| |
| |
| |
Dr R.P. Blommaert
Europa en de Franse politiek
Wij zijn met het oprichten van de Europese Defensiegemeenschap en met de inrichting van de organismen, die hierbij betrokken zijn en die de kern vormen van de gedroomde Europese integratie nog niet uit het slop geraakt.
Aanvankelijk wilde Frankrijk niet mee: wel was het bereid een Duits contingent in het Europese leger op te nemen, maar wilde ten slotte zelf bepalen, hoe deze hulp zou zijn, in welke vorm zij moest worden opgeleid en ingeschakeld. Frankrijk weigerde de pariteit van het Duitse gezag in de Defensiegemeenschap, weigerde de verantwoordelijkheid in zake de militaire leiding en was evenmin bereid de politieke prijs te betalen, welke de inschakeling van de noodzakelijke Duitse hulp vergde. Het wenste vooral niets te wijzigen in zijn houding over het bestuur van het Saargebied: het wilde de Saar los van Duitsland en trok hierdoor de lijn van de eeuwenoude Franse politiek verder, die de Rijngrens tot Franse grens wil maken. Frankrijk waarschuwde voor de verschijnselen en tekenen van een sterke neo-nazistische stroming, maar was er zich blijkbaar niet van bewust, dat juist die Franse discriminatiepolitiek deze stroming versterkte en nog altijd versterkt.
De thans afgetreden minister Schumann slaagde erin de Franse openbare opinie tot groter concessies te bewegen, maar op het ogenblik dat de Europese Defensiegemeenschap een werkelijkheid zou worden, en de desbetreffende accoorden en overeenkomsten zo door de Franse als door de Duitse politieke parlementaire vertegenwoordiging zouden worden bekrachtigd, rukte zich de Franse opinie los van het standpunt der volledige integratie, en de nieuwe minister Bidault had alle moeite om de vroegere projecten nog te verdedigen. Bevreemdend was het alleszins dat de oude Herriot mede het sein gaf tot een aarzeling, ten slotte tot een afwijzing, die het werk van de Europese eenheid dreigt ongedaan en nutteloos te maken.
Wij hoeven niet te wijzen op de allerlaatste spanningen en gebeurtenissen op het diplomatieke terrein om de bevestiging te vinden van een gesteldheid, die voor bijna twintig jaar Frankrijk van de Duitse Weimarpolitiek verwijderd hield, en het niet weerhield om met het ‘goddeloze’ Rusland te pacteren.
De bijna hopeloze strijd rond de Europese Defensiegemeenschap, de debatten te Rome en het volharden in het behoud van de remmende protocollen ten overstaan van de Duitse bewapening, de pleidooien van Bidault, de uit- | |
| |
latingen van de Franse vertegenwoordigers in de beraadslagingen te Straatsburg over de Europese Grondwet getuigen van de afwijzende Franse houding.
Anderzijds, de pogingen van Frankrijk om met Engeland te komen tot een nieuwe Entente Cordiale van 1904 wijzen erop, dat Frankrijk moeilijk afstand kan doen van bepaalde militaire waarborgen, die wel volkomen in strijd zijn met de idee van een verenigd Europa!
Stellig, wij ontveinzen ons niet de motieven van de aarzeling, die Frankrijk nu in een andere koers drijven en verwijderen van de thans bijna tot illusie geworden gedachte der Europese integratie en der werkelijke Europese eenheid. Het zijn overwegingen van financiële en economische aard, problemen van militaire orde, mede beïnvloed door de situatie in Indo-China, die ondanks de vele parate verklaringen, zeer hachelijk is en waarbij de Amerikaanse hulp, naar Frans oordeel, niet in genoegzame mate en evenmin tijdig is verleend geworden. De Franse hoop, dat in feite door een of andere diplomatieke formule - on en a vu d'autres! - hier ook de hulp van de V.N. zou worden ingeschakeld is nog niet verwezenlijkt geworden. De stemming in de Franse diplomatieke milieu's wijst op storm, op ongemoedelijkheid, mede naar aanleiding van de onrust in Noord-Afrika, de behandeling van deze toestand voor de V.N. en de rol van de U.S.A. in deze aangelegenheid: de U.S.A. worden van een unfaire, onoprechte inmenging beschuldigd. Het Schumannplan dreigt vast te lopen, althans niet te lopen volgens Franse koers, indien het Saarprobleem niet naar Franse desiderata wordt opgelost, indien economisch het Saarland niet als een eenheid bij Frankrijk wordt ingeschakeld. En dat probleem kan niet zonder felle spanningen in de Franse richting worden gedreven! De laatste woorden, die hierover van Franse en van Duitse zijde werden gewisseld, klinken wel milder, maar een oplossing is althans nog niet bereikt.
En juist in die atmosfeer moet Frankrijk weldra de conventies van Bonn accepteren, die West-Duitsland een normale plaats bezorgen in de West-Europese gemeenschap; en dan moet bovendien besloten worden tot het verdrag van Parijs, dat Duitsland moet opnemen in de West-Duitse defensiegemeenschap! Reeds verkondigt de Duitse militaire deskundige-commissaris Th. Blank, dat de sterkte van dit leger 500.000 man zal bedragen, men deelt mede hoe het zal worden gerecruteerd, hoe aangevoerd, hoe een nieuw type van soldaat zal worden in het leven geroepen, de burger-soldaat. En terwijl de Franse premier Mayer de spanningen vreest op financieel gebied, beluistert men in Frankrijk het krachtige rhythme van een zich herstellende Duitse economie, van een versterking van de economische invloed van Duitsland, niet alleen in Europa - en van het groeiend prestige van het Duitse intellect overal.
