| |
| |
| |
André Demedts
De medereiziger
16 u. 55
Eigenlijk mocht hij mijnheer Van Hoeste niet; met zijn keurig pak en uitgestreken gezicht kon je het van hem aflezen dat hij zich boven alles en iedereen, behalve boven zijn eigen voortreffelijkheid verheven waande. Hij had een manier om je aan te kijken, met half samengeknepen oogleden, een weinig verwonderd en tamelijk ver uit de hoogte, die veel beheersing vergde van een man met zenuwen en temperament. Als je hem niet nodig had, zou je hem links laten liggen, met de voldoening dat je aan iets onaangenaams was ontsnapt. Maar Roger Malysse had hem nodig, hij moest een gunst aan hem vragen.
Het gebouw van de handelsbeurs stond vol groepjes pratende mensen, sommigen druk bewegend, niet alleen met hun handen, maar met hun gehele lichaam, trachtend een weerbarstige toehoorder van zijn ongelijk te overtuigen, terwijl anderen, voortdurend op hun hoede, zochten zich door een veiligheidsgordel van terughoudendheid tegenover de overal aanwezige en opdringende schraapzucht te beschermen. In gewone omstandigheden zou het voor Malysse een spel geweest zijn tussen de groepjes door te laveren, met zoveel handigheid dat hij niemand aanstootte. Dan verscheen een uitdrukking uit zijn kinderjaren, verborgen onder de alledaagse trekken van de bekommerde handelsman, weer op zijn gezicht. Als jongen op school kon hij zo tussen de spelende kinderen heenschieten, zich verbeeldend dat hij een snelboot was, die het vuur van vijandelijke batterijen moest ontwijken.
Daar stond Adhemar Van Hoeste dicht bij de pilaar waar hij altijd stond, donkergrijs, bijna zwart gekleed, ook daarin zoals naar gewoonte, en met de blikken van een vorst, die zich onder het gepeupel heeft begeven. Hij luisterde naar een korte dikke man, die naar Malysse spoedig opmerkte, de zonderlinge hebbelijkheid had, om de twee drie minuten zijn pink in zijn rechter oorholte te steken. Het gesprek dat zij voerden duurde een hele tijd, die Malysse zoekbracht met zijn zakboekje te doorbladeren en aantekeningen te lezen die hij van buiten kende of die geen belang meer hadden. Tot zulke dwaze en natuurlijk beschamende houding was hij verplicht, omdat hij in de knel zat en het niet mocht wagen de meest voor de hand liggende kans op een uitweg te verspelen.
Eindelijk scheen het tot het bewustzijn van Van Hoeste door te dringen dat er iemand wachtte op de geschikte gelegenheid om tot hem te naderen. Alsof
| |
| |
hij Malysse nu eerst herkende, knikte hij hem met een lichte hoofdbeweging vaderlijk toe. Meteen nam hij afscheid van de welgedane heer, die hem, wat als een bewijs van mateloos zelfvertrouwen kon uitgelegd worden, een oneerbiedige klap op de schouder gaf, wat zoveel moest betekenen als dat hij hem als deelgenoot in de heimelijke genoegens van het leven beschouwde.
- Nu is het maar, zei Malysse, dat ik verlegen ben om de betaling van de partij garens, die u mij geleverd hebt. Door een samenloop van omstandigheden is een buitenlandse order vernietigd geworden, met het gevolg dat ik niet kan beschikken over het bedrag, dat de diskontering van de wissel zou opgebracht hebben.
- Dan moet u een grote stock hebben? vroeg Mijnheer Van Hoeste. Weefsels die opgestapeld worden, betekenen een zwaar risico. De mode verandert; de kopers eisen nieuwe kleuren, nieuwe tekeningen en per slot van rekening is een enorm verlies niet te vermijden.
- Zo erg is het niet, haastte Malysse zich de garenfabrikant gerust te stellen. Zojuist heb ik een verkoop afgesloten, belangrijk genoeg om tweemaal uw schuldvordering te honoreren. Natuurlijk zou ik mij tot een bank kunnen wenden om in deze tijdelijke geldverlegenheid te voorzien. Als de zaak anders kan geregeld worden, zou ik nochtans liever de onkosten van zulk een kredietverschaffing vermijden.
