| |
| |
| |
Stephanie Claes-Vetter
Martine
(slot)
XV.
Na drie, vier dringende en tenslotte wanhopige brieven kwam er antwoord uit Spanje. Het klonk hartelijk en opgewekt. Charles Van Aken had gehoopt tegen Kerstmis voor enkele weken naar Brussel te komen bij zijn dierbare moeder en zijn lief dochtertje, maar er was allerlei tegenslag in zaken. Hij was nu naar Spanje moeten gaan, voor hoe lang kon hij niet juist zeggen. Geld zenden van uit het buitenland was altijd moeilijk, dat wist zijn knappe Rosalys ook wel, maar alles zou terecht komen, zij moest zich niet zo bezorgd maken. Misschien konden zij en Grootmama zich nog een poosje redden als ze het zuinig aan deed. Papa zou alles regelen als hij kwam, daar kon ze gerust in wezen. Zou haar moeder hen niet zo lang willen helpen? Of als deze afwezig was, dan kon zij zich misschien wel wenden tot de redactie van haar blad om een voorschot, of allicht hadden ze goede vrienden die Rosalys tijdelijk uit de nood konden helpen. Het was toch maar voorlopig. De brief eindigde met de beschrijving van een kanten mantille en een zijden omslagdoek, te kostbaar om te zenden, pakketten gingen zo licht onderweg verloren, vooral wanneer ze mooie stukken bevatten, maar hij zag nu al van verre hoe verrast Rosalys zou wezen.
Het meisje vouwde de brief dicht, ze wilde niet verder lezen.
Het voorstel om zich tot Moeders werkgevers te richten om voorschotten te vragen, of om van hun vrienden te lenen, had haar met verbijstering geslagen.
Hoe was het mogelijk, hoe was zoiets mogelijk! Hoe kon een man zo zorgeloos het vermogen van zijn oude moeder te gelde maken en dit gebruiken, al was het voor zaken, al was het met de bedoeling het winstgevend te maken, en haar dan in zo'n toestand laten zitten.
Rosalys klemde de tanden opeen. Ze wilde niet denken, ze wilde niet oordelen, ze wilde de beschuldigende stem geen gehoor verlenen.
Maar ze wist zich geen raad meer.
Als Moeder vroeger voor langere tijd afwezig zou zijn, had ze haar voorzorgen voor huur, belasting, gas en electriciteit steeds genomen en Rosalys had er een eer in gesteld toe te komen met het huishoudgeld, dat steeds ruim
| |
| |
berekend was. Toen Moeder naar Amerika ging en zelve niet wist wanneer ze terug zou keren, had ze een overeenkomst gemaakt met haar hoofdblad. Over wat Rosalys verdiende had ze altijd zelve mogen beschikken, maar dat was natuurlijk niet toereikend geweest voor kleding en schoeisel en Moeder had haar daarop nooit beknibbeld. Deze keer echter, aangezien Rosalys naar haar vader en grootmoeder ging, had Moeder slechts een betrekkelijk geringe som beschikbaar gelaten en deze was sinds lang in het huishouden opgeteerd.
Ze kon, ja wat kon ze doen? Dingen van haarzelve verkopen of belenen, maar zoveel waarde zouden haar kostbaarheden wel niet hebben en ze wist ook niet hoe ze dat aan boord moest leggen. Thuis waren er genoeg mooie dingen, maar die waren van Moeder; ze zou zich eigenlijk al schamen iets van haar eigendommen van de hand te doen, want alles had ze toch van Moeder gekregen en zonder haar toestemming leek dat oneerlijk.
Aan Moeder schrijven, de waarheid zeggen? En dan zelve haar vader beschuldigen, hem nog meer neerhalen. Het te moeten vertellen zou zo erg niet wezen, maar schrijven, zwart op wit. En dan, waar zat Moeder voor het ogenblik, hoe en wanneer zou ze kunnen antwoorden of hulp verlenen?
Als ze maar iemand goed kende, als ze maar met iemand op vertrouwelijke voet verkeerde, als ze maar ergens raad mocht vragen al kon ze niet geholpen worden.