En dan komen uiteindelijk de scherpe echo's over een SS. convent in Neder-Saksen, over een nazistische samenzwering en meteen de onthulling over de door de U.S.A. voorbereide Duitse militaire secties. Het is alles genoeg om Frankrijk er even aan te herinneren, dat de droom van een door Frankrijk geleid Europa een illusie dreigt te worden, en dadelijk rijst dan het beeld van de vele bedreigingen, die een sterk Duitsland met zich brengt: drie oorlogen
| |
| |
in circa 75 jaar! Het is veel, het is werkelijk te veel! Maar hierbij wordt wel vergeten, dat althans in twee ervan - 1870 en 1914 - de Franse diplomatie niet vrij uitgaat...! Niet zonder belang is ten slotte het feit, dat Frankrijk meent meer hulp te moeten ontvangen uit de Marshallgelden en een nog groter deel van de Amerikaanse bestellingen, die in Europa werden geplaatst, al heeft het dan veruit het leeuwenaandeel binnen de wacht gesleept. Het is een lang, en een bitter klachtenregister!
Maar dat is dan wel het tragische in de gehele ontwikkeling, dat uiteindelijk, ook al moesten die begeleidende verschijnselen en die aangegeven redenen niet werkelijk zijn, en door hun bestendige aanwezigheidstekenen Frankrijk niet beïnvloeden, Frankrijk toch bezwaren zou maken tegen een politieke, economische en militaire integratie, welke Duitsland - en laat het nu West-Duitsland alleen zijn - naar een voet van pariteit met Frankrijk zou opvoeren. En deze tragedie is groots en heeft werkelijk iets te maken met het noodlot van West-Europa. Het is de tragedie, die al eeuwen dreigt en voor de tussengebieden tientallen malen de oorlog heeft veroorzaakt.
Frankrijk voelt, dat het tegen die Duitse dynamiek niet opkan, zeker dat het ‘alleen’ hier niet tegen op kan; het heeft geen volledig betrouwen in de bondgenoten, die nu voor een sterker gevaar, voor een bloediger bedreiging, de voorkeur geven aan Duitse hulp; het voelt dat ook een gehalveerd Duitsland nog de sterkere dreigt te worden!
De oorlogen van de laatste decennia hebben de Fransman - althans de nuchtere, niet verblinde Fransman - wel geleerd, dat ondanks de taaie wilskracht van de Franse soldaat, ondanks zijn uithoudingsvermogen en de persoonlijke heldenmoed, Frankrijk de oorlogen tegen Duitsland zou verloren hebben, reddeloos verloren, indien geen vreemde hulp ware opgedaagd. Trouwens ze hadden zich - in het besef van die onmacht - ook door vele pacten gewapend. Men moet zonder verbittering, in volle objectiviteit erkennen, dat dit zo in 1914 als in 1940 is gebleken. Het is voor de Fransen een bittere, een ontwrichtende wetenschap, die door de meest schitterende oratorische vuurwerken niet kan worden weggepraat; generaties, die geleefd hebben in deze tragische perioden van oorlog, kunnen de Franse nederlagen niet vergeten. Men kan dit verleden verontschuldigen, die nederlagen verklaren, doch het is een misdadige, gevaarlijke politiek te doen geloven, dat Frankrijk nog altijd het Frankrijk van Lodewijk XIV is. Illusies voorspiegelen is het grootste gevaar voor een natie.
Maar - in de grond - is Frankrijk zich bewust van die onmacht; het is zich innerlijk bewust van de zwakheid; het vecht tegen de angst; het tracht die angst weg te praten; het tracht te geloven, dat het lijdt aan een minderwaardigheidsbesef - waarvan intussen de Franse aanspraken en eisen in zake politiek weinig tekenen doen blijken!
De angst is geworden tot een onbewust kenmerk van de Franse psyche. De angst is het, die Frankrijk drijft tot maatregelen, tot uitspraken, tot allianties soms, die voor de wording van Europa een gevaar betekenen. Het kan zijn,
| |
| |
dat deze maal het verzet van de rechtse en van de socialistische en radikale groepen wordt overwonnen. Het is mogelijk, dat van de bevriende regeringen weer toezeggingen worden gedaan, die voor Frankrijk in tijden van nood een hulp betekenen. De woorden, die de nieuwe president van de U.S.A. Eisenhower dadelijk tot Frankrijk heeft gericht hebben in dit verband een bizondere zin: de U.S.A. kennen de angst van Frankrijk; kennen de Franse gevoeligheid voor een bizonder gebaar. Er is meer: men stelt meer dollars in het vooruitzicht, meer bestellingen... maar daarmede is de angst niet verdreven, de angst, welke drijft tot een politieke starheid, die uiteindelijk in Duitsland toch weer gevaarlijke reacties oproept. Moet 1952 de herhaling worden van 1928, 1933? Moet de Franse angst als een zware druk op de Europese eenmaking blijven wegen?
Want dit probleem van de Frans-Duitse tegenstelling, en van de Franse angst is voor de Europese historie een repertoirestuk geworden.
