Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99
(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |||||||
Amerikaanse letteren
| |||||||
[pagina 243]
| |||||||
leven, zoals dat zich rond haar openbaart. Met de schroom die ons in Renascence al hier en daar verrast heeft benadert zij het levensmysterie, maar nu heeft de onbevangenheid van haar eerste gedicht meer en meer plaats gemaakt voor een gevoel van diep ontzag voor alles wat haar omringt. Gedichten zoals: Elegy; The Bean-stalk; Low-tide; The Poet ans his Book behoren, evenals het volgend sonnet, tot de beste verzen van haar tijd. No rose that in a garden ever grew,
In Homer's or in Omar's or in mine,
Though buried under centuries of fine
Dead dust of roses, shut from the sun and dew
Forever, and forever lost from view,
But must again in fragrance rich as wine
The grey aisles of the air incarnadine
When the old summers surge into a new.
Thus when I swear, ‘I love with all my heart,’
'T is with the heart of Lilith that I swear,
'T is with the love of Lesbia and Lucrece;
And thus as well my love must lose some part
Of what it is, had Helen been less fair,
Or perished young, or stayed at home in Greece.Ga naar voetnoot(7)
De poëtische kwaliteit van haar dichtwerken schommelt voortdurend. In The Harpweaver and other PoemsGa naar voetnoot(8) - voor het titelgedicht ontving zij de Pulitzer Price of Poetry in 1922 - laat ze haar gevoel zo zeer meespreken, dat zij in de meeste verzen nauwelijks aan het sentimentele ontsnapt. De sonnetten uit de daarop volgende bundel The Buck in the SnowGa naar voetnoot(9) leveren het toppunt van Millay's dichterschap. In klinkdichten als ‘Sonnet to Gath’ en het hier volgend ‘On hearing a symphonie of Beethoven’Ga naar voetnoot(10) weet zij niet alleen het woordmateriaal volkomen te overwinnen, maar ook haar eigen stem geheel en al ondergeschikt te maken aan een gedicht, waaruit heel de ziel van dit muziekwerk naar voren komt. Sweet sounds, oh, beautiful music, do not cease!
Reject me not into the world again.
With you alone is excellence and peace,
Mankind made plausible, his purpose plain.
Enchanted in jour air benign and shrewd,
With limbs a-sprawl and empty faces pale,
The spiteful and the stingy and the rude
Sleep like the scullions in the fairy-tale.
| |||||||
[pagina 244]
| |||||||
This moment is the best the world can give:
The tranquil blossom on the tortured stem.
Reject me not, sweet sounds! oh, let me live,
Till doom espy my towers and scatter them.
A city spell-bound under the aging sun,
Music my rampart, and my only one.
Het werk na 1929 is technisch knap en getuigt dikwijls van een diep, filosofisch inzicht, maar het is arm aan levensgevoel. Het blijft een voortborduren op de stellingen van haar vorige bundels. Steeds verder werkt zij de opgaven uit; zij draait de problemen in haar handen om en om; zij beziet het leven van alle kanten, maar om nog naar een oplossing te zoeken, daar heeft zij de moed niet meer voor. Haar linies blijft ze voortdurend versterken, zonder tot de aanval te durven overgaan. In het werk van Millay, dat zij in de twintiger jaren schreef, zijn we voortdurend getuige van haar zoeken naar de harmonie tussen dat, wat de mens onherroepelijk tot een aards wezen bepaalt en dat, wat hem aan deze wereld laat ontsnappen: My candle burns at both ends;Ga naar voetnoot(11)
