trouwens in ‘The English Novelists Series’, door Michael Swan: Henry James. (Arthur Baker, 96 pp., 7 s. 6 d.)
Het gebeurt zeker niet zo vaak dat een auteur die pas 55 jaar geworden is en nog in volle productie staat, het voorwerp uitmaakt van universitaire kritiek. Dit is nochtans het geval met de wereldvermaarde E. Hemingway. Over hem verschenen twee belangrijke studies. Carlos Baker: Hemingway. The Writer as Artist (Princeton Univ. Press. London: Cumberlege. 322 p., 30 s.) en John Atkins: The Art of Ernest Hemingway. His Life and Personality. (Peter Nevill, 245 pp., 15 s.) C. Baker, professor te Princeton, die blijkbaar een grote bewondering voelt voor de veelgelezen Amerikaanse romancier, slaat diens werk misschien wel wat te hoog aan. Zijn studie roept nochtans veel belangrijke punten ter overweging op. Het onderzoek staat vooral toegespitst op de ‘artistieke’ figuur van Hemingway en volle nadruk wordt daarom gelegd op zijn naoorlogs verblijf te Parijs, in de ‘artistieke’ kringen van G. Stein en Ezra Pound waar hij het karakter kreeg van een vaderlandsloze dat hij sindsdien heeft bewaard.
J. Atkins geeft een meer psychologische en zelfs psychoanalytische behandeling van de figuur van Hemingway. Hij beschouwt hem vanuit het centrale belevingspunt van de ANGST, die hij opgedaan heeft gedurende de eerste wereldoorlog in Italië, in welks schaduw hij voortdurend blijft cirkelen en tot afreactie waarvan hij zich met een dynamistische roes als stierenvechter en soldaat in de wereld van de physische actie heeft gestort. Atkins benadert de figuur van de schrijver vanuit de beschouwing van motieven als ‘War’, ‘The Life of Despair’, ‘Love and Sex’, enz. Zijn studie blijft nochtans te fragmentair en de inductieve methode heeft hij niet streng systematisch genoeg doorgevoerd.
In verband met de structuurproblemen van de roman (nog een van die studieobjecten die bij ons zo goed als onaangeroerd zijn) verdient volle aanbeveling de studie van Dr. H.A. Mendilow: Time and the Novel. Introduction by J. Isaacs. (Peter Nevill, 245 pp., 15 s.) Dr. Mendilow is zeer lucied in zijn ontleding van de romantechniek en zijn bespreking van thematische en formele problemen. Zoals de titel aankondigt gaat zijn hoofdbelangstelling uit naar de behandeling van het begrip ‘tijd’ dat onder invloed van de moderne psychologie en filosofie (H. Bergson!) in handen van vooraanstaande auteurs als M. Proust, A. Gide, V. Woolf, J. Dos Passos, D. Richardson, James Joyce e.a. de romanvorm zo belangrijk gewijzigd heeft.
Op het gebied van het drama verscheen de eerste uitgebreide Engelse studie over Jean Anouilh: Edward Owen Marsh: Jean Anouilh. (W.H. Allen, 16 s.) Dit werk dat van een warme bewondering getuigt is alleszins een flinke ontleding en interpretatie van het romantisch gekleurde toneel van de gekende Franse dichter.
In een gedetailleerde en interessante studie, getiteld Ibsen's Dramatic Method. A Study of the Prose Dramas (Faber & Faber, 21 s.) heeft Dr John Northam de Ibsen bibliografie weer met een boek verrijkt. Hij rechtvaar-