Na de eerste wereldoorlog kon men de gunstige ontwikkeling van de betrekkingen tussen Engeland en Duitsland al zeer spoedig volgen, terwijl tussen Frankrijk en Duitsland de verbeten spanning bleef heersen, vooral in de sectoren van de herstelbetalingen, van de ontwapening en van de bewapeningscontrôle. De bezetting van het Rijngebied, het tijdelijke Franse mandaat over het Saargebied met de overmoedige eis van het plebisciet, de naweeën van het door Frankrijk gesteunde Rijnland-separatisme, de Frans-Belgische Ruhrbezetting, eindelijk de niet prettige gedragingen van de Senegalese en andere kleurlingensoldaten als bezettingstroepen, waren slechts enkele markante feiten, die men in Duitsland moeilijk kon verduwen.
Eerst in 1924 hadden te Londen de eerste besprekingen plaats, die het begin zouden zijn van een geleidelijke verbetering der Duits-Franse betrekkingen. Het thema van deze conferentie was trouwens riskant genoeg: het ging alleen over de regeling van de herstelbetalingen, en uitdrukkelijk was aan de Franse afgevaardigden verbod gegeven ook politieke punten te bespreken; maar toch kwam hier door de Engelse en Duitse afgevaardigden de ontruiming van het Ruhrgebied ter sprake.
De Franse bevolking, of beter de agressieve groepen, die de onverzettelijke koers van Poincaré volgden, en de bezetting van de Ruhr ‘un coup magistral’ noemden, waren niet te vinden voor een toegeving in zake de ontruiming en Herriot, de premier, had het hard genoeg om Frankrijk te winnen voor een staatkunde, die de gepantserde vuist niet al te krachtig zou hanteren. Hier sprak de revanche, de rancune-revanche ook voor 1870, maar in feite was dit ook de angst; besef van zwakheid, en daarom wilde men beletten dat Duitsland ooit nog een bedreiging zou kunnen worden. Van de Duitse delegatie, die te Londen zou onderhandelen - Marx, Stresemann, Luther - was Stresemann ontegenzeggelijk de sterkste figuur, die mede door zijn liberale gezindheid een contactpunt had met de Franse delegatie.
Hier was het dan, dat voor het eerst sedert 1914, een Frans politieker direct contact kreeg met een Duits afgevaardigde. Herriot en Stresemann zouden
| |
| |
in het grootste geheim elkaar ontmoeten: zelfs de andere leden van de respectieve delegaties werden van deze ontmoeting onkundig gelaten! Herriot was er voor beducht, dat het geringste gerucht hierover hem zijn premierschap zou kosten. Daarom had dit onderhoud plaats in een privévertrek van de Londense Royal Automobile Club.
Wat Stresemann van Herriot wenste te bekomen, was de ontruiming van het Ruhrgebied, die ook door de Engelse delegatie werd voorgehouden als een noodzakelijkheid. Voor Stresemann was deze kwestie voornaam: bij het vertrek van de Duitse delegatie naar Londen was van rechts-nationalistische zijde rumoerig betoogd geworden, omdat men hem van al te grote inschikkelijkheid ten overstaan van Frankrijk en Engeland beschuldigde. Stresemann... of Adenauer? 1924 of 1952?
Bij dit eerste onderhoud bleek nu, dat Herriot persoonlijk het Duits standpunt volkomen aanvaardde, maar uit angst voor de Franse openbare opinie niet dorst optreden. Hij was een en al begrip voor de onhoudbare toestand van Duitsland... dezelfde Herriot, die thans ongeveer dertig jaar ouder geworden, overwonnen door de vrees, zich verzet tegen de opneming van Duitsland in de West-Europese Defensiegemeenschap, en die, zoals in 1932, tegen een redelijke oplossing van het Saarprobleem is gekant.
En op deze geheime samenkomst was het Herriot, die het besluit nam, de bedenkelijke agitatie van de Duitse nationalisten te ontwrichten door de ontruiming van het Ruhrgebied. Dadelijk vertrok hij naar Parijs en keerde na een stormachtig debat in de Franse ministerraad terug met de toestemming over die ontruiming te onderhandelen, onder het beding, dat hiermede eerst over een jaar zou begonnen worden. Maar de onderhandelingen, mede onder de druk van Engeland, brachten meer: de ontruiming zou in etappen geschieden en zou dadelijk na de ondertekening van het verdrag van Londen beginnen.
Herriot had ingezien dat het verder kwetsen van het Duitse eergevoel alleen het Duitse extremisme zou ten goede komen. Dit inzicht heeft hem nu niet meer gediend.
Wel bleef de Franse stemming nog anti-Duits, en dit bleek op andere conferenties, maar Herriot had zich een ogenblik van de angst kunnen bevrijden; ‘l'aurore’ had Herriot dit ogenblik van bezinning genoemd! Maar de schemering duurde vrij lang. Eerst te Locarno in Augustus 1925 zou een tweede bedrijf van die nooit voltooide dageraad volgen.
De toon, die Herriot nog einde 1924 en begin 1925 tegen de Duitse heren aansloeg was opvallend scherp! Hijzelf was niet veranderd, maar om linkse en rechtse steun te winnen voor zijn regering, die mede door de toegevingen in zake de Ruhrgebied-ontruiming fel bedreigd was, gaf hij geen blijken meer van welwillendheid tegenover Duitsland!
