Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98 (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 98

(1953)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

Boekbesprekingen

Wereldliteratuur

In Gestalte der Tijden. De Wereldletterkunde in Hoofdtrekken (Uitg. De Nederl. Boekhandel, Antwerpen; 311 blz.) wil F.W. van Heerikhuyzen een overzicht geven van de literatuur van de primitieve tijden af tot nu. Ook de natuurvolkeren en de literaturen van het beschaafde Oosten worden daarin betrokken. Men kan van een boek, dat zulke enorme gebieden bestrijkt, geen wetenschappelijke inzichten verlangen. Vermeylen, die jarenlang de ‘Europese literatuurgeschiedenis’ doceerde, gaf in een rectorale rede de boutade ten beste over een professor, die bij zijn op-pensioenstelling uitriep: ‘Nu zal ik eindelijk eens de boeken kunnen gaan lezen, waarover ik zolang gesproken heb’. Zeker is het schrijven van een boek over de literaturen der wereld, zoals Van Heerikhuyzen heeft aangevat, of zelfs maar over de gehele Europese literatuur, onmogelijk geworden indien men als conditie stelt dat men door lectuur, critische lectuur eerst een persoonlijk-verantwoord oordeel moet verwerven. Wanneer men een historisch en critisch verantwoord boek wil zien ontstaan, moet voor dergelijke projecten beroep worden gedaan op de samenwerking van vele specialisten.

Toch hebben compilatie-werken als deze Gestalte der Tijden voor de leek hun nut, omdat ze een inleiding kunnen zijn tot het immense gebied van de wereldliteratuur; ze prikkelen de belangstelling, ze geven panoramatisch en geordend overzicht, ze verruimen de geestelijke horizon. Het overzicht van de schr. is, in beschrijvend opzicht, knap. De compositie van het boek is goed, het essentiële wordt van het bijkomstige gescheiden, en ook de literaire waardebepalingen lijken me - zover ik met zeer beperkte persoonlijke kennis van de duizenden en duizenden besproken werken oordelen kan - zeer goed. Zwakker zijn de algemene karakteristieken van perioden, als b v. de Renaissance en de Barok (blz. 155-163) Ze zijn, voor mijn gevoel, ordeloos, zij geven geen klare hoofdlijnen en verliezen zich in verwarde complicatie. De zwakste zijde van dit werk komt aan het licht wanneer de schr. de veilige gebieden van de beschrijvende literatuurhistorie, met haar klassieke typeringen, verlaat, om zich aan persoonlijke interpretatie te wagen. Zijn interpretaties van Shakespeare en Goethe, b.v. zijn in hun geheel beschouwd onsamenhangend, duister en onrijp. Waarom hier, zoals ook elders waar het om de typering van grote figuren en ganse periodes gaat, zich niet liever aan de klassiek-historische voorstelling gehouden? Ook op detail-punten geven de totaal overbodige persoonlijke interpretaties van Van Heerikhuyzen een onaangename indruk van pedante onrijpheid. Zo spreekt hij over de troubadourlyriek, en zonder iets te laten vermoeden van enige kennis betreffende de tientallen theorieën, die over de oorsprong van dat genre bestaan (een onoplosbare kwestie wellicht!), vindt hij het nodig in een overbodige voetnoot de thesis van Denis de Rougemont over dit vraagstuk ‘naief’ noemen. Zulke qualificatie zou kunnen aanvaard worden in een boek, dat van critisch onderzoek betreffende het vraagstuk en de verscheidene theorieën blijk geeft, maar in een werk als het onderhavige is zij ongepast.

Maar àfgezien van deze neiging tot interpretatie, die ik trouwens in dit werk meestal buitenissig vind, en helemaal overbodig, is Gestalte der Tijden als beschrijvend literatuuroverzicht, een zeer nuttig vulgariseringswerk, dat van vlijtig-compilerende werkkracht, knappe beheersing van de stof en goede litteraire smaak getuigt. Het kan bij de studenten in de letteren en de literatuurliefhebbers, als eerste inleiding tot verdere persoonlijke studie, een

[pagina 127]
[p. 127]

‘leemte vullen’. De bloemlezing Ziel en Gedachte, die samen met deze literatuurgeschiedenis door de schrijver werd uitgegeven, is misschien een nog nuttiger boek. Zij bevat een keuze van vertalingen uit de hele wereldletterkunde in het Nederlands, Frans, Engels. Zij is voor elke bibliotheek een verrijking.

 

Van de Algemene Literatuurgeschiedenis. Geschiedenis van de belangrijkste figuren en stromingen in de Wereldliteratuur, verscheen het vijfde deel, geschreven door Prof. Dr. J.J. Gielen (Uitg. De Haan, Utrecht - N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen). Het bestrijkt de Europese letteren van de opkomst van het Realisme af (ca. 1850) tot heden.

