Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98(1953)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] Henri Schoofs Sonnetten voor mijn vrouw I En toch: wie eenzaam is kan ook geluk genaken - de vreugde is vaak een nauw verdoken roos - en wie zegt ons wie 't beste deel verkoos of wie zal met de roos de scherpe doorn niet raken? Gij zijt mij, doelloos dolend schip, de lichte baken die 'k jubelend begroet. Maar altijd broos blijkt de vervulde wens, want ach, altoos zal na de korte roes het hart berooid ontwaken. Slechts vreugde bloeit als 't zachte spel der zinnen verlangen voedt maar ook verzaken kent; Het is de gave van uw grondeloos beminnen, die 't felle bloed in goede richting ment en op de duur wordt men de spreuk gewend: Der liefde rijkste vrucht is eenvoud en bezinnen. II Maar alle vreugde kan in lijden weer verkeren: er blijft van zomervuren slechts de heugenis en wat van liefdes droom nog in ons levend is wordt weemoed reeds en smart in heviger begeren; want nimmer zal de geest ons mensenhart beheren. Ach liefste, wat ik verlangend in uw ogen gis blijft mij benauwen en zo zal ook dit gemis ons wezen met zijn dronken gloed voor goed verteren. Doch aan uw hart wordt ook mijn trots verslagen-: Gij zijt het paradijs waar ik mij vind als een die zich om de aarde nog bezint en angsten koestert, die hij waant hem te belagen - Maar alle vreugde schuilt in wat uw ogen vragen en wat mij nog bevrijden kan: de hunker naar ons kind. Vorige Volgende