Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99
(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Engelse letteren
| |
[pagina 47]
| |
o.m. op de romans van Dashiell Hammett (‘The Maltese Falcon’ 1930 en ‘The Thin Man’ 1932) en Graham Greene (vooral de onovertroffen ‘Brighton Rock’) die met hun rauw realisme en ‘hard-boiled’ dialogen, de sombere corruptie van de grootstad met huiveringwekkende scherpte hebben opgeroepen. Na het verschijnen van de belangrijke bloemlezing uit de Elizabethaanse Lyriek van K. MuirGa naar voetnoot(1) vult een nieuw boek van Hallett Smith: ‘Elizabethan Poetry’ (Harvard Univ. Press, 354 pp. 32 s. 6 d.) dan toch gedeeltelijk een opmerkelijke leemte in de hedendaagse studie van de Engelse niet-dramatische Renaissance-poëzie. In vijf degelijke hoofdstukken behandelt het boek de literaire conventies, de artistieke betekenis en de uitdrukkingsevolutie van de bekoorlijke poëzie uit het laatste kwart van de 16e eeuw: Pastoral Poetry, Ovidian Poetry, Sonnets, Satirical Poetry, Heroic Poetry. Reeds bij het doorbladeren van dit werk wordt men getroffen door de talrijke Amerikaanse studies onder en onmiddellijk na de oorlog verschenen, die in referten en voetnoten worden vermeld. De meeste van deze soms zeer belangrijke publicaties zijn vrijwel onbekend gebleven en gewoonlijk zelfs in Engeland onvindbaar. De Engelse literatoren drukken dan ook de wens uit dat de Amerikaanse University Presses naar de belangrijke bibliotheken van Engeland en het Continent lijsten van de door hen in deze periode uitgegeven werken zouden sturen. Dit zou bij ons althans ook de studie van de Angelsaksische literatuur bevorderen, die thans bij gebrek aan noodzakelijke recente documentatie veelal sterk bemoeilijkt wordt. Het feit echter dat van hun kant de grote Amerikaanse boekhandelaars ook klagen over de onregelmatige en vaak belemmerde toevoer van Engelse boekenGa naar voetnoot(2), bewijst dat het met de culturele betrekkingen tussen Oude en Nieuwe Wereld nog lang niet in orde is. Bij de Oxford Univ. Press verschenen de verzamelde gedichten van Robert Bridges (1844-1930), poet laureate na de dood van A. Austin in 1913 (‘Poetical Works of Robert Bridges’ 713 pp. 12 s. 6 d.). Het is een zeer verzorgde uitgave in overeenstemming met de vormzuivere, delicaat classicistische poëzie die zij bevat. R. Bridges begon pas laat te publiceren. Zijn eerste bundel ‘The Growth of Love’ is van 1889. In het begin van onze eeuw was hij representatief voor de zoetvloeiende en gepolijste, vrijwel problematiek- en vitaliteitsloze poëzie die vóór het optreden van de oorlogsgeneratie en de dominerende figuur van T.S. Eliot een tijdlang in zwang was. Swinburne en Meredith waren toen aan het eind van hun carrière gekomen, de symbolisten en de decadenten hadden hun gloriedagen gekend, W.B. Yeats, John Davidson en Arthur Symons hadden hun beste lyrisch werk geleverd, Francis Thompson had zijn gezondheid al te vroegtijdig ondermijnd. De dichters die prestige genoten waren H. Austin, Blunt, Gosse, Watson, Bridges e.a. die allen meer dan 50 jaar geworden, aansloten bij een verzwakte sfeer van de grote Romantici of bij een verfijnd vitaliteits- en tragiekloos classicisme met | |
[pagina 48]
| |