Verdrietig en ontredderd was ze op de Guldenvlieslaan de kerk binnengelopen om ergens alleen te zijn, om rustig na te denken. Ze kon op het ogenblik geen mensen, geen drukte, geen licht om zich heen velen, ze kon niet naar Linkebeek teruggaan, zo dadelijk, zonder tenminste voor zichzelve enige klaarheid in de toestand te brengen. Ze voelde zich ziek, moreel ziek, ze had deze middag iets gedaan, waar ze zich nooit toe in staat geacht zou hebben, ze had Blanche gevraagd haar wat geld te lenen, omdat ze zo slecht bij kas was en Moeder langer uitbleef dan ze gedacht had.
Blanche, loszinnig maar goedhartig, had haar even verbaasd aangekeken en toen het hoofd geschud. Dan bereidwillig als altijd:
- Zit je in nesten, arme stakkerd, niets voor jou. Je moeder en jij, zulke stukken degelijkheid. Veel heb ik zelf op het ogenblik niet bij de hand, maar voor overmorgen kan ik je makkelijk een paar briefjes lenen, ik heb edelmoedige vrienden. Ik zal niet zeggen dat het voor jou is, hoor, eenvoudig dat ik een nieuw toilet wil kopen.
Rosalys dacht eerst te weigeren, het was toch verkeerd geld aan te nemen dat van een minnaar van Blanche kwam, maar aan de toestand in Linkebeek denkend, antwoordde ze mat:
- Erg graag, het is heel vriendelijk van je. Zodra Moeder terug is, zal ik het je dadelijk...
- Neen Rosalys, praat er met je moeder niet over. Ik ken mevrouw Nieuwersluys, ze houdt helemaal niet van me. Dat beetje geld geef je me wel eens terug, later, bij gelegenheid, als het je schikt.
| |
| |
Overmorgen dus, maar met een paar honderd franken kwam ze niet ver, misschien tot Grootmama's pensioentje weer verviel, en dat nog niet eens. Dan was er gisteren die dreigbrief van de belastingen gekomen. Hoe zuinig ze het voor zichzelve ook had aangelegd, de zieke moest het nodige hebben, de medicijnen waren duur, en de brandstoffen waren op.
Ze zat ineengedoken, een van de weinige keren dat ze een kerk betrad. Eigenlijk kwam ze er alleen maar als er iets bijzonders te doen was, een huwelijk van bekenden of een uitvaart. Moeder had haar buiten alle godsdienst opgevoed, gek toch eigenlijk en waarom? Ze was niet eens gedoopt, meende ze. O ja, toch wel. Ze was in het moederhuis van de Malibranstraat ter wereld gekomen, en daar werden de volgende zondag alle zuigelingen van de week boven de doopvont gehouden. Maar dat was ook alles. Wel jammer, op het lyceum Daschbeck had ze verschillende kameraadjes gekend die hun Plechtige Communie deden, zoals ze dat noemden en weken tevoren daarmede druk in de weer waren. Ze had Moeder toen gevraagd of zij dat ook mocht doen, maar Moeder had geantwoord dat die kinderen uitsluitend belang stelden in hun witte jurken en sluiers en de godsdienst er weinig mede te maken had. Ze geloofde dat toch niet helemaal, de kinderen, sommige althans, waren heel verschillend van hun gewone doen in die tijd, en ook nadien.
Ze bleef maar zitten. Het was hier donker en stil en de mensen waren ook rustig. De meesten moesten zorgen hebben of verdriet, net als zij. Ze knielden zo plechtig en hielden de handen voor het gelaat, of staarden vroom voor zich uit naar het hoofdaltaar en naar het grote kruisbeeld in de middenboog daarvoor. Ze zagen er uit of ze hier iets zochten en zeker waren het te vinden. Misschien raad of troost, of de een of andere geheimzinnige hulp in hun nood.
Wat zou ze doen? Papa nog eens dringend schrijven? Maar ze wist dat het niet baten zou, dat hij vooreerst toch niet kon of wilde komen. Misschien had hij ginder in Spanje werk gevonden, de zaken in Frankrijk gingen immers zo slecht. Misschien was hij aan het schilderen en kon er nu niet van af. Moeder kon sommige tijden ook zo helemaal in beslag genomen zijn. Misschien had hij zich verzoend met zijn vrouw en was hij naar haar teruggekeerd of zij bij hem gekomen.
