderd, zodat de remmen niet geblokkeerd werden en een lichte voorwaartse stoot van de motor het neerstorten in de diepte had voorkomen. De minste onvoorzichtigheid kon de auto uit zijn evenwicht lichten en toch moest er gehandeld worden. Langzaam en rustig, alsof hij zich niet bewust was van het gevaar waarin zij verkeerden, opende de vliegenier het portier van de wagen.
- Wilt u naar deze kant opschuiven? vroeg hij vriendelijk en tegelijk stapte hij uit, gevolgd door Malysse, ineens voelend dat hij rilde over al zijn ledematen en een koud zweet zijn voorhoofd overdekte.
- Dat is op het nippertje geweest.
- Ik zal hulp gaan vragen, zei de soldaat. Wij moeten verhinderen dat de wagen naar beneden stort.
Met dezelfde onverstoorbaarheid die zijn gehele optreden gekenmerkt had, nam hij zijn koffertje op en trachtte zich in de mist te oriënteren. Terwijl hij aarzelde in welke richting hij zou gaan, dook in de lichtschijn van de lantaarns die boven de brug waren aangebracht, de gestalte van een politieagent op.
| |
19 u. 25
De telefoon rinkelde.
- Afblijven, beval Geert Ollenberg.
Maar voor Irene was de toverban verbroken. Met het klare bewustzijn van de toestand waarin zij zich bevond, voelde zij een heerlijke vreugde haar hart doorstromen. Er was niets dan een voorbijgaande verdoving geweest, geen toegeving aan de verzoeking die haar bijna had overweldigd.
Toen zij de hoorn opnam, hoorde zij een jonge, welluidende stem, prettig en fris als het lied van een lijster, vroeg in de lente.
- Mevrouw Malysse?
- Met wie heb ik de eer? vroeg zij.
- Het doet er niet toe; ik bel u op vanwege uw man, om mede te delen dat hij over ongeveer een uur naar huis zal komen. Een ongevalletje met zijn wagen heeft hem wat vertraagd. Gekwetst? Gelukkig neen, mevrouw. Stel u gerust, hij heeft niet het geringste letsel opgelopen. Alleen is de auto wat beschadigd; niet zo erg evenwel, dat hij niet meer hersteld kan worden.
| |
| |
- Ik kom. Waar kan ik hem bereiken?
- Hier in de stad zelf. Aan de Noordlaan, in de garage Rozenboom.
Even aarzelde zij, verward door haar ontroering. Ondertussen hoorde zij, vooraleer zij had kunnen bedanken, de klik van de hoorn die aan de andere kant van de draad werd neergelegd.
- Ik ga onmiddellijk naar hem toe, besloot zij. Meteen draaide zij op de schijf het nummer van een taxi-onderneming om een huurauto te vragen.
- Zou ik je niet beter vergezellen? vroeg Ollenberg.
- Ik denk van neen, antwoordde zij, omdat er in het leven omstandigheden zijn waarin er niemand tussen twee gehuwde mensen mag staan dan de waarheid.
| |
21 u. 55
Na het eten hadden zij plaats genomen op de lage bank voor het open haardvuur. Zij had toch wafels laten bakken, maar doordat het meisje het gedaan had, waren zij niet zo lekker geweest als naar gewoonte. Zij had het gesmaakt en niets er op aangemerkt. De beukenblokken vlamden zonder rook en misschien was er onder dat beukenhout ook een klompje den, want een zoete harslucht vervulde de kamer.
- Had jij niet over Geert moeten spreken, zei Roger, ik zou erover begonnen zijn. Daarop vertelde hij wat Van Hoeste had laten doorschemeren.
- Heb je dat geloofd?
- Ik ben vroeger naar huis gekomen, omdat ik zekerheid wilde.
De gloed van het haardvuur verdeelde licht en donker over haar gezicht. Toen zijn ogen de hare ontmoetten, scheen zich iets van haar innerlijk leven aan hem mede te delen.
- Wat er met ons kan gebeuren weten wij niet, zolang wij het niet ondervonden hebben. Maar zolang wij elkander niets hoeven te verzwijgen, is dat een waarborg voor ons geluk.
- Die soldaat? antwoordde hij op een vraag van haar kant. Onverwacht en onopgemerkt was hij verdwenen, terwijl de wagen naar de garage werd gesleept. Hoe meer ik eraan denk, hoe vreemder ik het vind, dat er nog zulke jonge mannen zijn. Hij begon te lachen. Of het zou moeten dat het een hemelse geest was, onder een vermomming die je nog niet zo verkeerd kunt vinden.
Hij legde zijn hand op haar schoot en haar hand legde zich boven de zijne, zoals een dier graag gaat rusten, waar een warm plekje zonneschijn ligt.
- Als wij nu niets meer mogen verzwijgen, zei hij, moet ik je nog vertellen dat ik van Van Hoeste uitstel van betaling gekregen heb.
En het vuur brandde verder, met de majesteit van de dingen die niets menselijks aan zich hebben.
|
|