een secure vormcultus onder invloed van de Franse Parnasse. Bridges' uitzonderlijke verdienste blijft het echter door een uitgave van het werk van G.M. Hopkins in 1918 die grote, maar in 1889 onbekend gestorven dichter. aan het Engelse publiek te hebben gereveleerd. Het is meteen zijn tragiek geweest dat hij als gelukkige, genietende, evenwichtige, onproblematische natuur (allemaal attributen die de belangstelling in hem als dichter in de laatste decennia niet hebben bevorderd!) onmiddellijk in de schaduw kwam te staan van die heerlijke religieuze dichter die hij voor Engeland had ontdekt. Voor wie de nogal dure, definitieve uitgave van Hopkins' gedichten door W.H. Gardner niet bezit, is de pas verschenen keur uit zijn verzen van groot belang: ‘Selected Poems of Gerard Manley Hopkins’ (Ed. by J. Reeves, Heinemann, 103 pp. 6 s.). De verzamelde uitgave van zijn werken in 1930 en de belangrijke studies die sindsdien aan hem werden gewijd (o.m. W.H. Gardner: ‘G.M. Hopkins’ 1944) staan in het teken van de groeiende Hopkins-cultus in Engeland. J. Reeves constateert zelfs in zijn inleiding, dat ‘...the educated public in general has accepted Hopkins as the greatest of Victorian Poets.’. Zijn stoute experimenten in de verstechniek en de vrije vluchten van zijn religieus-intuïtieve ideeën hebben een merkbare invloed uitgeoefend op de na-oorlogse poëzie; vooral na 1930, zijn er duidelijk sporen van hem te vinden in het werk van belangrijke dichters als Auden en Dylan Thomas. Getuige van de niet verslappende belangstelling voor de grote Romantici is een nieuwe studie van Graham Hough: ‘The Romantic Poets’ (Hutchinson's Univ. Lib. 200 pp. 8 s. 6 d.). Dit werk dat blijkbaar geschreven is voor studenten is een uitstekende critische inleiding en een gids voor verdere studie. Het behandelt de vijf groten: Wordworth, Coleridge, Byron, Shelley en Keats en geeft daarnaast merkwaardige uiteenzettingen over de romantische Engelse poëzie in het algemeen. Jammer genoeg echter vertoont de bibliografie niet te verantwoorden leemten. Dan is er vanzelfsprekend weer Shakespeare. De Nonesuch Press bezorgde een nieuwe, prachtige publicatie van het verzameld werk in vier lijvige banden, ter gelegenheid van de kroning opgedragen aan koningin Elizabeth II. (The Complete Works of W. Shakespeare. In four Volumes. £ 7. 7 s.). De uitgave is streng filologisch opgevat. Het is een diplomatische druk van de Folio-text, die echter voortdurend wordt aangevuld met de Quarto-varianten en hier en daar ook met marginale emendaties. Zeer bekoorlijk voor de liefhebber van Shakespeare is de 17-eeuwse spelling die bewaard werd. Deze uitgave is in elk geval warm aan te bevelen aan alle studenten in de Engelse literatuur. Zo ook het lijvig boek van M.M. Reese: ‘Shakespeare, His World and his Work’ (Edward Arnold, 589 pp. 36 s.) dat bijna gelijktijdig van de pers kwam. Niet dat dit werk veel nieuw licht zou werpen op de reeds overmatig bestudeerde Shakespeariana, maar het geeft vooral uitvoerige en sterk gedocumenteerde uiteenzettingen over de verschillende aspecten van het sociale en literaire leven in de laatste fase van Queen Elisabeth's regering. | |
[pagina 49]
| |
Het neemt de lezer mee op reis door het Elisabethaanse Londen en schetst met een uitstekende kaart en tekening de geschiedenis van de verschillende ‘theatres’. Onmisbaar voor wie in nader contact wil blijven met de steeds aanzwellende vloed van Shakespeare-studies is de onlangs verschenen aflevering van de jaarlijkse Shakespeare Survey (Ed. Allardyce Nicoll. Cambridge Univ. Press. 