O, hoe ellendig! Wat was het toch allemaal treurig en ellendig. Ze wilde maar dat ze nooit naar iets gevorst en nooit iets vernomen had, dat het gebleven was zoals vroeger tussen Moeder en haar. Dat Guy maar was weggegaan, dat zij maar in de Kinderkribbe werkzaam was gebleven bij haar arme kindertjes. Sommige kleuters waren zo aan haar gehecht en vele moeders waren haar 's avonds, als ze doodvermoeid hun kleintjes kwamen halen zo innig dankbaar, en dan wist zij ze altijd wat op te monteren door de baby's erg te prijzen, vooral de lichamelijk het minst bedeelde.
Ze begon te schreien, ze was te vermoeid en ze tobde al sinds weken met pijn in de zijde en in de rug. Ze sliep slecht doordat die arme Grootmama nog steeds zo hoestte. Ze at ook niet behoorlijk meer zoals ze gewend was en ze kon het grove werk niet aan, het was te ruw en te zwaar voor haar.
| |
| |
Daarbij kwamen nu de geldzorgen, en Guy voorgoed heengegaan, en Papa die haar zo had teleurgesteld.
Weer klemde ze de tanden op elkaar. Ze moest flink zijn, Moeder had haar dat altijd voorgehouden, er naar gestreefd van haar een vrouw te maken, die op eigen benen stond. Moeder had op haar leeftijd, misschien iets ouder, wel voor heter vuren gestaan en zich overal doorheen geslagen, ook heel alleen.
Maar ze was niet zo flink als Moeder en ze droeg niet de last van een eigen te verwachten kindje, maar van een oude zieke vrouw. En wat Moeder nooit gekend scheen te hebben, gelukkig voor haar, Rosalys zat in geldnood.
Toen schoot het haar plotseling te binnen, terwijl ze altijd maar strak voor zich uitkeek naar de kleine vlam voor het hoofdaltaar en dan weer naar het grote kruisbeeld hoog boven het koor, ze zou Fred Bouwman opbellen, dat was Moeders beste vriend. Zij was eigenlijk niet zo op hem gesteld, maar ze wist dat hij eerlijk en betrouwbaar was, dienstvaardig en daarbij zelf niet rijk, dus kon ze hem gerust om raad vragen, maar dadelijk zeggen dat hij haar niets mocht geven, alleen maar zeggen hoe ze zou kunnen handelen en hoe ze doen moest met die belastingbrieven.
Rosalys stond snel op, ze kende de gebruiken, doopte haar vingers in het wijwatervat en maakte het kruisteken. Voordat ze de klepdeur opentrok wierp ze nog eens een blik op het pinkelende lichtje dat scheen te waken voor een verborgen aanwezigheid.
Fred Bouwman op het redactiebureau hoorde de aarzelende stem aan de telefoon. Rosalys Nieuwersluys scheen hem nodig te hebben, ze vroeg hem dringend te spreken, maar liever niet op het kantoor. Instinctief gaf hij de Taverne de la Scala op en zat een half uur later met het meisje in hetzelfde hoekje, waar hij met Martine zo dikwijls over hun vak gesproken en over persoonlijke aangelegenheden gekibbeld had.
Rosalys was zenuwachtig en zag er ellendig en behuild uit, maar ze vertelde alles rad en eerlijk, zonder schroom, legde de hele toestand bloot. Fred Bouwman liet haar uitpraten, ook over de dingen die hij reeds wist of vermoedde.
In een oogwenk had hij de zaak geregeld. Hij kon haar dadelijk geven wat ze nodig had en zou dan morgen een mandaat zenden. Hoeveel moest ze hebben: tienduizend frank, vijftienduizend frank, meer soms?
- Maar hoe doet u dan, en zal Moeder het wel goed vinden, dat ik dat allemaal van u aanneem?
- Je moeder en ik zijn oude vrienden. Ik heb geld voor haar ontvangen tijdens haar afwezigheid en moest dit maar zo lang bewaren, zegde ze. Voor ze vertrok, indertijd naar Amerika al, beloofde ik haar een waakzaam oogje op je te houden, en nu opnieuw, en dat doe ik thans metterdaad, wat wil je nog meer? Met te zeggen dat je een goed kind bent, en gelijk hebt te blijven waar je bent, en te volbrengen wat je op je hebt genomen, of door te beweren dat het in de aard van je vader schijnt te liggen een ander met de gebakken peren te laten zitten, daar kom jij niets verder mee. Wel, als ik je de duiten
| |
| |
verschaf en je op mijn erewoord verklaar, dat je moeder dat heel goed zal vinden en zeggen dat ze niet anders van me verwacht had.