Het eerste deel van het boek (tot blz. 222) zou men kunnen noemen: een reeks fragmentaire studies, die willen bijdragen tot een cultuurhistorische en cultuurfilosofische geschiedenis der Europese letteren. Enkele zeer belangrijke ideologische aspecten van de moderne letterkunde worden hier onderzocht: de verhouding van de realistische letterkunde tot de sociologische vraagstukken, de invloed van de wijsbegeerte op de letterkunde, de invloed van de psycho-analysis, de wederzijdse verhouding en beinvloeding der kunsten, de critische houding van de schrijver tegenover mens en maatschappij, enz. Deze hoofdstukken, die veeleer afzonderlijke opstellen zijn dan schakels in één sluitend betoog, bevatten een respectabele eruditie. Schenken ze geen geschiedkundig of geestelijk-samenvattend éénheidsbeeld, dan leveren zij toch belangrijke bijdragen tot een nog te schrijven complete en gemotiveerde ‘geestesgeschiedenis’ der moderne letterkunde.

De hoofdstukken over de verhouding van sociologie, wetenschap en wijsbegeerte tot de letterkunde (blz. 1-92) lijken ons de meest geslaagde. De studie over de psycho-analyse is wel voor aanvulling en nuancering vatbaar; wat de vogue der abnormale psychologie betreft, die in hetzelfde hoofdstuk wordt behandeld (al is dit een heel ander probleem!), deze wordt slechts even aangeraakt.

Tot een studie van de vele biologisch-animale, pathologische (neurotische en andere), paranormale, perverse en dgl. vertekeningen van de mens in de moderne literatuur sinds het Realisme is de schr. in dit boek niet geraakt, ja zelfs niet tot een aanduiding van deze boeiende alhoewel deprimerende terreinen van onderzoek. De beschouwingen over ‘Het Overschrijden der Grenzen’ (119-166) zijn zaakrijk, maar beperken zich toch meestal tot àl te vluchtige aanduiding of karakteristiek. Het daarop volgende hoofdstuk over ‘De Critiek op Mens en Maatschappij’ vervalt minder tot vluchtige opsomming, het is ook grondiger.

Het tweede deel van het boek schenkt ons een strict-litterair-histonsch overzicht in drie fasen. Het eerste hoofdstuk behandelt het Realisme, het Naturalisme en verwante stromingen, het tweede: de Parnasse, het Symbolisme en de Neoromantiek, en tenslotte het derde: het Expressionisme en zijn gevolgen. De eerste twee van deze hoofdstukken munten uit door klare overzichtelijkheid, en goede karakteristiek van de grote lijnen en figuren. Zij geven ook een uitstekend inzicht in de Europese samenhang der behandelde stromingen. Jammer genoeg is het derde hoofdstuk, over het Expressionisme, te snel-oppervlakkig. De enkele beschouwingen over het heden zijn nietig.

Het hele boek, hybridisch samengesteld, geeft de indruk te snel te zijn gepubliceerd. Met al de eruditie die het bevat, met de zeer goede en soms uitstekende delen, is het niet gegroeid tot een rijp-synthetische visie. Bij het lezen van die beschouwingen over zoveel interessante ideologische, psychologische en sociale aspecten van de moderne letteren - er wonden er trouwens belangrijke en minder belangrijke verwaarloosd -, stelt de lezer, die naar geordend en synthetisch inzicht streeft, vergeefs de vraag. hoe kunnen deze aspecten nu worden geintegreerd in het eenheidsbeeld van de psychische situatie van de moderne kunstenaar? Hoe kan dit alles worden samengebracht tot het éne wereldbeeld van de moderne kunst? Dit zoeken naar eenheid en synthetische lijnen vindt men niet in dit boek. Ook kan men betreuren dat de specifiek-artistieke vraagstukken, die in de moderne literatuurschepping domineren, zo weinig aandacht krijgen. De vraagstukken van het woord, de vorm, de stijl worden in deze bij uitstek ideologisch- en ethisch-gerichte literatuurstudie al te weinig aangeraakt en nergens grondig bekeken.

Summa summarum, lijkt dit boek ons een boeiende aanloop, maar het is niet ‘af’. Doch met al wat het in zijn huidige vorm

[pagina 128]
[p. 128]

biedt, zal het alle lezers reeds veel nuttige ‘wetenschap’ kunnen schenken, een inleiding tot die uiterst complexe en chaotische wereld van de moderne Europese literatuurschepping. Te wensen is dat Prof. J.J. Gielen, die zéér veel blijkt te hebben vergaard, de rustige tijd moge vinden om ons eens een synthetischer en voltooid werk te schenken. Nog een detail dat eigenlijk geen detail is: een naamregister ontbreekt! Dit vermindert in hoge mate de practische gebruikswaarde van dit nuttige boek.

