Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99
(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 470]
| |
WoordmagieDichters zie ik met klankenvuurwerk spelen:
Woorden knallen en zinnen slaan in delen
uiteen, in jubel- en in snikfragmenten
die hoge firmamenten zingend strelen.
| |
Veelvuldig ikNarcis zit in de spiegelzaal te kijken
naar al de broeders die op hem gelijken.
Geen schaamte helpt en ook geen rebelleren,
hij kan zijn evenbeelden niet ontwijken.
| |
Aards en hemelsLucht en bodem in mijn bereik
- laat me een Boom zijn in de vlakte! -
mijn wortels in het diepe slijk,
mijn kruin in 't ijle wolkenrijk.
| |
[pagina 471]
| |
NachtlichtjesVerlokking van lichtvensters in de nacht.
Ze trekken aan als lieve sprookjesboeken,
maar blijven dicht voor wie nieuwsgierig tracht
hun wonder te verstaan, hun tovermacht.
| |
HerinneringMoedertje, met Uw ogen zwaar van slaap,
Uw hoofd neigt als een avondstille bloem...
Mijn leven lang blijf ik Uw dromenknaap.
Steeds daagt Gij op telkens als ik U noem.
| |
Cosmische vreugdeNooit is het heelal zo verlicht geweest,
nooit heb ik de ruimte minder gevreesd.
Ik ben verwant met planten en planeten.
Sterren en stenen vieren samen feest.
| |
StadswaterlyriekGeheimen van het water in de huizen,
vlechtwerk van holle takken in de muren.
De waterdruppels stormen door de buizen
als eindeloze horden witte muizen.
| |
AngstavondMijn angsten staan op wacht achter de ruit.
Schaduwen schuiven op straat, en 't geluid
van stappen wordt sterker. Geweren blinken.
Brutaal geschel. En 'k sluip mijn kamer uit.
|
|