- Ja, ja, begrijpelijk genoeg.
Toch liet mijnheer Van Hoeste uitschijnen dat hij reden tot verwondering had. Gesteld dat het de jongere zakenlieden niet aan kennis ontbrak, dan moest hij hun toch een zeker gemis aan voorbedachtheid verwijten. Niettemin wilde hij een blijk van grootmoedigheid geven.
- Hoe lang wenst u uitstel van betaling te bekomen?
- Amper een maand, verzekerde Malysse vlug, blij, ondanks de vernedering die hij zich reeds had laten welgevallen, met de hoop dat zijn verzoek zou ingewilligd worden.
- Zelfs in zaken moeten wij menselijk, als vrienden, met elkander om kunnen gaan. Het schonk hem een genoegen, verzekerde hij, een van zijn klanten een genoegen te kunnen doen. Alleen zag hij zich, om meer begrijpelijke redenen, die hij verder niet verduidelijkte, ertoe verplicht een kleine schadeloosstelling aan te rekenen. Eén percent was ongetwijfeld niet overdreven, stelde hij vast, en Malysse die oordeelde dat het tóch onbetamelijk was, verheugde zich over de redding uit zijn moeilijkheden en gaf toe dat hij de gevraagde verhoging graag zou betalen.
- Zo komt alles in orde, als het niet aan goede wil ontbreekt. Een toegeeflijke glimlach verhelderde even zijn gezicht, alsof het plotseling door een lamp werd beschenen. Dit was het ogenblik dat zij afscheid konden nemen, maar mijnheer Van Hoeste wilde zijn jonge zakenvriend niet laten vertrekken, zonder hem nog een paar hoogst nuttige aanbevelingen op het hart te drukken.
- Zo ver als mij door een lange ondervinding is gebleken, kan een faillissement twee oorzaken hebben. Wie niets aandurft, kan niets bereiken, maar
| |
| |
wie roekeloos speelt, verliest wat hij bezit. Geest van initiatief is onontbeerlijk, ik zou de laatste zijn om het te loochenen. Op zichzelf betekent dat echter een gevaar. Voorzichtigheid, overleg, doorzicht in zaken, dat zijn de eigenschappen waaraan men de man van formaat kan herkennen. Hij weet aan te pakken en nochtans blijft hij met beide benen op de begane grond staan. Een zaak die met fantasie en zonder ervaring wordt geleid, gaat zeker ten gronde. Liever geen verbeelding dan geen verstand. Een tweede oorzaak van een financieel debâcle dient buiten het bedrijfsleven, in de huishouding van de slachtoffers gezocht. Wat denkt u over onze moderne vrouwen?
Malysse fronste even zijn voorhoofd, waarbij zijn haar op een grappige wijze dicht bij zijn wenkbrauwen kwam, verrast door de vraag en toch genoeg bij de hand om te beseffen dat hij moest laten uitschijnen dat zijn oordeel over de moderne vrouwen met de opvattingen van zijn vaderlijke raadsman in overeenstemming was.
Meer dan een gebaar van goede wil verlangde mijnheer Van Hoeste blijkbaar niet, want nu hij het kwaad had omschreven, aarzelde hij niet om toe te slaan en het in de kiem te vernietigen.
- Een wenk die ik geef aan mijn kennissen en vrienden is de volgende: heb evenveel aandacht voor de levenswijze van uw echtgenote als voor het werk van uw betaalde arbeiders en bedienden. Mensen zijn mensen; als zij niet gekontroleerd worden, loopt het spaak. Natuurlijk is dit een algemene opmerking, maar het kan toch zijn nut hebben erover na te denken. Voorkomen is beter dan genezen.
- Ja, ja, ik begrijp dat u bedoelt over het algemeen, zei Malysse. Innerlijk voelde hij zich verstijven; de onverwachte ontroering deed zijn ingewanden pijn. Nooit had hij enig vermoeden gehad van wat hem nu werd voorgespiegeld en toch zag hij onmiddellijk in dat het niet mogelijk zou zijn zich zodanig van de opgeworpen verdenking los te maken, dat er geen zweem van wantrouwen meer overbleef.