ALB. W.

Gerard Diels: Na de bevrijding. Gedichten. - Uitg. Van Kampen en Zoon, Amsterdam 1952.

Gerard Diels behoort niet meer tot de allerjongsten; hij is reeds de vijftig voorbij, maar in zijn poezie zoekt hij aansluiting bij de jongste modernisten, terwijl hij in werkelijkheid blijft aanleunen bij de expressionisten van na de eerste wereldoorlog. Voornamelijk in de cyclus Missa Antiqua et nova, die geschreven werd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van Nederland, is dit het geval. Deze poezie knoopt aan bij de eerste pogingen van Paul van Ostaijen, Marnix Gijsen en Wies Moens, toen deze dichters nog hun heil zochten in een originele, vaak gezochte beeldspraak, die geïnspireerd werd door de verwezenlijkingen op het gebied van de moderne techniek. Ook het vers van Gerard Diels tracht ons in de eerste plaats te imponeren door de snelle opeenvolging van soms verrassende, soms opzettelijk onlogische of groteske beeldenreeksen, die ons als het ware overrompelden maar die ons al te zelden de tijd laten om tot bezinning te komen. Daarenboven huldigt Gerard Diels een nihilisme dat wel begrijpelijk maar niet aanvaardbaar is, zodat wij vaak de indruk krijgen dat het verwoede protest van deze dichter tegen de gruwelijke uitwassen van een ondergaande cultuur, veeleer een sarcastische en spottende boutade is dan een oprecht pleidooi voor de waardigheid van de moderne mens.

 
Want er is niets,
 
dan de verstomde lijfwacht der neerslachtigen.
 
Niets dan de tranen die hem niet beroeren.
 
Niets dan de pijnen die hij niet meer voelt.
 
Niets dan een vleugellam gebeten meeuw.
 
Niets is er meer.
 
Nada.
 
Niente.

Blijven de gedichten uit de cyclus Missa antiqua et nova, bij gemis aan vormkracht, voor een groot gedeelte ongenietbaar, wanneer Gerard Diels, zoals in de verzen die opgedragen werden aan een vriend die niet uit het concentratiekamp terugkeerde, zich aan een zekere prosodische tucht onderwerpt en tevens weer het rijm in eer herstelt, dan verliest zijn vers zijn hallucinerend en overrompelend karakter, maar het wint ongetwijfeld aan gespannenheid en poetische kracht. Wat er duidelijk op wijst dat ook het talent van Gerard Diels beter gediend is met de prosodische vormgeving dan met de originele karpelsprongen van het vrije vers.

P.G. Buckinx.

A. Roland Holst: Woest en Moe. In- en uitvallen naar aanleiding van een oude versregel. - Uitg. A.A.M Stols, 's Gravenhage 1951.

Naar aanleiding van de versregel: ‘De woestheid en de moeheid dezer wereld...’ die Adriaan Roland Holst meer dan twintig jaar geleden schreef en die hem, ofschoon hij het strovuur der inspiratie wantrouwt, blijkbaar onbewust ontviel, heeft deze dichter in de korte beschouwing die hij onder de titel ‘Woest en Moe’ publiceerde, zijn eigen filosofisch standpunt trachten te formuleren, uitgaande van de diepere betekenis die aan bedoelde versregel ten grondslag ligt. En deze betekenis kreeg als het ware een profetisch karakter want, wat in dit vers werd uitgedrukt is zo sterk gebonden aan deze tijd dat het tegelijk een wanhoopskreet en een waarschuwing geworden is. A. Roland Holst stelt hier de diagnose van onze haast onontkoombare ondergang. De razernij van de moderne mens vindt haar oorsprong in zijn machtsbegeerte, die onvermijdelijk resulteert uit de overheersing van de techniek op de zuivere krachten van gevoel en geest.

Deze niet zeer nieuwe vaststelling, door A. Roland Holst echter op persoonlijke, hoewel niet overal op even heldere wijze geformuleerd, heeft ons echter geboeid van het begin tot het einde, omdat zij van een dichter komt die, van zijn hoogte afgedaald, ons een wanhoopskreet en een waarschuwing laat horen waarvoor niemand ongevoelig kan blijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Gestalten der tijden (2 dln)

  • over Na de bevrijding

  • over Woest en moe


auteurs

  • Albert Westerlinck

  • Pieter G. Buckinx

  • over J.J. Gielen