Leuven, den 23 December 1879.
Vriend H. en Vriend C.
Vergeef mij dat ik alzoo twee brieven in een schrijve en slechts eenige reken als ik eene wereld zoude willen storten in twee vriendenherten die ik wete trouw te zijn: het is een beetjen verslecht; ik was ten anderen verre van genezen. Het gevaar is weg sedert eenigen tijd, en het fleurus omtrent gedaan, maar de koorts en wilt weg, en vandage hebbe ik 39 graden warmte en eene dapperte van polsslag van 100 per minute.
- U zeggen hoe uw brieven mij deugd gedaan hebben ware onmogelik. Er was trouwens, bij het zien, hooren en voelen eener slechts halvelings gedoken tegenkanting, gedurende de laatste tijden van verleden jaar en gedurende het groot verlof, zulk een stroom van bitterheid in mij gerezen, dat ik het vast besluit genomen had, als banneling, met de woorden van Lope de Vega in den mond (Zie ‘Aan Spanje’), Westvlaanderen voor goed te verlaten en mij van nu reeds voor goed te Brussel te stellen, waar ik familie, vrienden, en betrekkingen hebbe en waar men mij eene goede plaats aanbood. Ik zoude mijne studiën voortzetten hetzij ter hoogeschole (doch daarvan hebbe ik vroeg afgezien) hetzij op mijn eigen, mijne examens afleggende voor den Jury Central. Mannen die veel op mij vermogen hadden vergeefs getracht mij daarvan te doen afzien. Een alleen is daarin gelukt. En zoo ben ik naar Leuven wedergekeerd, zeer droevig, en ook beginnende reeds de dubbele ziekte te gevoelen waar ik mij nu uit trachte te worstelen: verkoudheid en afmatting naar lijf en ziele. - Sedert mijne ziekte hebbe ik al die dingen wel overwogen, den tijd hebbende tot overwegen: ik hebbe omtrent twee maanden in bedde moeten liggen zonder iets te doen, ter nauwernood mogende dageliks een kwartierken lezing aanhooren die ik der zuster die mij oppaste doen deed uit den boek van Cl. Brentano: Das bitter Leiden Christi naar die Visionen van Schr. Cath. Emmerich. Het overwegen heeft mij deugd gedaan, en onder Gods oogen en bijstand, hebbe ik moed geschept uit die diepten der ziele die altijd stille zijn gelijk de afgrond der zee stillekens waagt, zelfs wanneer de storm hare bovenste golven woelt en onder te boven keert. En, op nieuw mij sterk gevoelende, alwas het lijf krank, hebbe ik dan besloten ten uitvoer te brengen wat ik reeds halvelinge ontworpen, en gelukkiglik ten deele bereid had gedurende het groot verlof, het
scheppen van een nieuw tijdschrift.
.................................
Uw broeder in den Kampe
Albrecht Rodenbach.