- Denkt u dat werkelijk? aarzelde het meisje.
- Ik ben er zeker van. Zeg, ik ben juist bij kas, hier, neem aan en tel thuis maar na. Morgen volgt het mandaat. En zeg aan dat vriendinnetje liever dat je niets nodig hebt. 't Is een van de kennisjes, waar je moeder niet zo op gesteld is.
| |
XVI.
Een week na Martine's terugkeer had de begrafenis van de oude mevrouw Van Aken plaats.
De rouw werd geleid door haar enig overgebleven zoon Charles, op het laatste ogenblik uit het buitenland teruggekeeerd. Er waren weinig familieleden en enige buren en bekenden. Aan de zijde der dames ging voorop een tenger meisje in het zwart, dat de korte rouwsluier voor haar gelaat en om de hals had geslagen.
Na afloop van de dienst werd Rosalys door Fred Bouwman per auto medegenomen naar Brussel.
De andere dag liet Charles Van Aken belet vragen bij. mevrouw Nieuwersluys.
Betteke, op hun flat bezig zijnde, opende en liet hem binnen.
Rosalys lag op de cosy, juist als de eerste keer toen hij haar na de trambotsing kwam opzoeken. Martine trad hem enige schreden tegemoet, alsof hun weerzien de gewoonste zaak der wereld was.
- Dat is lang geleden, Charles. Ik moet je nog mijn deelneming betuigen.
- Ja, het is lang geleden, Martine.
Toen wendde hij zich om en knielde naast de rustbank van zijn dochter.
- Ik kom je bedanken, Rosalys, daar kom ik eigenlijk uitsluitend voor. Ik vind het vreselijk dat je voor al die moeilijkheden alleen hebt gestaan, en zeer dapper dat je het hebt volgehouden tot het einde.
Ze slikte haar tranen weg:
- Het was heel natuurlijk, het was mijn plicht, Papa.
Martine keek op beiden neer. Hij was dezelfde, hij was de man geworden die ze als jongen had liefgehad, juist de man die hij worden moest, en hij was gebleven wat hij was, de beminnelijke zwakkeling, die de vreugde deelde en de lasten op de schouders der anderen liet rusten, om ze in moeilijke dagen in de steek te laten. De last voor zijn kind op haar, Martine, de last voor zijn moeder op Rosalys, hun dochter.
- Het spijt me meer dan ik zeggen kan, Martine, dat ik dit laatste halfjaar...
- Neem plaats Charles, en laten we niet over het verleden praten, noch over het verre, noch over het nabije. Niet anders mijnerzijds dan om te zeg- | |
| |
gen, dat ik dodelijk geschrokken ben toen ik thuiskwam en Rosalys in die toestand weerzag. Ik heb geëist dat er dadelijk radiografieën genomen werden, en die wezen evenals het onderzoek uit, dat de longen van Rosalys in slechte staat zijn. Ze is altijd gevoelig geweest, het zat blijkbaar in de familie van vaderszijde. De volgende week gaat ze naar Zwitserland, om te beginnen voor een half jaar. Als ik alles geweten had, dan zou ik onmiddellijk van uit het buitenland bevolen hebben, dat Rosalys een goedbetaalde verpleegster moest nemen om bij de verzorging van je arme moeder te helpen. Nu, wat gebeurd is, moest waarschijnlijk gebeuren.
Geen woord van verwijt, geen enkele vraag om uitleg. Het verleden lag achter haar, nu als rijpe vrouw, zoals zij het verleden met deze man in haar jeugd achter zich had gelaten.
- Wat gebeurd is moest waarschijnlijk gebeuren, sprak zeer tot haar verbazing de hese stem van haar dochter. Het is jammer, dat u beiden daar niet aan gedacht hebt, indertijd...
- Rosalys, vermaande Martine streng.
Ze glimlachte, de koortsblos op haar wangen tekende zich scherper af.
