Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98(1953)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 449] [p. 449] [1953/8] Bertus Aafjes Zee-sonnetten Dit is het wat ons in den wiekslag schort: De leeuwerik in het azuur getogen, De zomerregen, die ter aarde stort, De vogel van zijn eieren gevlogen, De ziel als in een kolk tot God gezogen, - Elk vindt zijn grens, die hem noodlottig wordt, Verplettrend in de diepte of den hooge; O zee, o Eros, menschelijk tekort. Zee, o zee, zielsvriendin die het volmaakte Van allen aanvang af opnieuw betracht; Gij de verzakende en de verzaakte, Die herbegint en door uw tranen lacht; Liefste, liefste, de curve van uw pijn Is slechts in eeuwigheid beperkt te zijn. [pagina 450] [p. 450] Dorp, dat van de wereld ligt verstoken, Ver van haar luidruchtigheid en jool, Tot de pure menschlijkheid ontloken, Voel ik mij, wanneer ik door u dool. Zie een ledikant daar, half verdoken Zichtbaar door de gouden bladerschool; Maar het is zoo teeder, onbesproken, Als voor iedereen - als een symbool. Want het kleine dakvenster staat open; Daar doorheen doet trillend bladgesuis Goudschijnsels over de bedsprei loopen; Laat uw liefde zijn gelijk dàt huis; Maar tusschen mijn wanhoop in en hopen, O de zee, en haar vervloekt geruisch. [pagina 451] [p. 451] In de stille witte kudde dalend Van de visschersstulpen, saamgedromd In elkanders vachten ademhalend, Tot het ruischen van den slaap verstomd; Hier en daar een gouden oog dat dwalend Nog des levens haastge kans besomt, Om dan allengs, allengs minder stralend Uit te dooven, - en de branding gromt; - Hier begin ik langzaam toe te sneeuwen En ik weet voor alle verdre eeuwen Mij verstoken van uw honingraat, En van al wat naar volmaaktheid zweemde, En 'k keer zeewaarts als een wereldvreemde Herder die de schapen achterlaat. [pagina 452] [p. 452] Zooals midden in de zee een rots Naakt tot op het erts is uitgeblonken, Eindelijk ontdaan van allen trots En tot bijna niets in 't niet geslonken; En daarop, aan ketens vastgeklonken, Leeg van alle moederlijkheid Gods, Krimpt Prometheus, in zijn leed verzonken, - Zoo ook is de leege zin des lots. IJsberg, poolnacht, oerwoud, moederschoot, Wanhoop in den blinde uitgekreten, Wind der wereld, woedend avondrood, Zee, die in uzelve ligt versmeten, Slechts dit onherroeplijk blinde weten Maakt een sterveling op aarde groot. Vorige Volgende