Tegenover elkaar staan bij haar de machten ‘Love’ en ‘Death’. Love noemt zij het hoogste geluk, dat de mens in de orde van het tijdelijke kan bereiken. Het is voor haar de toestand, die het meest de harmonie benadert, zonder evenwel het geluk te schenken, dat zij zoekt, want achter de vreugden, die Love biedt, strekt steeds Death zijn knokige handen uit om ook zijn deel van de mens te ontvangen. Death is daarom de macht, die alles wat de mens in het tijdelijke weet te bereiken tot niets terugbrengt en daardoor ook de menselijke prestatie zelf nihilleert. Toch zal zij later een beïnvloeding van Love op Death erkennen. Regels als: Death is our master, - but his seat is shaken;
He rides victorious, - but his ranks are thinned,Ga naar voetnoot(12)
uiten toch wel de hoop op een oplossing, die ons vol spanning naar het volgende werk doen grijpen, maar dan, juist op het hoogtepunt van haar strijd, moeten we ervaren, dat zij de kracht mist om deze ontdekking nader uit te werken. Zij is er al te zeer van overtuigd, als mens zowel aan het eindige als aan het niet-eindige gebonden te zijn, om met een van beide een compromis te kunnen sluiten. Love en daarmee alles wat de aarde bieden kan voldoet haar niet: ‘Love is no more than the wide blossom which the wind assails’Ga naar voetnoot(18), maar evenmin wil zij zich aan Death overgeven. Death immers is haar natuurlijke vijand, tot wie zij zich onontkoombaar aangetrokken voelt, maar | |||||||
[pagina 245]
| |||||||
tegen wie ze zich met alle macht zal verzetten: ‘I shall block my door with a bolt and a cable’Ga naar voetnoot(14). Leven noch dood apart kan haar bevredigen; zij verlangt beide tegelijkertijd te bezitten en het is haar onmogelijk één van deze twee machten onvoorwaardelijk toe te behoren. Al haar strevingen en verlangens gaan uit naar dit éne ideaal: harmonie in de mens. Van dit droombeeld kent zij slechts twee aspecten: ‘The peace of the grave and the light of the sun’Ga naar voetnoot(14) en nader omschrijven kan zij het niet. Dit probleem tot een oplossing te brengen stelt zij zich al ten doel in haar eerste gedicht Renascence. De wereld is niet wijder dan de horizon; het uitspansel kan zij met haar ogen meten. Horizontaal en verticaal ligt de schepping binnen het bereik van de mensen; niets is verder dan een armlengte van haar verwijderd en ingesloten in deze kooi valt zij ten prooi aan een intens verlangen naar dat andere, dat zij nog niet kent, maar dat zij spoedig - als door een wonder - ervaren zal als ‘the universe’. Het niet-tijdelijke heeft haar in zijn greep en hoewel de wezenlijke diepte er van voor de mens onbereikbaar blijft, ondergaat zij nu de materiële wereld in het scherpe licht van het niet-stoffelijke. Zij staat boven de wereld, maar tegelijk voelt zij de banden met de aarde haar strakker omsnoeren. Het wereldleed dringt tot stikkens toe op haar aan. Al de smart die door de mensen geleden wordt, zowel het psychische als het physieke lijden, moet zij in hun algemeenheid en verpersoonlijking ondergaan. Los van de wereld en gebonden aan de mensheid hoopt de droesem van het kwade, het ‘infinite remorse of soul’ (2), zich in haar op. Zij is de incorporatie van het kwade als zodanig en van de boosheid van ieder individu apart. ‘For every grief, each suffering’ lijdt zij als vertegenwoordigster voor allen het psychische wereldleed als een rechtstreekse consequentie van haar ervaren van het universum en in deze zielesmart is zij tegelijk de man die op Capri ligt te verhongeren, en ieder van de duizenden drenkelingen die op zee voor hun leven vechten: A thousand screams the heavens smote;
And every scream tore through my throat. (2)