In Februari 1925 werd van Duitse zijde het initiatief opgevat tot een memorie, waaruit uiteindelijk de conferentie van Locarno en mede het Rijnpact zouden geboren worden. Dit Rijnpact kon ontegenzeggelijk voor het Westen een tijd van rust inluiden, en, wat vooral belangrijk was, het kon de
| |
| |
gelijkberechtiging van Duitsland tot gevolg hebben. Reeds vroeger had Stresemann een rede gehouden, welke rond de gedachte van het Rijnpact cirkelde: waarborgen te geven voor het behoud van de territoriale bezitsstand aan de Rijn!
Dit Duitse initiatief werd nu door de diplomatieke kanselarijen behandeld, juridisch en mede voor de economische clausulen onderzocht en het werd ten slotte de basis voor de Locarnobesprekingen in October 1925. Het was niet meer Herriot, die het probleem had behandeld; de scherpe economische en vooral monetaire crises hadden al enkele ministeries versleten en Aristide Briand als minister van Buitenlandse Zaken, later als premier, had de kwestie ter hand genomen. Het was overigens niet ongemerkt voorbijgegaan, dat de Sowjetkommissaris voor Buitenlandse Zaken, Tschitscherin, te Berlijn een onderhoud had gehad met Stresemann en men duchtte dat na Rapallo, nog andere verrassingen het Westen konden te beurt vallen. Herinnert dit alles niet op opvallende wijze aan het ‘rumoer’, dat ook Adenauer met Russische diplomaten contact zou hebben gehad?
De conferentie van de Duitse en geallieerde afgevaardigden kwam op 5 October te Locamo bijeen. Allerlei moeilijkheden rezen nu op: mocht het Westen zich tevreden achten een pact te ondertekenen, dat aan de Rijngrens een waarborg voor vrede kon brengen, ook de Oost-Europese staten, Tsjechoslowakije, Polen wilden hierbij betrokken zijn; en het waren de bondgenoten van Frankrijk. Anderzijds eisten de vroegere geallieerden vooreerst de toetreding van Duitsland tot de Volkerenbond, dit evenwel zonder enige wijziging van het bezettingsstatuut. En bovendien wilde Duitsland nu duidelijk en formeel vastleggen, dat het zich niet onderwierp aan de clausule van de Versailles-preambel, als zou Duitsland erkennen de oorzaak te zijn van de wereldoorlog!
En toch over al die moeilijkheden voltrok zich traag... en schijnbaar de toenadering tussen Duitsland en Frankrijk. Briand had zich bevrijd van de angst en had geloof in de mogelijkheid van een Europese vrede. Het was vooral de innerlijke gesteldheid, de goedmoedige, goedwilse houding van Briand, die de conferentie in ogenblikken van spanning redde; want er werden te Locarno harde waarheden gezegd. En Frankrijk eiste toezeggingen, die geen volk ter wereld kon accepteren. Briand was bevrijd van de angst, maar de Franse regering week niet af. Frankrijk eiste voor de eventuele hulp aan zijn bondgenoten, het doormarsrecht door Duitsland. Men wilde Duitsland opnemen in de Volkerenbond als gelijkberechtigd lid, maar Frankrijk stelde eisen, die hiermede niet te verbinden waren. Frankrijk was het o.m. dat wel die opneming wenste, en bepaalde, dat op Duitsland dezelfde verplichtingen zouden wegen als op de andere staten, maar tevens wilde vasthouden aan de zware beperkingen, (financieel, militair, enz.) die Versailles oplegde. Frankrijk was het (met zijn bondgenoten in het Oosten en in het Westen), dat door zijn mateloze ressentimentseisen, getuigend van een angstpsychose, een eerste vorm van Europese eenmaking in de weg stond. Tekenend
| |
| |
voor de stemming van 1925, die ook weer herinnert aan de atmosfeer van 1952, dit woord van Stresemann: ‘Jedesmal aber ist uns Frankreich mit einem Nein entgegen getreten!’
Jedesmal... telkenmale inderdaad wanneer Stresemann iets had voorgesteld, dat de veiligheid in het Westen kon verhogen, zonder impliciet het meesterschap van Frankrijk te bevestigen.
En in verband met de door Frankrijk geëiste medewerking van Duitsland binnen het kader van de Volkerenbond ook aan militaire sancties, maar anderzijds mits de uiterste beperking van het Duitse militaire apparaat, formuleerde Stresemann bezwaren, die ons de huidige moeilijkheden betreffende een Duitse legermacht voor de geest roepen: ‘Welch ein Widerspruch, wenn man auf der einen Seite die deutsche Reichswehr zu einer reinen Grenzpolizei machen will, andererseits aber die militärische Mitwirkung dieser Grenzpolizei an einem Kriege (tegen Rusland!) verlangt!’ En evenals nu moest ten slotte Stresemann protest aantekenen tegen het statuut van het door Frankrijk bezette Saarland, dat zeer strak werd gehouden.
