Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99
(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Historische kroniek
| |
[pagina 113]
| |
Noorden, respectievelijk geschreven door Pater J. Andriessen en Prof. J. Presser. Wij wensen hier nu ook te herinneren aan een historisch werk van algemene aard, eerder een heruitgave, doch dat wegens zijn nieuwe wijze van voorstelling groot succes op de boekenmarkt heeft geoogst, nl. de algemeen bekende 7-delige ‘Histoire de Belgique’ door H. Pirenne, die sedert 1948 in 4 lijvige boekdelen werd herdrukt en waarvan het laatste thans van de pers kwamGa naar voetnoot(1). Ondertussen is men zelfs overgegaan tot het bezorgen van een Nederlandse editie, die echter nog niet volledig klaar kwam. Het succes der nieuwe Franse uitgave blijkt wel in grote mate te danken aan de rijke en schitterende illustratie, waarmede Fr. Schauwers en J. Paquet haar hebben verlucht. De lezer krijgt aldus niet alleen de steeds boeiende tekst van de grote historicus H. Pirenne in handen, doch komt in 't bezit van een iconographische verzameling betreffende de geschiedenis van onze gewesten, die op zichzelve uiterst belangwekkend is. Dat men de tekst van H. Pirenne, ofschoon begrijpelijkerwijze op tal van plaatsen thans verouderd, in zijn geheel en onaangeroerd overnam, zal niemand zonder kritiek aanvaarden. Men weet dat oorspronkelijk het werk van H. Pirenne afsloot met het jaar 1914; hieraan heeft men gemeend te moeten verhelpen als volgt: aangaande de eerste wereldoorlog (1914-1918) liet men een afzonderlijke studie volgen, door H. Pirenne in 1928 onder de titel ‘La Belgique et la guerre mondiale’ gepubliceerd; voor de jaren 1918-1940 heeft men een beroep gedaan op acht verschillende specialisten, die in 93 afzonderlijke genummerde bladzijden de verschillende uitzichten ervan belichten. Deze bladzijden hebben natuurlijk met de oorspronkelijke ‘Histoire de Belgique’ van Pirenne geen uitstaans meer. 2. De Middeleeuwen: De kort geleden in boekvorm verschenen werken over de Middeleeuwen behandelen meestal onderwerpen van kerkelijke of godsdienstige aard. Van het hier reeds vroeger besproken standaardwerk door St. Axters over de ‘Geschiedenis van de Vroomheid in de Nederlanden’ kwam nu het tweede deel van de pers, met als ondertitel ‘De eeuw van Ruusbroec’Ga naar voetnoot(2). Onze grote Vlaamse mystieker uit de 14e eeuw verschijnt dus als centrale figuur in dit boek, dat zich trouwens niet bij deze hoofdpersoon beperkt. De schrijver wijdt vooreerst talrijke bladzijden aan de vroomheidsidealen der Dominicanen, Franciscanen en Begijnen. Het derde hoofdstuk betreft Jan van Ruusbroec zelf, terwijl de laatste twee hoofdstukken Ruusbroec's leerlingen en de lekenvroomheid in de 14e eeuw bestudeert. Evenals het eerste deel getuigt dit nieuwe lijvige vervolgstuk van een ongemene eruditie bij de schrijver op een gebied, dat stellig bij de Katholieke intellectuelen van Noord en Zuid de grootste belangstelling zal gaande maken. Van de hand van H. Verbist verscheen een nieuwe biographie van de grote | |
[pagina 114]
| |
vroeg-middeleeuwse evangelisator, de H. WillibrordusGa naar voetnoot(1). Reeds in 1939 verwierf de schrijver de doctorstitel te Leuven met een studie ‘Saint-Willibrord, apôtre des Pays-Bas’ (Parijs-Leuven, 1939), welke in de historische wereld allerbest werd onthaald. In deze nieuwe studie wil de schrijver een vlot leesbare tekst voor doorsnee-lezers aanbieden. Het werk beperkt zich trouwens niet tot het eng-biographische; veeleer is het een originele bijdrage tot de vroegste geschiedenis van de evangelisatie der Nederlanden, alwaar St Willibrord in de voetsporen voortschreed van de grote apostel, de H. Amandus. Met groot voordeel zal de ruime lezerskring van de Keurreeks van het Davidsfonds kennisnemen van de historische monographie over de Benedictijnerabdij te Affligem door Dom Albertus Van RoyGa naar voetnoot(2). Zij brengt ons een handig geschreven overzicht van de lotgevallen, die deze grote kloostergemeenschap, eens de hoofdabdij van het oude Brabant, gedurende de acht eeuwen van haar bestaan heeft beleefd. Haar geleerde schrijver blijkt met het verleden van zijn abdij vergroeid en gaarne zullen zijn talrijke lezers hem volgen langs de lange weg van de opkomst naar de hoge bloei tijdens de Middeleeuwen en de moeilijkheden in de Spaanse en Oostenrijkse tijd tot aan haar ondergang in de Franse Revolutie en de herinrichting van het sticht in 1869. Voor een betere