Juist omdat zij ieder leed proeft, smaakt zij ook persoonlijk - en wel door haar mede-lijden met de mensheid - de dood als de laatste ervaring van de smart van ieder. Hoewel zij nu het oneindige ervaart en daarmee in relatie staat, is zij zelf nog geen onscheidbaar deel van het niet-tijdelijke. Wel neemt zij door haar kennis deel aan alles in het begrensde, maar zonder opgelost te kunnen worden in het oneindige; zij ervaart het leed zonder dat het voor haar mogelijk is boven de smart te staan. Zij blijft geworteld in het tijdelijke en daarom kan zij als mens de zwaarte van het oneindige niet aan. Deze onmacht om het tijdeloze te torsen noemt zij ‘suffering death’ en zolang duurt deze ‘doodstrijd’, als zij zich de spanning tussen beide machten | |||||||
[pagina 246]
| |||||||
bewust blijft. Ook deze agonie is een gevolg van haar contact met het universum. Zij begeleidt de mensen in hun smart tot in het graf, tot daar, waar het gebonden zijn aan de stof haar afvalt. Maar, Death geeft en neemt. De toestand van het gestorven zijn brengt haar wel is waar het verlies van leed, maar tevens verliest zij het essentiële van haar mens-zijn: And as it went my tortured soul
Burst forth and fled... (2)
Zij moet de aarde prijsgeven en juist door dit verlies kan de dood haar geen bevrediging schenken. Op het ogenblik, dat zij in het graf het tijdelijke herinnert, brandt opnieuw in haar de onrust en het verlangen naar het zilver in de lente en het goud van de herfst, naar het blauw van de hemel en de aangroeiende wolken voor een storm. Zou het dan onmogelijk zijn, dat zij herboren wordt? Kan God haar dan niet weer op de aarde plaatsen en waarom zou de regen haar graf niet uiteenslaan? And the big rain in one black wave
Fell from the sky and struck my grave.
I know not how such things can be. (2)
In een orgie van beelden en herinneringen ervaart zij de schoonheid van de aarde en zij erkent, dat, al is de wereld dan een compromis tussen het tijdelijke en het oneindige, zij toch nooit geheel gelukkig zal kunnen zijn zónder haar: Oh God, I cried, no drak disguise
Can e'er hereafter hide from me
Thy radiant identity! (2)
Als mens kan zij echter ook met deze hergeven aarde niet tevreden zijn. Zij blijft zich bewust van de spanning tussen haar en het hart: het hart richt zich naar het tijdeloze; de wereld van haar kant wil de mens geheel in zich opnemen. Uit dezelfde inspiratie, die haar drong Renascence te schrijven, werd ook haar later werk geboren. Haar liefde voor de natuur, voor schone dingen, haar honger naar vreemde landen, het zijn even zovele aspecten van haar zoeken naar rust en harmonie in de mens zelf. Waartoe dient het herleven van de natuur in de lente? vraagt zij zich af: schoonheid alleen is immers niet voldoende. Elders roept zij uit: ‘Lord, I do fear Thou'st made the world too beautiful this year!’Ga naar voetnoot(15) Duidelijker spreekt zij zich uit in The Blue Flag in the Bog. Ze verbeeldt zich hierin op het ogenblik van het laatste oordeel. Al is ze opgenomen onder de zaligen, de eeuwige rust, dit betekent het afscheid voor eeuwig van de | |||||||
[pagina 247]
| |||||||
wereld, kwelt haar op dezelfde wijze als waarop zij het dood-zijn in Renascence leed. Zij sluipt terug naar de brandende aarde en zoekt wanhopig naar iets, hoe gering dan ook, dat zij nog zou kunnen redden. Tussen de vlammen vindt zij in een moeras een blauw bloempje. Eerst wanneer de hemel haar opnieuw opneemt mét deze ‘Blue Flag’, voor haar het symbool nu van alles waarin zij de aarde liefhad, bereikt zij de harmonie tussen het stoffelijke en het oneindige en daarmee het geluk. Zij daagt de dood uit: ‘Back into your kennel’Ga naar voetnoot(16) en tart hem dat het sterven van haar persoon nog niet betekent, dat hij uiteindelijk toch overwint. In haar boeken immers zal zij blijven leven en daarom voegt ze de dood toe: ‘Me by no means dead in that hour’.Ga naar voetnoot(16) Iedereen: farmers, shepherds, sailors, scholars, hunters, women at your toil roept zij op voor de gemeenschappelijke strijd; zij kunnen haar