Witte’ als winnaar uit de stembus komt en het is absoluut zeker dat practisch elke Vlaming dat schelmachtig boek minstens een keer in zijn leven met onvermengd genot heeft gelezen, maar in laatste instantie behoort dit verhaal tot een genre dat gemakkelijk inslaat, omdat het veelal alleen doet lachen. Hiermee wordt weliswaar voldaan aan een nood, die van alle tijden is, maar men kan zich toch afvragen of het daarom een boek is, dat de lezer een werkelijke bevrediging schenkt en hem rijker en ruimer maakt. Gewis beschouwt Claes zelf het niet als zijn beste werk en zou hij liever een van zijn andere werken aan de spits hebben zien staan.
Dezelfde beschouwing zou men kunnen inroepen voor het tweede geklasseerde werk, Timmermans' ‘Pallieter’, dat eveneens tot het domein van de gulle lach behoort. Het is trouwens kenschetsend dat ‘Boerenpsalm’, het zeker degelijker werk van deze schrijver, heel wat minder stemmen behaalt dan de uitbundig-vrolijke Pallieter. Men kan natuurlijk ook nog andere besluiten trekken uit deze rangschikking en zeggen dat de Vlaamse lezer een zwak heeft voor vrolijke lektuur ofwel dat hij dit soort boeken als tegengif inneemt tegen de vele ernstige en pessimistische boeken, die hem worden aangeboden.
De onbetwistbare overwinnaar van dit referendum schijnt mij Stijn Streuvels te zijn en dit is een zeer verheugend verschijnsel in deze steekproef. Dat hij met een ernstig en stevig werk als ‘De Vlaschaard’, dat niet eens geschreven lijkt naar de moderne eisen van de verhaalkunst, zoveel stemmen kan totaliseren op een boek is een verdiend succes. Met de jaren wordt het steeds duidelijker dat deze schrijver het Vlaamse proza van de laatste vijftig jaar onbetwistbaar beheerst en dat zijn werk boven alle grillen en modetjes van de dag, van algemeen menselijke waarde en daarom blijvende is. Indien die 887 kiezers hun stem in alle eerlijkheid op hem uitbrachten (en zoals gezegd zich niet lieten leiden door traditie) dan zijn dat zoveel lezers, die een onbetwistbaar gerijpte litteraire aanvoeling bezitten en ook ontvankelijk zijn om andere werken van hoger letterkundig gehalte te waarderen.
De andere geklasseerde werken in de erelijst behoren tot zulkdanige genres, dat het geen verwondering wekt dat zij die plaats behaalden. Hun selectie wijst trouwens op bepaalde kringen van lezers. Dat Conscience's ‘Leeuw van Vlaanderen’ de Vlaamse mens blijft aanspreken is nationaal gezien een verheugend verschijnsel terwijl het tevens pleit voor de verhaaltechniek van deze schrijver: toch moet men erkennen dat die blijvende voorkeur, van zuiver litterair standpunt uit gezien, minder bevredigt. Werken als ‘Eigen Aard’ door K.C. Peeters en ‘Antwerpen door de Eeuwen heen’ door Fl. Prims bekleden een aparte plaats en zijn moeilijk bij de schone letteren onder te brengen. Dat Raf van der Linde met zijn ‘Vaarwel aan Gertrude’ de zevende plaats veroverde zal ook wel op geen louter letterkundige gronden steunen al heeft dat boek met zijn ruime openhartigheid en poëtische sfeer ontegensprekelijk zijn eigen en ook litteraire waarde.
De betere gebruiksliteratuur is in de uitslag vertegenwoordigd door Jean Du Parc en Aster Berkhof: men had normaal mogen verwachten dat deze populaire auteurs meer stemmen voor hun rekening zouden hebben gekregen. Emiel van Hemeldonck, die met het grootste aantal boeken (3) geklasseerd werd, staat met ere zijn man. In de productie van de dag krijgt zijn meest recente roman ‘Soet Antwerpen Adieu’ de palm en het behaalde aantal stemmen (330) voor een werk dat pas enkele maanden geleden verscheen, bewijst hoe zeer de boeken van de Kempische schrijver zich in de belangstelling van het lezerspubliek mogen verheugen. Men kan deze onderscheiding natuurlijk ook relativeren en zeggen dat de indruk van een pas gelezen boek sterker en actueler nawerkt en dat deze roman, die Antwerpen verheerlijkt, precies door Antwerpse lezers werd vooruit gestoten.
Er blijft dan nog in deze erelijst de kategorie der liefhebbers voor wat men ‘hogere letterkunde’ pleegt te noemen: de schrijvers, die hier met een min of meer groot aantal stemmen worden bedacht zijn Gerard Walschap, Lode Zielens, Marnix Gijsen en Herman Teirlinck, een selectie die ons dunkt nog zo slecht niet te zijn. Het is wel opvallend hoe de oudere garde volledig dit palmarès beheerst en het is begrijpelijk dat hier en daar een jongere schrijver op deze uitslag tamelijk wrevelig heeft gereageerd. Maar jonge auteurs