deze stugge vrouw met mannelijke hardheid niets ontziet. Ook haar kinderen worden ingespannen om het beoogde doel te bereiken: Peter, de oudste zoon, die verliefd is op een eenvoudig Turnhouts meisje, moet trouwen met Agnes Wedekind, de dochter van de machtigste koopman van Lübeck, omdat het huis Van Rythoven daarmee vaste voet krijgt in het Oosten; Maria, die zich tot de beeldsnijder Valentijn de Gheet voelt aangetrokken, wordt door haar moeder uitgehuwelijkt aan Carlo, de zoon van Ducci; de overmoedige Laureis wordt op alle zeeën losgelaten en trouwt uit berekening met een dochter van Ducci terwijl Vrouw Van Rythoven uiteindelijk zelf, steeds in het belang van de zaak, een huwelijk aangaat met haar ergste vijand. Dan haalt ze haar andere zoon Andries nog uit het klooster om de zaak Van Rythoven te vertegenwoordigen te Londen. Het huis komt er inderdaad bovenop en Vrouw Van Rythoven beheerst practisch heel de Antwerpse handel, maar de kinderen zijn buiten de genegenheid van hun moeder opgegroeid en ontsnappen aan haar greep: Maria, die weduwe geworden is, trouwt tegen de wil van de moeder in, met Valentijn; Andries gaat, na zijn opdracht te hebben uitgevoerd, terug naar zijn klooster en de jongste zoon Jan volgt voor zijn huwelijk de ingeving van zijn hart en treedt ook in de zaken zelfstandig op. Als ze op het toppunt van haar macht gaat komen, begint Vrouwe Van Rythoven de eenzaamheid, die steeds haar deel was, als een leegte en een pijn aan te voelen en juist op dat ogenblik wordt ze door de Inquisitie bedreigd omdat ze verdachte geschriften heeft laten vervoeren met haar schepen. Ze moet aan het ‘Soet Antwerpen’ adieu zeggen om in Amsterdam veiligheid te gaan zoeken. De beproevingen hebben haar week gemaakt en rijp om opnieuw naar de genegenheid van haar kinderen toe te groeien.
Heel het gebeuren in de roman wordt beheerst door de figuur van de sterke vrouw, die een hopeloze strijd tot een schitterend einde brengt en in die zin is ze een krachtige schepping van de schrijver. Waar hij haar echter als een in wezen tragische gestalte wil aandienen slaagt hij er minder in ons in haar te doen geloven: ze schuift door het boek als een soort ijsberg, louter berekening met af en toe de schaduw van een zwakheid in poëtische woorden uitgedrukt, maar waarvan de lezer al eens last heeft de zielsechtheid aan te voelen. Daartoe mist hij een gebaldheid en een onderstroom van krachtige levensheftigheid, die van deze vrouw een meer menselijk en ontroerend wezen zouden hebben gemaakt. Tegenover deze sterke moeder staan de eerder zwakke kinderen, waarvan de gevoelens min of meer verdoezeld blijven en zelfs Laureis, de sympathieke wildebras en avonturier, de enige, die in de moeilijke tijd ontsnapt aan de benauwende klem van zijn moeder en zich durft uit te leven, blijft in de schaduw. Beter in de verf zitten enkele van de vele nevenfiguren, die in het bewogen leven van de Vrouwe een rol spelen: Ducci, gewetenloos en wreed maar tuk op schoonheid, de humane Overstolz, zakenman en fijngevoelig mens en niet het minst de historische figuur van Anna Bijns, die zeer natuurlijk en handig in het verhaal werd ingeweven en het tijdsbeeld kleur bijzet.