redden door haar werk niet te vergeten: ‘Do not let me die!’Ga naar voetnoot(16). Is haar eerste bundel nog vooral het constateren van de liefde in de natuur rond haar, in de schoonheid, in de andere mensen en vooral in zich zelf (Blue Beard), in A Few Figs from Thistles begint zij naar het karakter van Love te zoeken. Haar sonnetten bezweren Love, als die dan toch aan de dood ten deel moet vallen, dat ze dan tenminste zolang mogelijk blijft bloeien en dat zij, wanneer ze eenmaal sterft, zal verdwijnen ‘graciously’, als het schone waardig. Heel nadrukkelijk plaatst zij Love in het tijdelijke. De band die er bestaat tussen het oneindige en de liefde moet zij immers elders zoeken. Waar, weet ze niet; of zij die relatie ook inderdaad zal vinden is voor haar niet zeker. Dit zoeken zet zij voort in Second April en al concludeerde zij in de vorige verzen, dat het zoeken eigenlijk hopeloos is, nu weet ze zeker, dat haar verlangen zal blijven uitgaan naar iets, dat boven Love staat: Let other lovers lie, in love and rest;
Not we...Ga naar voetnoot(17)
De ervaring van de liefde is kort: ‘only until this cigarette is ended’Ga naar voetnoot(18) - maar dit ogenblik heeft voor de mens een zeer grote waarde, omdat het zijn bewustzijn versterkt, dat hij niet geheel van het tijdelijke is. Opnieuw wordt de strijd Love-Death actueel en zij vermoedt voor het eerst, wat zij pas jaren later zal uitspreken: al wordt Love door de omstandigheden in het leven overwoekerd - al doet Death zijn invloed gelden - dan toch is zij niet geheel te vernietigen. Te goed kent zij de dikte van de liefdesboom om zich door wat struikgewas te laten afschrikken. In deze liefde immers weet zij zich verbonden met de grote liefde in de mensheid, die van Isolde, Guinevere, en Francesca: | |||||||
[pagina 248]
| |||||||
With lovers such as we forevermore
Isolde drinks the draughtGa naar voetnoot(19)
Zij staat niet los van hen, juist omdat zij met hen opgenomen is in Love. Het geheel van de liefde die aan de mensheid ten deel valt, uit zich slechts in weinig personen en op deze enkelingen rust de taak dit vuur voor de mensheid te onderhouden. And thus as well my love must loose some part
Of what it is, had Helen been les fair, (7)
De dichteres weet, dat liefde haar niet bevredigen kan, hoezeer haar hart er ook naar haakt. De vreugden van de wereld zijn kort en het geluk, nadat het eenmaal genoten is, gaat in een verstening over. Dit ogenblik van berusting waarmee Second April besluit, leidt het thema voor haar volgende bundel in. De sonnetten die zij in The Harpweaver publiceerde tonen scherp een nieuw aspect van de mens Millay. Niet langer is Love alleen maar het hoogste dat de wereld bieden kan, maar Love wordt een doel op zich. Zo zeer bemint zij haar, dat plotseling een radeloze angst haar overvalt zelfs dit te gaan verliezen. En iedere smart kan zij verwerken, behalve die van een gestorven droom: But that a dream can die, will be a thrust
Between my ribs of hot pain.Ga naar voetnoot(20)
Het geluk, dat Love vergezelt, komt haar niet eens meer zo belangrijk voor, als het bezit van de liefde zelf. Zij voelt, dat na de desillusie om een einddoel in de wereld te bereiken, zij thans ook het geluk van die aarde dreigt te verliezen. Love was slechts de zomer in haar leven, die wel even verwarmde, maar dan haar ellendig en eenzaam achterlaat: What lips my lips have kissed, and where, and why,
I have forgotten, and what arms have lain
Under my head till morning, but the rain
Is full of ghosts tonight, that tap and sigh
Upon the glass and listen for reply,
And in my heart there stirs a quiet pain
For unremembered lads that not again
Will turn to me at midnight with a cry.