- Ik ben zoveel ouder geworden, Moeder, zoveel ouder en wijzer dit laatste jaar, ik denk dat ik nu ook wel een woord mee mag spreken. Het huwelijk is er om de vrouw en het kind te beschermen tegenover de buitenwereld, maar misschien ook en vooral om de man te beschermen tegen zichzelf. Dit heb ik begrepen, maar u en Papa helaas niet, en daar zijn wij drieën het slachtoffer van geworden. Gelukkig dat Grootmama er de laatste maanden van haar leven niet door geleden heeft.
Een stilte viel. Het teken des tijds, dacht Martine. De jongeren regeren, de jongeren hebben meer levenswijsheid dan wij.
- Wat de financiën betreft, begon Charles Van Aken. Ik zal trachten het zo te regelen, dat de heer Bouwman...
- Er valt verder niets te regelen, antwoordde Martine kort. Ik had Fred Bouwman gevraagd wat op Rosalys te letten, ze had eerder naar hem toe moeten gaan. Ik had hem de middelen verschaft financieel bij te springen, als dit nodig mocht blijken, wat ik wel verwachtte. Het bestede geld is iets wat later toch voor Rosalys zou wezen. Je moet zelf weten of, en wanneer je dat aan haar kunt teruggeven. Ik hoop dat zij er geen dank voor verwacht.
Martine keerde het gelaat naar het raam, een late zonnestraal viel op haar trekken, die scherper leken en waarvan de rimpels meer zichtbaar waren dan gewoonlijk.
Ze was geen jonge vrouw meer, ze had haar leven lang hard gewerkt. Ze zou blijven werken, zoals ze het steeds gedaan had, hoofdzakelijk voor het kind dat ze nooit had willen verloochenen.
Charles Van Aken steunde het hoofd tussen beide handen.
- Ik ben de enige erfgenaam, hernam hij haperend, maar er schiet niet veel over van het fortuin mijner ouders. Alleen het huis. Rosalys schijnt ervan te houden, ik zou het haar gaarne geven, maar...
| |
| |
- Ik hoop dat de hypotheek of hypotheken er bij verkoop uit zullen komen, sprak Martine strak. Je moogt Rosalys nooit enige last nalaten.
- Ik wens het witte huis niet te behouden, nu niet meer, sprak het meisje treurig, nu niet meer. En ik denk, Papa, dat het beter is Moeder en mij verder maar alleen te laten. Wij zijn ons hele leven met ons beiden alleen geweest.
Hij stond op, Martine knikte even tot afscheid. Toen hij de cosy naderde sloeg Rosalys haar armen om zijn hals en omhelsde hem met de oude onstuimige hartelijkheid.
- Vaarwel Papa, arme Papa. Het is heus beter zo.
Charles Van Aken keerde zich nog eenmaal om:
- Martine...?
Zij schudde het hoofd en hij ging.
De schemer lag nu als een zacht dons in het ruime vertrek.
Martine zat nog steeds in haar club bij het venster en tuurde naar buiten. Van de straat kwam het drukke getinkel der trams, het zoeven der auto's, de honderden geruchten van het drukke stadsleven, het leven van gezonde, werkende mensen.
Rosalys stond op, knielde naast haar moeder neer, zoals haar vader het naast haar had gedaan.
Martine trok het blonde kopje tegen haar borst, kuste het smalle gelaat en fluisterde in een plotse opwelling:
- Mijn meisje, mijn lief klein meisje.
- O Moeder, en ik vreesde de laatste tijden nog wel, dat wij van elkaar zouden vervreemden, omdat ik...
- Omdat je geworden bent zoals ik mijn dochter wenste? Trouw, eerlijk, moedig, en standvastig in wat ze onderneemt, waarlijk mijn dochter.
- U moet het hem vergeven, Moeder, hij is niet zoals wij. Guy was ook niet zoals wij, in karakter en zo, bedoel ik.
- Het komt er niet op aan, wat de anderen betreft, als jij maar beter wilt worden, Rosalys.
- Beter worden! Natuurlijk word ik beter, niets of niemand zal mij daarvan afbrengen, trilde de jonge stem. Niets of niemand, hoort u, Moeder. Wij blijven samen ons hele leven lang. Alleen maar u en ik. Niemand anders.