Meteen voelde hij hoe de blik van de garenfabrikant langs zijn gezicht tastte, zoekend naar het doordringbare plekje, waar de ziel zich door het vleselijke masker zou verraden. Door inspanning van zijn wil slaagde hij erin de onrust die zich ineens van zijn hart had meester gemaakt te verbergen. Op schertsende toon gaf hij toe dat het inderdaad een geluk mocht heten, dat de mensen zo onwetend waren van elkander.
- Geen erger blinden dan degenen die niet willen zien! Reeds stak mijnheer Van Hoeste zijn hand uit om afscheid te nemen, maar ondertussen moest hij nog enige woorden toevoegen aan zijn beschouwingen. Konden wij beseffen, betreurde hij, hoeveel onheil, ook op financieel gebied, er zou vermeden worden, door een minimum van waakzaamheid, wij zouden onszelf en ook de mensen uit onze omgeving een grote dienst bewijzen.
Keurig en voornaam, na een hartelijke handdruk, liep de garenfabrikant in de richting van een groepje luidruchtige lieden, die hem blijkbaar zijn deel
| |
| |
wilden schenken in de vrolijkheid, die om het vertellen van een pittige anekdote was uitgebarsten.
Even keek Malysse hem na, plotseling ervan bewust dat hij hem niet had bedankt. Wat een gemene vent, ergerde hij zich. Wat heeft hij nu laten vermoeden? De nauwelijks bewimpelde toespelingen konden slechts één doel hebben: wantrouwen wekken tegenover Irene. Nooit was het in hem opgekomen dat er daartoe enige reden kon zijn en nu begon hij onzeker te worden over zijn vroegere zekerheid. Wat wist hij over zijn vrouw, wat had hij totnogtoe gedacht over haar dan wat zijn genegenheid, zijn hartstocht, zijn liefde, hem ingegeven hadden? Een betere echtgenote had je niet kunnen treffen, even verkleefd, zorgzaam en zuinig. Was hij werkelijk blind geweest en was Van Hoeste op de hoogte van iets dat zij met verraderlijke lieftalligheid voor hem verborgen had gehouden?
Met een ruk keerde hij zich om. De fabrikant had te veel of te weinig gezeid; hij moest duidelijker spreken en verklaren of het werkelijk in zijn bedoeling gelegen had bepaalde feiten te signaleren. Nu luisterde hij glimlachend naar de ernstige geschiedenissen die hem opgedist werden, zoals een schoolmeester luistert naar het kinderachtig gesnap van zijn leerlingen en tegelijk begreep Malysse dat hem om uitleg verzoeken een nutteloze onderneming was, daar hij toch geen ondubbelzinnig antwoord zou geven.
Een blik op de klok wees uit dat het twintig voor zes was. Gewoonlijk verliet hij om deze tijd het beursgebouw om zich naar een koffiehuis te begeven, waar hij enige vrienden ontmoette met wie hij een paar uren bleef kaartspelen. In een gehele week was dat de enige ontspanning die hij zich toestond en ze betekende iets in zijn leven, want hij vergat dat hij leefde gedurende die tijd, spelend met zijn gedachten, zijn woorden, zijn kaarten, lichtjes beroesd en verblijd als iemand die te veel champagne heeft gedronken.
Maar vandaag zou hij geen vrolijke gezelligheid kunnen verdragen; onbekwaam tot vergeten wat mijnheer Van Hoeste hem toevertrouwd had, even onbekwaam tot verbergen wat hem kwelde, zou hij zijn vrienden ontgoochelen en geperst door hun vragen niet kunnen verzwijgen wat hij als een schande beschouwde. Waarom zou hij zo dwaas moeten zijn aan anderen mede te delen dat hij onrustig en ongelukkig was? Beter onmiddellijk naar huis te rijden. Irene zou hem niet zo vroeg verwachten. Nu hield hij reeds rekening met de mogelijkheid dat zijn onverwachte thuiskomst een opheldering kon brengen. Als het zo is, dacht hij, zal ik geen genade kennen; ik bedrieg haar niet en wil ook niet bedrogen worden. Wat is een vrouw toch een raadsel, zelfs als ze gelukkig schijnt in haar huwelijk, een man heeft die tot op de grond doorzichtbaar is als een heldere beek, en moeder is van een kind dat leeft en haar nodig heeft, benevens van verschillende kinderen die nog moeten geboren worden.