Wij willen hier de grond van deze vraagstukken en moeilijkheden niet behandelen, evenmin hierover oordelen, maar alleen in het licht stellen, hoe ruim 25 jaar geleden tussen Duitsland en Frankrijk dezelfde controverses oprezen, die ook nu het werk van Europese eniging beletten. En Briand zelf zag het conflict zeer juist: ook hij wilde door ruime tegemoetkoming elk extremisme in Duitsland het voedsel ontnemen. En het is ook juist, dat na 1933 precies deze ‘verpaste gelegenheden’ tot toenadering door het extremisme als wapen werden gehanteerd, wapen naar buiten en ook wapen naar binnen. Juist in de zware verplichtingen, die een moeizaam herstellend Duitsland, vechtend met de hongersnood en met zware geldelijke lasten, moest vervullen, en waaraan door een zelf zeer onzeker Frankrijk met starre hardnekkigheid steeds werd herinnerd, heeft de nationalistische agitatie in Duitsland wel ruimschoots voedsel gevonden.
Het is wel bevreemdend, dat de huidige diplomaten, die deze ontwikkeling van dichtbij hebben kunnen volgen, zo achteloos voorbijgaan aan de les, die hieruit toch tot hen moest spreken.
Stellig, men wilde toen vrede, en elkeen had het gevoel, dat men naar een vrede toeschreed... al bleven nog zovele verplichtingen wegen op het overwonnen Duitsland. Het Locarnopact kwam tot stand; het was ook met zijn innerlijke beperkingen, met zijn reserves en zijn gebleven tegenstellingen een tijdelijk succes.
En Briand had gelijk, toen hij op de slotzitting van Locarno bevestigde, dat nu een nieuwe periode werd ingeluid. Maar heeft men zich ook toen niet bedronken aan woorden, die veel meer beduiden, dan men bedoelde? Chamberlain vond dit verrukkelijke woord, dat werd toegejuicht: ‘noch overwinnaars, noch verslagenen!’ Op het ogenblik, dat juist door Locarno zelf, nog de nederlaag van Duitsland, weliswaar in vredelievende zin, werd bevestigd! Een nederlaag, die door de beslissing van Hitler op 7 Maart 1936 werd her- | |
| |
innerd, toen hij de gedemilitariseerde zone van het Rijnland binnenmarcheerde! Geen overwinnaars en geen overwonnenen... op het ogenblik dat, involge de nederlaag, Saarland bezet bleef, de ontwapening van Duitsland bekrachtigd, de kwestie der drukkende herstelbetalingen opnieuw moest worden behandeld.
Te Locarno hadden Chamberlain en Briand aan Duitsland een bestendige zetel in de Raad van de Volkerenbond toegezegd. Toen werd in Maart 1926 de algemene zitting van de Volkerenbond beroepen om deze belofte tot een werkelijkheid te maken. Intussen had echter de diplomatie achter de coulissen gewerkt: begin 1926 verschenen de eerste berichten in de pers, dat aan Polen - de militaire bondgenoot van Frankrijk - een bestendige zetel in de Raad van de Volkerenbond was toegedacht; dit bericht was alleszins verrassend, daar Polen niet eens als niet-bestendig lid was voorgesteld geworden. Het was duidelijk: ook hier had de Franse diplomatie onder impuls van de angst een moeilijkheid geschapen; wilde men Duitsland in de Raad dan moest de Franse invloed er worden versterkt door toetreding van Polen. Achteraf eisten ook Brazilië, Zweden en Spanje een zetel op! Er zijn toen tussen Briand en Stresemann scherpe woorden gewisseld, maar de geest van Locarno werd gelukkig behouden.
In September 1926 werd dan in een nieuwe bijeenkomst van de Volkerenbond de opneming van Duitsland in de Volkerenbondsraad - als bestendig lid van de Raad - tot werkelijkheid. Men herleze thans de redevoering, die er door Stresemann als maidenspeech - een bedankingsrede - werd uitgesproken: hier werden de lijnen uitgestippeld van een Europese gedachte, waarin ook de economie als bindmiddel van de naties werd vooropgesteld... ‘die Wirtschaft, die die alten Grenzen der Länder sprengt und neue Formen internationaler Zusammenarbeit erstrebt!’ En niet minder heerlijk klonken de woorden van Briand, die als verlost van de nachtmerrie van Duits-Franse rivaliteit, hierop de klemtoon legde, dat nu tussen Frankrijk en Duitsland het einde was aangebroken van de lange reeks van bloedige gevechten die alle pagina's van de Frans-Duitse geschiedenisboeken ontsierden! En in het besef, dat nog vele tegenstellingen tussen Frankrijk en Duitsland bleven bestaan, wees hij verheerlijkt op de vredelievende oplossing van deze geschillen. Het klinkt als een hartekreet: weg met de geweren, weg met de mitrailleuses, weg met de kanonnen!...
Groots was stellig de gedachte van Briand, toen hij getuigde, dat hij niet als Fransman en Stresemann niet als Duitser mochten optreden, maar tevens ‘als burgers van een hogere, volkerenverbindende gemeenschap’. En te Thoiry werd dan in de geest van Genève tussen Briand en Stresemann een onderzoek gehouden over de problemen, die tussen Frankrijk en Duitsland bleven bestaan. Toen reeds werd de opheffing van de Franse bezetting in Rijnland behandeld. Ze is nog een kwestie van maanden, zegde Stresemann... eerst in Juni 1930 werd ze werkelijkheid! En zovele moeilijkheden moesten nog geregeld worden in verband met de verplichte ontwapening van Duitsland: de angst bleef in Frankrijk de overwinnaar. Het is waar, dat Briand over zich
| |
| |
zelf en Stresemann getuigde, dat ze beiden optimisten waren!
