mij deze Vlaamse roman herhaaldelijk doet denken wegens gelijkenis in sfeer, problematiek, enz) en ge zult merken dat Green's figuren waarlijk bestaan in vlees en bloed, terwijl Van Kerkhove er niet in geslaagd is de personages van schimmige producten zijner cerebrale verbeelding tot levende werkelijkheden te maken, of zoals Balzac dat zei. ‘de faire concurrence à l'état civil’.
Om dit tekort aan leven-scheppend vermogen van de epicus te vergoeden heeft de schrijver getracht zijn boek te vullen met natuur- en milieubeschrijvingen en vooral met psychologische bespiegelingen over zijn personages. Al deze beschrijvingen en beschouwingen hebben tot doel rond deze ledepoppen zonder eigen bloed en aangezicht een sfeer van hallucinerende beklemming te creeren. Het krampachtige proza van Van Kerkhove doet mij hier zeer onnatuurlijk aan Wat hij langs de weg der epische voorstelling en van de gewone taalbeheersing niet vermag, namelijk de spanning van psychische toestanden en het overspannen conflict tussen personen aanwezig te stellen, poogt hij langs een uiterst gemaniereerde en verhitte stijl te bereiken Heel deze opgeschroefde en gefolterde woordkunst maakt het boek voor mijn gevoel in niets reeler, wel integendeel kunstmatiger. Zij kan niet anders dan het product zijn van een toestand van kunstmatige auto-suggestie der verbeelding, waartoe de schrijver al werkend gemeend heeft zich te moeten opdrijven, en aan die geforceerde toestand is wellicht ook te wijten dat zijn beeldspraak meer dan eens smakeloos is.
Juist het gezwollen en gemaniereerde verbalisme, dat bovendien zo vaak indruist tegen al wat voor mijn gevoel als smaak en goede stijl geldt, maakte de lezing van dit boek voor mij tot een uiterst onaangename karwei. Ik aanvaard echter graag dat er zelfs mensen zijn die een boek als Dies Irae graag uitlezen, maar ik kan niets anders weergeven dan wat ik zelf voel.
Dit alles betekent niet dat ik dit boek als waardeloos beschouw, het zij herhaald. Het opzet van Valeer Van Kerkhove zal verbonden blijven met de ontwikkelingsgeschiedenis van de katholieke roman in onze gewesten. Hij heeft een stoute worp gewaagd, die respect verdient. Hier en daar bevat het boek ook een goede passus, een zuiver-mooie bladzijde. Dat Van Kerkhove over talenten beschikt, dat heeft hij ook in dit boek hier en daar bewezen.
Maar Van Kerkhove heeft hier een gevaarlijke neiging van zijn schrijversnatuur bloot gegeven: een neiging tot gemaniereerd verbalisme, een behoefte om, nu eens liefjes spelend en dan weer tot dolle bralheid toe, zijn gemoed te beroeren en zijn fantasie te bedrinken met vage en holle woorden. Ook in het beste geval - wanneer het woordkunst wordt - klinkt dit woordenspel of -gebral onècht. Van Kerkhove moet natuurlijk leren zijn, hij moet als prozaschrijver vooral naar echtheid en eenvoud streven.
Verder zal uit zijn loopbaan blijken of hij al dan niet door ziel en bloed geroepen is om levensvraagstukken en levenssferen uit te beelden zoals hij er in Dies Irae heeft willen vertolken. M a.w., het lijkt me vermetel na de gedeeltelijke mislukking van Dies Irae nu reeds uit te maken of deze te wijten is aan een tekort aan existentiele grond in Van Kerkhove's persoonlijke natuur om over dergelijke thema's en onderwerpen te schrijven.
De Vlamingen, inzonderheid de Katholieken, zullen hem met sympathie en belangstelling blijven volgen. Van Kerkhove is jong, en heeft talent en energie; hij kan, als hij al zijn krachten laat rijpen en ze waakzaam organiseert, nog veel schone arbeid verrichten.
ALB. W.