Thus in the winter stands the lonely tree,
Nor knows what birds have vanished one by one,
Yet knows its boughs more silent than before:
I cannot say what loves have come and gone,
I only know that summer sang in me
A little while, that in me sings no more.Ga naar voetnoot(21)
| |||||||
[pagina 249]
| |||||||
Slechts eenmaal in haar leven - en dan nog maar ten dele - is Edna St. Vincent Millay ontkomen aan de greep waarin het probleem tijd en eeuwigheid haar gevangen hield. The Buck in the Snow laat alle onbevangenheid uit Renascence varen en alleen het sombere thema van de dood en de angst voor de dood treedt op de voorgrond. Het komt haar onwaarschijnlijk voor, dat ze zolang in de liefde heeft kunnen blijven geloven: dood is het onherroepelijke einde... Gazing upon him now, severe and dead,
It seemed a curious thing that she had lain
Beside him many a night.Ga naar voetnoot(22)
De strijd tussen Love en Death schijnt in een zegepraal voor de dood geëindigd te zijn. Moeten we dan die enkele gedichten uit dezelfde bundel, die getuigen van haar vertrouwen in het leven zien, als een laatste krachtsinspanning om over de wereld heen naar het geluk te grijpen? Wanneer zij het leven zegt: ‘So be it, it is well’Ga naar voetnoot(23), is dat dan alleen maar een wanhoopskreet, waaarin zij zelf niet meer gelooft? Ik meen, dat zowel het sublieme gedicht On hearing a symphonie of Beethoven, als het cynisme, dat ons uit haar later werk tegemoet treedt bewijzen, dat zij de strijd heeft voortgezet en dat Death haar nooit geheel in zijn macht kreeg. Eerder zou ik de gedichten waarin ze de hoop opgeeft willen zien als een gevolg van het tanen van haar physieke kracht. Het reizen in bijna alle streken van de wereld putte haar volkomen uit; voortdurend is zij ziek en bijna al haar brieven beginnen voortaan met de verontschuldiging: Ik kon niet eerder schrijven; ik was ziek. Haar zwakke gezondheid beïnvloedde haar gevoelige natuur zo zeer, dat het haar soms onmogelijk was ook maar iets goeds in het leven te ontdekken. Dit blijkt duidelijk uit het citaat van een brief aan Arthur Ficke, gedateerd 1930: ‘It's not true that life one damn thing after another - it's one damn thing over & over - there's the rub - first you get sick - then you get sicker - then you get not quite so sick - then you get hardly sick at all - then you get a little sicker - then you get a lot sicker - then you get not quite so sick - oh, hell -’Ga naar voetnoot(24). De dichteres Millay is tenslotte geknakt door het meisje Vincie, dat haar ouders zag scheiden en zelf de kilheid van Vasar-college onderging, dat over de hele wereld zwierf, maar terug in haar geboorteland de kiezels van het strand bedekt vond met hetzelfde wier, dat al eeuwen lang de zee naar deze kusten heeft gevoerd. Uit de strijd heeft zij zich moeten terugtrekken, omdat haar krachten te kort schoten, maar ook in de achterhoede en op de terugtocht is zij blijven vechten voor haar geluk. Al rijst intussen de sphinx van het levensgeheim | |||||||
[pagina 250]
| |||||||
hoger en hoger voor haar op, binnen in dit stenen lichaam weet zij, dat een pharao rust, onbevreesd voor wie dan ook: Their will was law; their will was not to die.Ga naar voetnoot(25) | |||||||
Bibliografie:
|
|