Pierre, komt ze even uit de schaduw van de zetel. Gerrit kan haar trekken niet onderscheiden, maar hij merkt dat haar handen beven, terwijl ze in het pakje peutert.
Hij berekent zijn worp:
- Bach hebben we vergeleken bij een vrouw die schoon is, en ongenaakbaar, niet waar?
- Juist, dat hebben we. Ik vergeet het ene niet om het andere.
- De romantische violisten, en de opera's-gemaakt-voor-de-tenoren, dat zijn de vrouwen die de aandacht op zich willen vestigen, en u strelen met de ogen in afwachting dat hun handen actief worden. Goed. Zouden we deze... muziek niet kortweg ‘een hoer’ noemen?
Pierre zet de plaat af.
- Laat me even nadenken, zegt hij. Hij neemt een sigaret, en gaat op de divan liggen.
- Herinnert ge u die uitvoering van Le Sacre du Printemps, gaat Gerrit verder. Na Wagner reeds, werd het te veel. We zijn weg moeten gaan, en gij waart er erger aan toe dan ik.
- Juist. Ge zijt een gecultiveerde, niet waar?
- Hier zit ik. Ik kan niet anders.
- Maar ge hebt toch wel eens gestààn, laten we zeggen bijvoorbeeld: tegenover een vrouw, als een vollédig mens...
Eva trekt met korte, onregelmatige trekken aan haar sigaret. Telkens is er een rose gloed, die haar neus en kin duidelijk aflijnt, en glinstert in haar haren.
- Prettige vragen kunt ge stellen, poogt Gerrit te glimlachen.
Het verwondert hem dat hij het zo rustig zegt, want hij denkt aan Jeanne. Voor haar hééft hij gestaan, in nood en zaligheid, volledig afhankelijk. Eigenlijk: in hoever is Eva ‘gecultiveerd’? Ze geeft natuur, maar op een gecultiveerde manier. In de dorpswinkeltjes staat de boter brutaal in grote klonten op de toonbank, met het houten mes er naast. In de stad verkoopt men ze mechanisch en hygiënisch verpakt: ‘Dit produkt werd niet met de handen aangeraakt’. Ze kost iets duurder, en men krijgt strikt de hoeveelheid die men betaalt. Wordt ze van de klont afgesneden, dan krijgt men een toemaatje. Het gaat er jovialer toe in die winkeltjes. Maar boter is boter.
- Net of een gecultiveerd mens niet van een vrouw kan houden, zegt Gerrit dan.
Het klinkt hem niet zeer overtuigend, maar Pierre blijkt er genoegen mee te nemen.
- Laten we dan een ander voorbeeld kiezen. Ge kunt niet dulden dat men u toeschreeuwt, of bij de arm grijpt. Goed. Maar stel u nu een mens voor die verdrinkt, die weet dat hij zal verdrinken, en die zich aan u vastklampt en roept. Zoudt ge dan zeggen: dat is onkies van die man, een kleverige vent? Deze muziek is ontstaan uit de hoogste nood, of de hoogste zaligheid, dat komt op hetzelfde neer. Denk dan niet aan een divertimento van Händel.