Briand kon niet ontkennen, dat de stemming in Frankrijk aldoor slechter werd ten overstaan van Duitsland: Poincaré, de taaie nationalistische vechter van 1914 was terug tot premier beroepen! Tekenend voor de Franse stemming! Briand vergoelijkte met een triest lachje de houding van Frankrijk: de rechtse oppositie maakt hem alles onmogelijk. En in Duitsland, aldus bekende Stresemann, had het lange wachten, ‘dat te lang duurt’, het ongeduld tot een bedreiging gemaakt! En de Franse houding maakte het Stresemann moeilijk nog langer de buitenlandse politiek te leiden. In hem groeide twijfel aan de oprechtheid van Briand.
Een onderhoud Stresemann-Poincaré had geen succes: Poincaré gaf niet toe; Briand ontweek elk beslissend onderhoud, ook wanneer in Augustus 1928 op de Quay d'Orsay het Kelloggpakt werd ondertekend.
De Duitse socialisten kwamen in verzet: de socialist Herman Müller, die als Rijkskanselier de vergadering van de Volkerenbond te Genève in September 1928 bijwoonde, uitte zijn verontwaardiging in deze woorden, dat de Duitse ontwapening niet langer mocht voortduren als de eenzijdige beslissing, die de overwinnaars het geweld en de macht in de hand legde. Hij betichtte de regeringen, die zich enerzijds feestelijk verbonden tot het behoud van de vrede, maar anderzijds zich vastklampten aan hun oude machtsposities, om nieuwe te verwerven! Hoe juist ontleed, ook voor deze tijd, nu, 25 jaar later! En hij wees er op, hoe de kleine man alle vertrouwen had verloren! En hoe de grote mogendheden een dubbelhartige politiek volgden!
Het waren wijze woorden: het spel der partijpolitiek, dat ook te Genève voortging, gleed echter met sarcasme over de uitlatingen van de Duitse socialist; Briand wreekte zich over beiden! Geen der Duitse wensen kwam een schrede dichter bij de verwerkelijking. En toen in September 1929 een bizondere conferentie voor de ontruiming van de Duitse gebieden werd beroepen, die op het Haagse Binnenhof werd gehouden, kon eerst na dramatische scènes bereikt worden, dat einde Juni 1930 de bezette Rijngebieden door de Fransen zouden worden ontruimd; België en Engeland zouden dit reeds einde 1929 laten gebeuren. Mede werden in Den Haag de financiële regelingen voor het zware Young-herstelplan vastgelegd.
Parijs had tegen Briands uiteindelijke toezegging, vijf jaar na de belofte, het bezwaar van de veiligheid uitgespeeld; Frankrijk was tegen de ontruiming van het bezette Duitse gebied. Angst enerzijds... en misschien een gevoel van minderwaardigheid, dat zich uitte in een sterker aanleunen bij en zich beroepen op zijn vroegere geallieerden.
De Septemberzitting 1929 van de Volkerenbond te Genève gaf aan Briand de gelegenheid (nadat Stresemann reeds herhaaldelijk hierop had gedoeld) zijn Europa-plan uit te stallen. Het bleef een plan in de zin van een federatief verbond van de Europese staten. Het klonk als een grootse idee in het passende pacifistische en humanistisch jargon voorgebracht en stellig eerlijk gemeend: de Verenigde Staten van Europa!
| |
| |
Maar onmiddellijk hierop liet Stresemann enkele geluiden horen, die meer aan de realia herinnerden: hoe kon men over het éne Europa spreken? Waar bleef de wedervereniging van de Saar met het moederland? Wanneer kwam de werkelijke liquidatie van de oorlog, wanneer zou men denken aan de ontwapening... wanneer zou Duitsland bevrijd zijn van de vreemde bezettingen? De ‘Europese Unie’ op het ogenblik, dat het pact van Versailles nog in zijn volle gewicht op Europa drukte!
En toch ook Stresemann geloofde in de Europa-idee. Hij vroeg het bijna met ongeduld: waar blijft de Europese munt, het liquideren van de tolgrenzen, de unificatie van het Europees bestuur... en waarom bleef Engeland afwijzend? 1929 of 1953? Dezelfde vragen worden nu gesteld en evenals in 1929 rijzen de bezwaren in een zelfde orde, hoofdzakelijk door Frankrijk voorgebracht, dat, precies als in 1929, uit angst de oorlog en zijn disqualificatie niet kan vergeten.
In 1930 verscheen Tardieu als nieuwe Franse ministerpresident: hij was ook een exponent van de anti-Duitse stromingen. Nog werd door hem vastgehouden aan de strenge sancties, voor tien jaar door Versailles voorgesteld, indien de financiële regeling geen voldoening gaf... op het ogenblik dat Duitsland in volle crisis verkeerde. In de gedachtengang van Tardieu zou ook in 1930 een nieuw Ruhravontuur nog herhaald zijn geworden, zelfs nu het Duits nationalistisch ressentiment dreigend fel werd. En ook toen werd gesproken over de internationalisering van de Ruhr en over de internationalisering van de Saarindustrie... naar Franse plannen.
En terwijl al die moeilijkheden en betwistingen een werkelijke toenadering in de weg stonden, kwam Briand opnieuw met zijn Europaplan, dat hij in een memorandum aan de Europese staten had toegelicht. Zo dikwijls zien wij in Schumann de Briand van 1950.