Malysse laveerde tussen de groepjes door naar de uitgang; de drukte had reeds afgenomen, zodat er minder behendigheid nodig was om botsingen te ontwijken. Deze keer kon hij het niet als een spel opvatten; de hoeveelheid
| |
| |
kinderlijkheid in hem was verminderd, hij had de achterdocht van de ouderdom in de plaats gekregen en was er nog niet aan gewoon een ander mens te zijn.
Op straat viel hem de koude onaangenaam op het lijf. De mist die de gehele dag was blijven hangen, scheen tot een grijze brij verdicht, alsof de wolken op de grond neergezakt waren. Alleen onder de straatlantaarns en de verlichte uitstalramen lagen klaarder vlekken, waar de schimmen van haastige voorbijgangers doorheen gleden, plotseling opduikend en weer verdwijnend. Het zou geen pretje zijn om de vijftig kilometer af te leggen die hem van zijn woonplaats scheidden. Onder gewone omstandigheden zou hij het als een boeiend avontuur opgevat hebben; wanneer hij een onverwachte tegenstand moest overwinnen, begon hij te lachen, soms te zingen en dan kreeg hij de indruk dat zijn goed humeur een machtig middel was om de vijandelijke tegenmacht onschadelijk te maken. Sedert zijn gesprek met mijnheer Van Hoeste was de lust tot een jongensachtige branie hem ontgaan; een wrokkige verbetenheid was ervoor in de plaats gekomen.
Toen hij bij zijn wagen kwam, die geparkeerd stond op het plein vóór de handelsbeurs, een donkergrijze kever die deel uitmaakte van een onafzienbare verzameling kevers, stelde hij vast dat de mist op de ruiten bevroor. Dat zou de zichtbaarheid nog minder maken. Om de bijkomende uitgave te vermijden had hij bij de aankoop van zijn auto geen verwarmingstoestel laten aanbrengen. Die enige honderden franken waren hem te veel geweest, omdat hij het geld niet aan de zaak of aan de huishouding wilde onttrekken. Dat was zijn manier om lief te hebben en hoe werd hij ervoor beloond! Het enige wat hij nu kon doen was de raad van zijn garagist opvolgen; hij hief de motorkap op en stak vooraleer ze weer neer te laten een stokje tussen de platen, opdat er een spleet zou ontstaan waarlangs de warme lucht van de verbranding kon ontsnappen. Indien zijn vooruitzichten bewaarheid werden zou een kleine oppervlakte ijs op de voorruit smelten.
De motor sloeg onmiddellijk aan; terwijl hij hem liet warm draaien, dacht hij er met bitterheid aan dat de motoren trouwer zijn dan de mensen. Meteen startte hij, langzaam, voorzichtig achteruit rijdend om de nevenstaande wagens niet te schenden. Waarom mij daarom bekommeren, vroeg hij zich af, als zij zich aan niets gelegen laat?
| |
18 u. 30
Als Geert Ollenberg kwam, belde hij driemaal, kort opeen. Dat betekende: je hoeft niet op te schrikken of je af te vragen wie de bezoeker mag zijn, die onaangemeld wil binnendringen. Ik ben het maar, Geert Ollenberg, fotograaf, liefhebber cineast, vriend van den huize, jeugdkameraad van Roger, bondgenoot in goede en kwade dagen, man met een jongenshart, eenzaam, want nog altijd op zoek naar de andere helft van zijn wezen, geen standaardmodel met al de gevolgen vandien.
Irene had de kleine Wim naar boven gebracht, het vuur in de vulhaard
| |
| |
aangewakkerd en een paar sokken van haar man ter hand genomen, om de verbijsterend grote gaten te stoppen die hij daarin met even verbijsterende regelmaat wist aan te brengen. Van mannen gesproken, hij was een man. Als zij alleen was en aan hem dacht, kon zij een glimlach niet onderdrukken. Als opgroeiend meisje in haar ouderlijk huis, had zij zich de plagerijen en de verrukkelijke waanzin van twee oudere broeders moeten laten welgevallen; maar als zij hun euveldaden bij de heerlijke dwaasheden van haar man vergeleek, moest zij aan Roger de prijs in vindingrijkheid toekennen. Ook nu lag een vrolijke glans over haar gezicht, want zij kon niet vermoeden wat hij voor haar verborgen gehouden had, dat hij niet over voldoende kontanten beschikte om de levering van een partij garens te betalen.
