Dat gebrek aan centrale binding is bij Mets veeleer het gevolg van een verkeerd inzicht dan van onmacht. Waarschijnlijk beïnvloed door zijn lectuur en de eisen van critici, die onvermijdelijk met elkander in tegenspraak zijn, gaat hij bij het ontwerpen van zijn romans van vooropgezette ideeën en niet van zelf waargenomen werkelijkheden uit. Typisch in die zin is ‘Flarden aan de Mast’, een product van loutere verbeelding. Vandaar ook de eigenschappen van zijn stijl, die algemeen, abstract, en daardoor grijs en eentonig is, uitgezonderd in ‘Christiaan Reinland’, waar Mets voldoende zorg aan de tekenende bijzonderheid heeft besteed. Het is bijna de stijl van het filosofische essay, zoals blijkt uit volgende aanhaling, ontleend aan ‘Flarden aan de Mast’ (blz. 165):
‘In zijn boek “Verlust der Mitte” zegt Hans Seldmayer, dat het de twintigste eeuw wel schijnt opgedragen de valsheid der hypothese van de autonome mens in een geweldig historisch experiment en onder ontzettend leed te bewijzen en te weerleggen. Want hetgeen thans reeds zichtbaar is, - nu het experiment zelf niets meer betekent dan een dolzinnige excentriciteit, - kan slechts aldus verstaan worden, dat de autonome mens niet bestaat en niet bestaan kan. Evenmin als de autonome kunst. Het behoort tot het wezen van de mens natuur en bovennatuur te zijn; het goddelijke in hem laat zich niet zonder schade van het menselijke scheiden. Volledig mens is de mens alleen als drager van de goddelijke geest’.
Als Mets zoekt naar zijn onderwerpen, in de plaats van te wachten tot zij zich vanzelf aan hem opdringen, is het voor hem van belang te weten wanneer hij goed of verkeerd gekozen heeft.
‘Mathilde’ is de geschiedenis van een fijne, teergevoelige vrouw, gehuwd met een echtgenoot die niet bij haar past. Hij geniet van het leven, een beetje grof, egoïstisch en onnadenkend natuurlijk, zonder te beseffen dat Mathilde aan zijn zijde door gemis aan begrijpen en liefde verkwijnt. Zij is niet aan het leven gehecht en daardoor trekt het leven zich langzaam uit haar terug. Op zeker ogenblik komt een andere man in haar bestaan, met wie er wel een eenheid van voelen en streven zou mogelijk zijn geweest, maar haar en zijn godsdienstige overtuiging behoeden hen voor een schuldige toegeeflijkheid. Met dit gegeven zou De Pillecyn of Inghelram een mooi boek kunnen schrijven hebben. Mets daarentegen lijkt ons minder geslaagd, hoewel zijn roman met de Vliebergh-Prijs werd bekroond. Het boek is niet vol genoeg en het overtuigt ook niet door zijn innerlijke waarachtigheid. Er komen verschillende volstrekt nutteloze personen in voor, betrokken bij gebeurtenissen die ten overstaan van de kerngeschiedenis onbelangrijk zijn, omdat zij enerzijds het verhaal niet vooruithelpen en van de andere kant ook niet waardevols bijbrengen tot het scheppen van de gewenste atmosfeer. De helft van de tekst kon worden geschrapt, zonder in iets de handeling te schaden. Wie ooit een roman geschreven heeft, weet hoe moeilijk het is dode plekken te voorkomen, zodat er geen dorre bindstof is die de waarde van hoogte- en laagtepunten al te ongelijk maakt. Bij Mets zijn de ondoorleefde gedeelten