Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 445] [p. 445] [1954/8] Anton van Wilderode De brug Oevers liggen als lichamen moe en vol grasbuilen langs de rivier. De brug haalt hen naar elkander toe met een sterke deinende spier. Gespannen staat zij van boord tot boord door haar eigen sprong overmand en de siddering zet zich stapvoets voort naar den horenden overkant. Haar wortels van ijzer boren diep in den berm als een diepe boom en soms wordt een zenuw wakker die sliep in het drijvend bed van den stroom. Het water bouwt op den bodem staag zijn waterkastelen van zand en blindelings dansen de wieren traag hun reidansen hand in hand. De dingen, vergeten of waardeloos, betrekken hun tweede bestaan: de watermoor in een kelk van kroos, een schoen die te ver is gegaan. De glanzende vissen rijzen teer als luchtbellen naar omhoog en liggen bladstil tussen bladmoes gemeerd met een roerloos geopend oog. [pagina 446] [p. 446] Een zachte regen van roest ruist neer uit de davering van de brug wanneer een boerenkar wederkeert naar den avond in het gehucht. En soms vaart een boot overmoedig voorbij in een plots tumult van geluid; daarvan staan de lissen groen overeind en rekt zich het oevergras uit. De canada breekt in handgeklap, de boomgaard is vol gebruis en de groene weilanden liggen eensklaps als een gordel rondom het huis. Vorige Volgende