Martine schudde het hoofd:
- Ik hoop van niet, Rosalys.
Beider gedachten zwierven weg. Voor Martine stond weer het beeld van de enige man die ze had liefgehad, voor Rosalys verscheen de gestalte van de jongen die haar verlaten had.
Hoe lang is het geleden, peinsde Rosalys, dat ik voor de eerste keer van mijn leven met Moeder getwist heb en zoveel boze woorden heb gebruikt.
Rosalys ging naar bed, ze was oververmoeid en koortsig, maar slapen kon ze niet. Verwonderd hoorde ze hoe de deur voorzichtig geopend werd.
| |
| |
- Kom maar binnen, Moeder, ik ben nog wakker.
Martine legde haar hand op het gloeiende voorhoofd.
- Heb je de temperatuur opgenomen, was er nog altijd verhoging?
- Och Moeder, daar zullen we morgen wel op letten.
- Gewoonlijk sliep je vast, vroeger, als ik naar je kwam kijken. Ik hoopte dat het nu ook zo zou zijn.
- Kwam u toen ik klein was nog altijd naar me kijken, voordat u zelf naar bed ging?
- Altijd, dat wist je toch wel.
- Neen, dat wist ik niet. Ik ben er blij om.
- Domme meid, altijd even sentimenteel.
In het aangrenzende vertrek rinkelde de telefoon. Martine begaf zich er heen. Het was Fred Bouwman.
- Martine? Alles goed bij jullie?
- Alles goed, wat is er voor bijzonders?
- Zorg dat Rosalys morgenvroeg de bladen niet in handen krijgt. Ik schijn de vuile boodschappen aan jou altijd per telefoon te moeten doen.
- Hoezo? Is er iets gebeurd?
- Een Belgisch Convair-toestel neergestort nabij de vlieghaven van Frankfort. Veertig passagiers, waaronder verscheidene Belgen en vier leden van de bemanning. Allen verongelukt.
- Vreselijk! Allen verongelukt. De hoeveelste ramp wel dit jaar?
- Die lange jongen, waar Rosalys nog al mee op had, die met zijn adelbrieven en zijn stamboom...
- Guy de Wevelghem? Neen Fred, dat niet, hè? Dat niet.
- Jawel, ze hebben de namen al opgegeven, er is geen twijfel mogelijk.
- O God toch! Ook dat nog. Dank voor de waarschuwing.
- Martine...
- Ja?
- Ik kom vanavond laat nog even langs? Vind je 't goed?
- Neen Fred, liever niet. Ik zal het je morgen allemaal wel uitleggen. Vanavond heus niet. Neem me niet kwalijk.
- Martine...
Snel legde zij de hoorn neder.
- Arme Rosalys, zuchtte ze, arme kleine Rosalys. Alles tegelijk!
Fred was toch een trouwe vriend, zo bezorgd voor hen beiden in alle omstandigheden.
Als ze eens op zijn voorstel was ingegaan, indertijd, of zelfs verleden jaar nog?
Arme Rosalys. Misschien zal er voor haar later ook een ander komen. Een echte man, die haar waard is, geen zwakkeling zoals de twee, die ons beider beste jaren bedorven hebben.
En als zo'n man komt, hoe weinig wint hij dan menigmaal.
Martine... Martine... altijd Martine, peinsde ze.
| |
| |
En ze hoorde het weer: de dreigende toon van haar vader, de zeurige toon van haar moeder, de gekrenkte toon van de baas na haar herhaalde weigering op zijn huwelijksaanzoek, de bezorgde toon van Fred al die jaren, de vleiende toon van Charles lang geleden en nu opnieuw, de enige die haar ontroerd had.
Een enkele toon telde in haar leven, de toon van de zachte bijna kinderlijke stem, die haar nooit bij de voornaam had genoemd.
Ik zal Rosalys zelf naar Zwitserland brengen. Ik blijf een paar dagen bij haar. Ik ga er iedere maand, of om de zes weken heen. Ik ga geregeld naar haar toe, werk of geen werk, besliste ze.
Martine ging naar het venster om de gordijnen te sluiten. Op het voetpad aan de overkant meende zij de slanke gestalte te herkennen, met een flambard en een puntbaard, die met langzame schreden heen en weer ging en naar de ramen van hun woning keek.
|
|