Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 287] [p. 287] Jongere dichters Frans Babylon Aan Jan van Nijlen Van Nijlen, sympathiek en wijs poëet, uw poëzie is troost in lege uren, wanneer ik oude pijnen moet verduren, die zelfs mijn vrouw niet te verdoven weet. Ook gij zijt geen asceet, die teksten eet, maar monkelt tegen dochters van uw buren en zit vaak eenzaam naar het veld te turen in huis of op kantoor, waar gij versleet, vol heimwee naar het land van zonneschijn, waar 's levens druiven niet verwaterd zijn en ook vanaf de grote weg te plukken. Uw poëzie proef ik als oude wijn, die smaakt als bitterzoete medicijn, als mij verdriet en weemoed weer bedrukken. Jos Murez Gewilde begrensdheid ik ben geklemd in een veelvuldig zwijgen en die mij toespreekt tast ik het masker af van zijn ondermaanse twijfels van zijn bovenaardse idolen van zijn mislukte tederheden als open hopeloze armen [pagina 288] [p. 288] naar cirkels hoeken kosmos planten bloemen naar tienduizenden dingen zonder namen zonder doel ik ren de verborgen gebieden af onachterhaalbare grenzen verschuivend naar het helle licht der immer verdwijnende horizonten en ik dwaal hier en dolend daar en nergens NERGENS weet ik veilig mij geborgen dan tussen glazen muren in een veelvuldig zwijgen Fr. de Schutter Emmaüs Wij zijn moede. Ons heerlijkste streven verspoelde. Alles gaat over, niets blijft behouden. Een sterfhuis werd ons hart en onze hoop een dode. Het eind van iedere reis is een graf: wij dalen, ter dood toe vermoeiden, naar Emmaüs af. Vreemdeling, weet gij dan niet hoe wij als gebroken rieten hangen over een stromend water? Ons geloof, onze hoop, onze liefde, en God zelf is voorbij. Het leven stroomt als een water: ween om het Panta Rhei. [pagina 289] [p. 289] Maar Hij nam het brood, en sprak de zegening uit, en brak en gaf ons, en wij zagen. Ons hart zal nooit meer versagen! Over de heuvelen jubelt aanhoudend zijn manende stem; wij keren als levenden weder, Jerusalem! Leo Herberghs Dichter Hij dwaalt voorbij met ingehouden voeten En wil wel lachen, maar hij is niet blij: Het liefst zou hij de vogels willen groeten, Maar die zijn ingekeerder nog dan hij. Soms loopt hij mee in dichte mensenstoeten, Maar weet zich eenzaam en niet zoals zij; En in de nacht zal hij hem weer ontmoeten, De verre ster, en voelt zich eindlijk vrij. De dingen, die hij eenmaal heeft ervaren, Staan in hem stil en blijven hem bezwaren Totdat hij schrijft, wat hij toch nooit vergeet: En wat een ander al niet langer weet, Moet hij bewenen en moet hij bewaren En moet hij dragen als een eigen leed. Vorige Volgende