- Verwacht mij niet te vroeg vanavond; ik moet verschillende zaken in orde brengen.
- Als je belooft niet te laat weg te blijven, zorg ik voor een verrassing.
Natuurlijk begreep hij haar bedoeling; nochtans bestond er een zwijgend aangegane verbintenis tussen hen, dat hij zich in zulke gevallen van den domme moest houden en niet laten uitschijnen dat hij wist, dat zij wafels zou bakken. Esaü had zijn eerstgeboorterecht voor een schotel linzen verkocht; hij zou het gedaan hebben voor een knasperend geurige wafel, overvloedig geboterd en met bruine suiker overstrooid.
- Is het niet grappig, vroeg zij zich af, dat de mannen die zich toch erop voorstaan dat zij de gehele wereld besturen, met zulke kleinigheden in toom te houden zijn?
Geert Ollenberg nam plaats in de zetel, die zijn zetel was, tussen het vuur en het lage tafeltje, waarop het rookgerief lag, en een vaas met wonderschone goudkleurige krysanten stond. Zonder te vragen of zij hem daarmede een genoegen verschafte, trok Irene zich in de keuken terug om thee te zetten. Teruggekeerd liet zij een klontje suiker in zijn kopje vallen en neerkijkend op zijn gezicht, verstrakte zij ineens, met schuin neergebogen hoofd, alsof zij luisterend de bevestiging verwachtte van wat haar blik meende te bespeuren.
Hij sloeg zijn ogen op.
- Is er iets?
- Er is iets met jou. Als ik mij niet bedrieg, heb ik je nog nooit zo ongelukkig gezien.
- Wat betekent dat ik het altijd al een beetje ben geweest?
- Ik vrees het, zei ze, huiverend.
- Ben ik ongelukkig omdat ik alleen ben en geen doel voor mijn leven weet?
Zij ging stilletjes achteruit, zich losmakend uit de aantrekkingskracht van zijn wezen, voelend dat de ontroering die haar aangegrepen had, haar wangen hoger had gekleurd.
Kon hij zo spreken en menen wat hij verklaarde? Een jonge, gezonde man als hij, met een onafhankelijk bestaan, had geen reden om zich over zijn eenzaamheid te beklagen.
| |
| |
- Wat heb ik veel aan een wereld vol mensen, als er maar één mens is naar wie ik verlang.
Dikwijls was het beter niet te begrijpen, maar als je nu begreep, hoe kon je het verbergen zonder je te verraden? Zij liep verder in de kamer en door de aanblik van de pick-up, kwam zij op de inval een plaat uit de diskotheek te nemen; de eerste die haar in handen kwam, was ‘De droevige Wals’ van Sibelius. Niet dié muziek. Het moest iets opwekkends zijn, zorgeloos als het geritsel van de wind door de grashalmen, iets dat eraan moest herinneren dat je niet noodzakelijk om de nutteloosheid van alle dingen bedroefd moest worden. Mozart misschien of een selektie uit Strauss.
Achter haar rug was Geert opgerezen; zij voelde hem naderen en stilhouden, zo dicht bij haar, dat de warmte van zijn adem langs haar nek streek en de welving van haar hals.
- Geen muziek, zei hij.
Zij draaide zich om en schrok van de angstige uitdrukking op zijn gezicht. Kon zij bekennen dat zij met hem te doen had en terzelfder tijd voor haar eigen medelijden op haar hoede was?
- Wat verlang je toch, Geert?
De vraag was een vergissing. Te laat zag zij het in.
- Als je nu eenmaal kon zeggen, zei hij, dat je iets voor mij voelt.
Haar handen uitstrekkend, om te beduiden dat er een beveiligende afstand tussen hen moest blijven, antwoordde zij met een mislukte poging om te schertsen:
- Vertel ik iets nieuws, als ik beweer dat wij allen van elkander houden?
- Dat is vriendschap. Niets dan een gevoel zo koud als het licht dat komt van de maan. Vriendschap sluiten, dat kun je met iedereen.