185 pp. 18 s.). Dit keer is het volume hoofdzakelijk gewijd aan de historische drama's. In dit verband is van groot belang het uitvoerig essay van Harold Jenkins over ‘Shakespeare's Historical Plays 1900-1951’. Daarin beschrijft de auteur de evolutie van de critiek, op basis van tekstcritische bronnenstudie, in tegenstelling tot de dominerende opvatting van de 19e eeuw die nogal romantisch-historisch gericht was. Vorig jaar was de Engelse P.E.N. Club begonnen met de annuele uitgave van een anthologie van gedichten die in de loop van het jaar in tijdschriften verschenen waren of alleen nog in handschrift bestonden. Zopas verscheen nu: ‘New Poems 1953’ (A PEN Anthology, Ed. by R. Conquest... Michael Joseph, 172 pp. 10 s. 6 d.). Het doel van deze bloemlezingen is klaarblijkelijk de publieke aandacht te trekken op het werk van jonge auteurs die anders hun dunne maar dure bundeltjes nauwelijks verkocht krijgen. Aldus vervullen zij dezelfde rol als in Nederland, o.m. in 1924 de ‘Nieuwe Geluiden’ van Dirk Coster. Dit jaar zijn 64 dichters met enkele verzen vertegenwoordigd. Zij vertonen grote variëteit van thema's en expressie, gaande van de nuchtere spreekvorm van de Nieuwe Zakelijkheidspoëzie tot de meest aesthetiserende parafrasen. Een andere anthologie van hedendaagse poëzie is ‘Images of Tomorrow’ (Ed. by John Heath Stubbs. S.C.M. Press. 10 s. 6 d.), waarin 42 dichters van religieuze problematiek aan de beurt komen. Een prachtige bloemlezing anderzijds die het hele veld van de Engelse poëzie van Langland tot en met W.B. Yeats bestrijkt, verscheen onder de titel: ‘Poets of the English Language’ (Ed. W.H. Auden and N.H. Pearson. Eyre & Spottiswoode. 5 Vol. Each vol. 15 s.). Het werk is opgevat in 5 lijvige banden die elk over de 600 blz. beslaan, keurig uitgegeven en goedkoop wanneer men bedenkt dat bij ons de bloemlezing van C.J. Kelk 210 fr. per deel kost. De keuze van de gedichten is ruim en volledig verantwoord, zodat dit boek een kostbaar en onmisbaar bezit kan zijn voor al wie belang stelt in de ontwikkeling van de Engelse poëzie. Op het gebied van het hedendaagse Londense theaterleven verscheen een zeer belangrijk verzamelwerk van de gekende Max Beerbohm: ‘Around Theatres’ (Rupert Hart-Davis. 583 pp. 30 s.). Deze dichter, caricaturist, essayist, criticus, comische en satirische geest van de ‘decadents’ en de Yellow Book-groep, waarvan men nooit precies weet of hij de specifieke incarnatie of de geniale persifleur van de beweging was, volgde in 1898 G.B.S. op als toneelcriticus in ‘The Saturday Review’. Het vermelde boek behelst de verzameling van zijn typische karakteristieken en uitspraken over | |
[pagina 50]
| |
het toneelleven te Londen gedurende de hele eerste helft van deze eeuw. Zijn kritiek is niet die van een bepaalde vooropgezette strekking of school, niet progressief of reactionnair. Zij is totaal de zelfstandige en merkwaardige persoonlijkheid van Max Beerbohm zelf, met zijn individuele vooroordelen en voorliefden, maar steeds met zijn bewonderenswaardig inzicht in het wezen en de vereisten van het opgevoerde drama. Tenslotte is het zeker vermeldenswaard dat men in Engeland begonnen is met twee uitgaven van de verzamelde werken van Sigmund Freud. Niet in Wenen, maar typisch genoeg in Londen, publiceert men de ‘Gesammelte Werke’ (Imago Publ. Comp. 17 Vol. f 19. 4 s.). Daarnaast komen zojuist van de pers de eerste 2 delen van een groots opgevatte vertaalde standaardeditie van Freud, in 24 delen, die men als huldebetoon hoopt af te hebben tegen de 100e verjaring van diens geboorte op 6 Mei 1956. (The Standard Ed. of the Complete Psychological Works of S. Freud. Translated... £ 36 the set of 24 vol.). Deze onderneming is zeker niet verwonderlijk in een land waar de romanliteratuur zo grondig is beïnvloed geworden door de psychanalyse als psychologische doctrine en een tijdlang een hevige Freud-mode heeft gewoed. Het is trouwens ook daar dat voorheen reeds het m.i. beste compilatiewerk over Freud was verschenen. Ik doel op ‘The Structure and Meaning of Psychoanalysis’ door Healy, Bronner en Bowers, met tekst en uitstekende commentaar. |
|