De economische crisis woedde nu over heel de wereld; de crisisatmosfeer verbitterde de gemoederen, schonk kracht aan alle extremismen, die de atmosfeer tussen Frankrijk en Duitsland weer verscherpten.
Het had inderdaad geen zin over de Europa-Unie te praten, zo lang de vele transacties gebeurden die met de geest ervan in strijd waren. De zware financiële crisis in Duitsland - wij denken aan de geldelijke en naturaverplichtingen, aan het Youngplan - noopte de geallieerden, na het Hoovermoratorium, Duitsland onder bepaalde economische voorwaarden een grote lening toe te staan. Alleen Frankrijk wilde met economische panden geen vrede nemen: het eiste ook politieke voorwaarden, zo onredelijk, zo tekenend, dat Amerika en later Engeland nog voor de bespreking, de Duitse delegatie inlichtten, dat zij die politieke voorwaarden zouden afwijzen. De Franse argumentatie door Laval en Flandin voorgebracht was poeslief, maar kon de anti-Duitse pointe niet verbergen. Ook wanneer later het project van een Duits-Oostenrijkse tolunie gelanceerd wordt, in de geest van Briand, rijst vooral Frankrijk op. Dit plan verstoorde de mogelijkheden van een Franse Europapolitiek, die een economische vereniging tussen Duitsland en Oosten- | |
| |
rijk wilde beletten en Oostenrijk stuwen naar een Donauconferentie, waarover Frankrijk ook politiek alle macht zou hebben gehad. Dit was, zoals Jan Romein het in zijn ‘Machten van deze Tijd’ aanduidt, de geest van Briands Europapolitiek: vredespolitiek en gelijktijdig opvoeren van de Franse militaire pacten; zo zou onvermijdelijk de leiding van de Europa-Unie toevallen aan de machtigste continentale mogendheid: Frankrijk! En is dit ook niet de geest en de inhoud van de Europapolitiek, die tot voor enkele weken door Frankrijk werd gevoerd? Oostenrijk en Duitsland moesten afzien van hun plan; Oostenrijk werd door geldnood naar Frankrijk toegedreven en voor Duitsland bleef de bedreiging gesteld van politieke sancties!... In het teken van de Europese Unie!
Niet anders was het aangezicht van de ontwapeningspolitiek in de debatten te Genève - Februari 1932 -, die door Henderson werden geleid.
Duitsland wenste een ontwapening, die voor alle staten een zelfde karakter zou hebben. Frankrijk wilde echter zijn militaire macht niet aantasten; en het wilde vooral Duitslands financiële nood bestendigen om elke activiteit op een ander gebied - o.a. op het politieke terrein - onmogelijk te maken. En als ten slotte Engeland bereid is tot een verzoenende houding, dan rijst Frankrijk alleen in de contramine!
Het eindresultaat van de besprekingen (11 December 1932) is, dat men Duitsland gelijkberechtiging zal schenken, ‘in een systeem dat alle naties zekerheid geeft’. Het was geen gelijkheid in de ontwapening, maar een langzaam te verwerven bewapening, mits door een pactensysteem Frankrijk toch de meester zou gebleven zijn. En intussen had Frankrijk reeds met Rusland gepacteerd!
Begin 1933 wordt er onderhandeld over een ontwapening in etappen, terwijl Duitsland intussen niets aan zijn verplicht ontwapend-zijn mag wijzigen. Wat Frankrijk ten slotte uit deze debatten poogde te winnen: de automatische hulp van Engeland en de U.S.A. bij een aanval tegen het Franse machtssysteem. Daartoe waren de angelsaksische naties niet bereid. Maar dat heeft ten slotte Frankrijk nu door het Atlanticpact en de Europese defensie bijna verkregen.
En in September 1933 kwam men zover, dat de gelijkheid aan Duitsland in December 1932 toegekend, voor vier jaar werd uitgesteld! Waarop Duitsland, reeds onder nationaal-socialistisch bewind, Genève verliet. Het Franse verzet had niet alleen het nationalistisch verzet aan het bewind gebracht, maar ten slotte door zijn starheid in zake de herstelpolitiek, het Europese orgaan ondermijnd, dat ten slotte vroeger toch resultaten had opgeleverd. Het woord van de socialist Müller was juist: in volle pacifisme werd de nieuwe machtsbasis voorbereid.
Wat Frankrijk door het pact van Versailles had willen bereiken (en waartegen Engeland en Amerika zich dadelijk hadden gekant), het groeien tot de machtigste Europese continentale staat (met uitschakeling van Rusland!) door de verzwakking van Duitsland en de bestendiging hiervan, was mislukt. De angst alleen was voor Frankrijk al een gevaar; maar de aanspraak op macht
| |
| |
was zo manifest, dat het verzet niet kon uitblijven en de historische rivaliteit terug in het leven riep. Men heeft van Duitse zijde Stresemann verweten, dat hij zo goedgeloofs de Franse vredespolitiek van Briand was gevolgd. Briands Europa plan kwam - ook zonder belliqueuse bedoeling - neer op het Europaplan van Sully, op dit van Napoleon III, Frankrijk de eerste in Europa. De democratische voorstelling van Bonaparte's bedoelingen!