Plotseling was de vrees die zij gekoesterd had overwonnen, doordat de komische kant van het geval tot haar doordrong.
- Lieve Geert, zei ze, je bent overspannen. Laten wij aangenaam onze avond doorbrengen en niet terugkeren op het onderwerp dat je aangesneden hebt.
Even maakte hij een gebaar met zijn schouders, alsof hij wilde laten blijken dat hij zich beledigd voelde.
- Zou ik niet beter weggaan?
- Om de hele avond in je verdriet te kunnen ploeteren? Als je nu wilt vertrekken, moet je beloven dat je niet naar je woning zult gaan, om je daar eenzaam op te sluiten.
Haar voorbeeld volgend had hij weer plaats genomen in zijn zetel bij het vuur. Zij vermeed hem aan te kijken, tot een toevallige oogopslag oorzaak werd dat hun blikken elkander ontmoetten. Nog was hij niet over zijn ontketende gevoelens heen.
- Moest je beseffen wat ik geleden heb, je zou niet zo wreed kunnen zijn.
- Mag ik je wat zeggen, Geert? Als je jezelf moest kunnen gadeslaan met de ogen van een buitenstaander, zou je ophouden met jezelf te kwellen.
| |
| |
Jaren geleden heeft mijn moeder getracht mij aan het verstand te brengen dat vriendschap tussen mannen en vrouwen noodwendig op iets anders uitliep. Nooit heb ik het kunnen aanvaarden. Zul je mij nu toch verplichten mijn overtuiging te herzien? Er zijn toch flinke en fatsoenlijke meisjes genoeg, die van je zullen houden als je maar even laat uitschijnen dat je om hun liefde gelukkig zou zijn.
- Niet verder spreken, onderbrak hij, het doet mij pijn.
- Neem mij niet kwalijk, maar het is goed dat het je pijn doet.
Ineens stoof hij op:
- Het vernedert mij.
Zij, met nadruk op zijn naam:
- Geert, ik heb het toch niet gewild.
- Doordat je hier was en naar mij keek, lachte, vriendelijk was en een heimelijke verstandhouding schiep, ook in aanwezigheid van je man, heb je het uitgelokt.
- Als dat waar is, heb ik verkeerd gehandeld. Omdat ik met je te doen had, heb ik je alleen wat huiselijkheid willen schenken.
Hij antwoordde niet meer, in gevecht met zichzelf. Diep in het huis klonk het gerammel van vaatwerk, wat liet veronderstellen dat het meisje bezig was met het avondeten.
Irene dacht aan de beloofde wafels.
- Je kunt niet wensen dat ik je luidop vertel wat je zo goed beseft als ikzelf, dat het niet kan en niet mag.
Op zijn knieën lagen zijn gevouwen handen, waarnaar zij altijd moest kijken, omdat het zulke sterke handen waren. Er ging een verlokking uit van die handen, nauwelijks minder obsederend dan de bekoring die uit zijn blauwe ogen straalde.
- Vermoedt hij soms iets?
Ondanks alles wat er aan doodgewone menselijkheid achter lag, was het een beschamende vraag. Weer huiverde zij, alsof zij zich moest verdedigen.
- Er is toch nooit iets geweest.
Ineens stond hij nevens haar; ook zij wilde opspringen, maar die magere gespierde handen van hem grepen haar schouders vast en drukten haar weer neer in haar zetel. In de kamer, buiten de kamer, in de gehele wereld was er niet anders meer dan zijn gezicht. Het was alsof het een warmte op haar afstraalde, alsof een gloed ervan uitging die haar bloed aanzoog, zodat het opstuwde in de fijne haarbuisjes vlak onder haar huid. De zin voor humor, het besef van de betrekkelijkheid aller dingen, de kritische blik op zichzelf, verzwakten onder de stuwing van de onbewuste drangen die ineens hun kluisters verbroken hadden. Niet langer drukten zijn handen op haar schouders, zij gleden strelend langs haar schouders, alsof zij niet meer aan hem alleen toebehoorden, maar ook een deel van haar lichaam geworden waren, alsof reeds een deel van hun persoonlijkheid haar zelfstandigheid had prijsgegeven.
Op dat ogenblik begon de telefoon te rinkelen.
(Vervolgt)
|
|