Maar ook Frans-Vlaanderen is de oorsprong van vele familiën. Een bemerkenswaardig voorbeeld is de naam Walschap, verkorting van Waals-kapel (fr. Walloncappel) in het arrondissement Hazebroek.
Het gehucht dat zijn naam gaf aan de familie Van Cauwelaert is, integendeel, in België gelegen: Kauwelaar is een gehucht van Langemark. Dit compositum betekent ‘laar (d.w.z. heide) met kauwen (kleine raven)’. De vogel in kwestie is trouwens overvloedig vertegenwoordigd in onze toponymie (Kauwenberg, Kauwenhoek, Kauwenburg).
De oorsprong kan ook aangeduid worden door samenstellingen met man (zoals in Brusselmans, Ceulemans, Costerman, enz.). Daarvan hebben we nog een goed voorbeeld in de naam Baekelmans, ‘de man uit Bakel’. Er is een gehucht Bakel te Zelem, maar ook een gemeente met die naam bij Helmond (N.-Br.). Een Peleman is iemand uit de Peel, het overgrote moeras ten Noorden van Limburg.
Oorsprongsnamen verwijzen niet altijd naar bekende steden of dorpen. Vele steunen op gewone naamwoorden, zoals Verbeeck, ‘van de beek’, Van de Voorde, ‘van de bewoonbare plaats’, Van Hecke, ‘van de hek’, Van Herreweghen, ‘van de heirwegen’, Van der Hallen, enz.
De genitief Muls is waarschijnlijk van dezelfde aard (mul, als benaming voor een ‘mulle grond’, wordt nogal veel aangetroffen in de Kempen: Mulheim te Lanklaar, Mulberg te Paal, enz.).
Een andere genitief is Bruylants. Een brui-lant is een gistend land, een moeras.
In 't Frans vindt men natuurlijk ook dergelijke benamingen. Een voorbeeld biedt ons Brulez, d.w.z. ‘van het verbrande bos’ (verg. Brulé te Ohain en de dorpen genaamd: Bruly). Coupé is in 't Waals de top van een heuvel. De naam Duribreux is waarschijnlijk van dezelfde soort, maar Ribreux is ons niet bekend. Zou het een verwaalsing zijn van riet broek(?).
Tot een heel andere categorie behoort de naam Jonckheere. Het geldt hier namen van adellijke personen en grondeigenaars in den aard van De Lantsheere, De Bontridder, de Borchgraeve, enz.
Vele familienamen herinneren aan de uiterlijke kentekens van een voorouder, zoals Decorte, Lebeau, Brauns (= De Bruyne).
Mussche en Nahon zijn ironische namen. Men vergeleek dikwijls mensen met dieren. De naam Mussche heeft zijn tegenhanger in de Moxhon van het Luiks en in namen zoals Vinck, Nachtergael, Swaluwe, enz.
Nahon is in het Waals het jong van een vogel. De naamgeving berust hier dus op een metafoor voor iemand die klein is. Ontelbaar zijn trouwens dergelijke leenspreuken: Spruyt, Stroeykens, Knops, Hagelsteen, enz. In het Waals: Miclotte, Couquelet, Grésillon, enz.
Een groot aantal benamingen herinneren aan beroepen van den ouden tijd.