Wij willen hierbij niet beweren, dat Duitsland noch Engeland schaapjesachtig onschuldig bleven; maar wel, dat meer begrip voor de werkelijke verhoudingen, meer inzicht in de psychologische reacties van een volk, (dat sterker is dan zijn overwinnaar), dat minder Franse rancunes en vooral geringer machtsaanspraak (los van de herinnering aan vroegere historische grootheid), de vrede van Europa oneindig beter zouden hebben gediend.
En wij duchten dat de les van 1924-1933 Frankrijk nog niets heeft geleerd.
Wij schetsten het verloop van enkele bepaalde feiten in de laatste decennia, die met het huidige gebeuren toch een zekere gemeenschappelijkheid vertonen. In de eerste plaats de identiteit van de medespelers en van de methode. Het is juist, dat in de geschiedenis de argumentatie op grond van analogie niet opgaat. Verhoudingen, spanningen, tegenstellingen laten zich over een afstand van tijd niet vergelijken. Zij zelve moeten worden gezien tegen een bepaalde achtergrond en gemeten aan een steeds wisselende internationale en nationale dynamiek. Zij drukken verhoudingen uit, waarvan de termen niet stabiel zijn, doch altijd relatief; maar de atmosfeer, waarin zij voorkomen en de psychologische reacties, die zij oproepen, kunnen in hun stuwende kracht toch worden vergeleken. Zoals in 1929-1933 heeft de Franse politiek ook nu nationalistische reacties tot zelfs in de socialistische partij, uiteindelijk bij Adenauer, opgeroepen. Dit blijkt duidelijk uit de onverkwikkelijke en onverantwoordelijke Franse houding in zake het ‘eeuwige’ Saarprobleem!
Wie de ontwikkeling 1924-1932 volgt ziet eenzelfde proces: de begrijpelijke angst van Frankrijk door het gevoel van onmacht! Daarom de vraag naar sécurité, en bovendien de onmacht, nu vooral, die sécurité economisch of politiek alleen te waarborgen; het opdringen van een reeks voorwaarden, die het alleen niet kan handhaven. De blijkbare onmacht van de tegenstander geeft kracht aan de overwonnene. Ontwapeningspolitiek, opleggen van militaire verplichtingen zonder gelijkstelling, economische politiek, annexatie van Duits grondgebied (Saar): het zijn verschijnselen van 1952, die pijnlijk aan een vroegere ontwikkeling herinneren.
Er is in deze schuld bij Frankrijk.
Maar ook wij hebben schuld. Wij handelen als met een verwend kindje dat huilend naar bed wil, omdat zijn wensen niet worden vervuld.
Zo de U.S.A. als Engeland zien de juiste verhoudingen; er ligt ten slotte toch iets onterends in het feit, dat men een Franse kwade bui met dollars wil verdrijven. Maar men moet de moed hebben Frankrijk te wijzen op zijn zwakheid, zijn moreel tekort, die nu voor het éne Europa een gevaar worden. De herinnering aan een groot verleden volstaat niet om aanspraken te formuleren,
| |
| |
die uit de tijd te zijn. De onmiddellijkheid van het gevaar heeft een Duitse sterkte noodzakelijk gemaakt: men moet van die Duitse kracht een Europese kracht maken. Die Duitse hulp uit te schakelen, af te wijzen, of te binden aan voorwaarden, die niet zozeer Europa, dan wel Frankrijk moeten dienen, is handelen in strijd met de Europese gedachte. Frankrijk wil historie maken, welke tegen de loop van de historie indruist.
Het was bevreemdend, dat Frankrijk strategische plannen ontwierp, die in feite een deel van Nederland, Denemarken en Noorwegen opofferden, om in de eerste plaats Frankrijk zelf te beschermen. En het is onjuist te beweren - wat onlangs toch door de hoogste politieke instanties bij het in functie stellen van de Rhônestuwdam geschiedde - dat Frankrijk wordt opgeofferd en door zijn politieke vrienden wordt verlaten. Maar elkeen voelt het aan, dat Frankrijk niet kan kiezen tussen zich zelf en Europa; dat het Frankrijk van 1950 niet kan verleren de eisen te stellen, die een sterker Frankrijk eeuwen geleden in volkomen andere structuren en conjuncturen, bij machte was te stellen.
De Gaulle heeft enkele weken geleden aan de Fransen hun minderwaardigheidscomplex verweten. Het is een groot woord, het is vooral een onjuist woord. De fout is niet een minderwaardigheidscomplex; de fout is een illusie te hebben, die alleen steunt op een prachtig verleden; de fout is een leidende rol op te eisen, juist op grond van dit verleden, dan als de laatste eeuw historie geleerd heeft, dat Frankrijk die taak niet aan kan. En juist in het conflict tussen het vasthouden aan die droom, aan die illusie, en het diepe besef van de angst voor de onmacht ligt de tragedie, die de Franse diplomatie op gevaarlijke wegen leidt. Op de wegen, die voeren naar het zoeken van bondgenoten, die voor Europa gevaarlijk zijn.
Eenzelfde crisis heeft Frankrijk rond 1890 (en al in 1877) geleid tot het zoeken van de Russische alliantie; heeft voor 1940 Frankrijk opnieuw gestuwd in de richting van een militair pact met Sowjet-Rusland, en dreigt ook nu weer de mogelijkheid van een Europese eenheid te doen stranden op de inmenging van Rusland.
|
|