kennis onzer Middeleeuwse instellingen betekent de uitvoerige studie van Jos. Van der Straeten over ‘Het Charter en de Raad van KortenbergGa naar voetnoot(3) een tastbare aanwinst. Het is bekend dat het bedoelde landscharter voor Brabant in 1312 door hertog Jan II werd toegestaan en een van de hoofdelementen werd bij de geleidelijke totstandkoming van een Brabantse constitutie, die nadien een zo beslissende rol speelde in het politieke leven van Brabant en zelfs van de gehele Zuidelijke Nederlanden. Een diepgaande studie hierover misten wij tot nogtoe en het is de verdienste van de schrijver ruimschoots hieraan te hebben verholpen. Het eerste deel zijner lijvige studie is gewijd aan het Charter zelf en zijn verschillende bekrachtigingen van latere datum; het tweede houdt zich bezig met de Raad van Veertien (zestien sedert 1332), die had te waken over de stipte toepassing ervan in het hertogdom Brabant. 3. Een standaardwerk over Granvelle: In het spoor en onder leiding van Prof. L. Van der Essen heeft de Leuvense school van historici sedert tientallen jaren de 16e eeuw als bizonder werkterrein uitgekozen. De leermeester ging zelf daarbij vooraan met zijn uitgebreide, 5-delige studie over Alexander Farnese. Slechts een paar jaren geleden verrijkte Prof. M. Dierickx, s.j. de historiographie van onze 16e eeuw in belangrijke mate door zijn zeer gewaardeerd onderzoek betreffende ‘De oprichting der nieuwe bisdommen in de Nederlanden onder Filips II’ (Standaard-Boekhandel, 1950). Thans ligt een nieuwe en uitvoerige | |
[pagina 115]
| |
studie vóór ons over Granvelle, de eerste titularis van het in 1559 opgerichte aartsbisdom Mechelen. Haar schrijver is M. Van Durme, een leerling van Prof. Van der Essen. Na een reeks voorstudies, die hij sedert jaren over de figuur en de tijd van Antoon Perrenot, kardinaal van Granvelle, bezorgde, komt eindelijk zijn lang verwacht groot werk van de pers in de uitgaven van de Koninklijke Vlaamse Academie van België, welke het in der tijd met goud bekroondeGa naar voetnoot(1). Wie deze verhandeling doorleest, zal er zich niet over verwonderen dat de studie en de bewerking van het overweldigend bronnenmateriaal de schrijver, naar zijn eigen mededeling, 15 jaren bezighielden. Het inzamelen van de bronnen over Granvelle heeft de schrijver immers genoodzaakt, opzoekingen in nagenoeg alle grote archiefdépôts van West- en Midden-Europa te ondernemen. Na een inleidend hoofdstuk over de familie en de jeugd van Granvelle behoudt de schrijver het eerste hoofdstuk van zijn studie voor aan het diplomatiek optreden van de jonge Antoon Perrenot in Duitsland aan de zijde van zijn vader (1538-1550). In het tweede gedeelte (blz. 83-149) heeft dr Van Durme het over ‘Antoon Perrenot, eerste raadsheer van Karel V (1550-1556). Het derde deel, het uitvoerigste (blz. 150-336), beschrijft de rol van Granvelle in dienst van koning Filips II onder de algemene titel ‘Antoon Perrenot, minister van Filips II (1556-1586)’. Een paar bijlagen en een uitvoerige bibliographie besluiten dit zeer voorname werk. Gaarne wensen wij de intelligente en vlijtige historicus met het resultaat van zijn geduldige en nauwgezette arbeid van harte geluk. 4. Het Hedendaagse België: Ongetwijfeld mag sedert ettelijke jaren de geschiedenis van de hedendaagse tijden van ons land zich in ruimere belangstelling verheugen. Hopen wij maar dat zij zich in de toekomst nog moge verscherpen. Immers, onze 18e en 19e eeuwen werden tot nogtoe, bepaaldelijk aan Vlaamse zijde, te zeer verwaarloosd. Een paar historici schonken in de jongste tijd hun aandacht aan de studie van de taaltoestanden in België tijdens de 18e en 19e eeuwen. De bekende Brusselse conservator dr A. Cosemans publiceerde een nieuwe voorstudie over de culturele toestanden te Brussel alsdanGa naar voetnoot(2). Wij weten dat deze auteur sinds lang reeds een uitgebreide studie over dat onderwerp in handschrift bewaart; wij drukken de hoop uit dat hij ze weldra zal kunnen en willen publiceren. Zijnerzijds liet M. Deneckere die zich ook sedert geruime tijd met taal- en cultuurtoestanden in België tijdens de laatste eeuwen bezighoudt, het eerste gedeelte drukken van een uitgebreider uiteenzetting omtrent de positie van de Franse taal in Vlaanderen tussen 1770 en 1823. Het overschouwt de Oostenrijkse tijdGa naar voetnoot(3) en laat o.m. uitkomen dat de verfransing van onze | |
[pagina 116]
| |
gewesten onder het Oostenrijks regime omzeggens niet zou zijn te wijten aan een taalpolitiek van de overheerser, veeleer aan de culturele uitstraling van het Frans toentertijde. Eerst van de Franse aanhechting der Zuidelijke Nederlanden af kan van een Franse taalpolitiek gesproken worden. Zoals dr Cosemans terecht opmerkt, heeft harerzijds de Nederlandse taalpolitiek van Willem I niet over voldoende tijd beschikt om onze ‘benarde toestand op taalgebied enigszins te kunnen verhelpen’. Het bronnenmateriaal betreffende de Belgische Omwenteling van 1830 werd andermaal verrijkt door de publicatie van 49 brieven van en aan Baron de Bieberstein, een Belgisch officier in dienst van koning Willem I. Zij leveren nadere bizonderheden op over de politieke en militaire gebeurtenissen, die plaats hadden tussen 29 Augustus en 23 October 1830. Zij zijn tevens symptomatisch voor de geesteshouding, in deze beroerde maanden, van een Belgisch officier, die de getrouwheidseed aan zijn koning had afgelegd, doch er tevens tegen opzag om gebruik te maken van de wapens tegen de opstandelingen in het ZuidenGa naar voetnoot(1). Enkele jaren her publiceerde Kan. A. Simon een zeer gewaardeerde studie over Kardinaal Sterckx, die o.m. bij de vestiging van de jonge, Belgische staat zulk een beslissende rol speeldeGa naar voetnoot(2). Zopas verscheen van dezelfde auteur een andere, over de godsdienstpolitiek van koning Leopold IGa naar voetnoot(3). Hierin komt hij tot het besluit dat de regering van deze Lutherse constitutionele vorst voor de Katholieke Kerk in België eerder bevorderlijk is geweest. Hij genoot dan ook het vertrouwen van het Belgisch episcopaat en van de paus. Dit boek ontleent een gedeelte van zijn waarde aan de publicatie van tal van onuitgegeven documenten. 5. Locale geschiedschrijving: Om een overzicht te krijgen van de grote bedrijvigheid op het gebied van de locale geschiedschrijving in ons land behoeft men de werkzaamheden te volgen van de talrijke en bloeiende historische kringen binnen onze steden en gemeenten, die sinds verloop van tijd in hun tijdschriften of jaarboeken een duidelijk getuigenis afleggen van hun drukke activiteit. Wij denken hierbij aan Gent, Brugge, Mechelen, Dendermonde, Aalst, Hasselt en nog andere. Daarnaast komen nog regelmatig monographieën van de pers, die handelen over stads- en dorpsgeschiedenis, en waarvan wij er slechts enkele recente in deze weinige bladzijden kunnen opsommen. De steeds onvermoeibare Kan. dr Floris Prims gaf een uitvoerige geschiedenis van de Antwerpse randgemeente Wilrijk in het lichtGa naar voetnoot(4). Dr G. Renson publiceerde een kort overzicht van de geschiedenis van de gemeente en parochie MaaseikGa naar voetnoot(5), dat op oorspronkelijk bronnenmateriaal | |
[pagina 117]
| |
steunt en voor de geschiedenis van het oude Land van Loon werkelijk van belang is. Met groot genoegen leest men het mooi geïllustreerde boek van A. Boni over het Maria-oord ScherpenheuvelGa naar voetnoot(1). Het behelst een uitvoerige studie over de meer dan 3 eeuwen oude bedevaartplaats en inzonderheid over zijn beroemde kerk, die, met de steun van de aartshertogen Albrecht en Isabella, door Wenceslas Coberger gebouwd, gewijd werd in 1627 en tot basiliek verheven in 1922. Naar aanleiding van een smaakvolle tentoonstelling over ‘Brussel in de 15e eeuw’ in de stemmige bovenzaal van het Broodhuis kwam door samenwerking van verschillende specialisten een uitvoerige studie tot stand over Brussel in zijn Boergondische bloeiperiodeGa naar voetnoot(2). Het boek is overvloedig geillustreerd en keert de verschillende facetten naar het licht van het geestes- en kunstleven te Brussel in de eeuw der Boergondiërs, een periode, die in de jongste jaren een meer dan gewone belangstelling mocht genieten, niet het laatst ingevolge de schitterende tentoonstelling over de ‘Eeuw der Boergondiërs’ van October-December 1951.
Tot besluit van deze historische kroniek houden wij er aan onze gelukwensen toe te sturen aan Prof. dr H. Van Werveke, aan wie de 5-jaarlijkse prijs voor Vaderlandse Geschiedenis der Belgische regering werd toegekend. De bekroonde geleerde doceert sedert meer dan een kwarteeuw de Belgische Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Gent; hij maakte zich hoogst verdienstelijk als mede-redacteur en ontwerper van de ‘Algemene Geschiedenis der Nederlanden’ en stelde zijn naam op tal van historische studies van onovertroffen gehalte, die het verleden van onze gewesten, vooral onder hun economische aspecten, in een geheel nieuw daglicht stellen. |
|