‘Wieze, zei ik, loop naar den broekwachter, zeg dat hij naar den onderpastoor loopt, en kom dadelijk terug om mij te helpen.’
Er kwam weer een wee. Het bleke gezicht kreeg een pijnlijke grijns.
‘Goed zo, geen geweld. 't Komt wel in orde.’
Het kindshoofd was nu ingedaald.
Ik hoorde de broekwachter de straat op hollen dorpewaarts in.
‘Wieze, leg dezen handdoek op de tafel. Heeft het water goed gekookt?’
‘Ja, Mijnheer, tien minuten zoals altijd.’
Ik haalde heel voorzichtig het instrumenten zakje met het kiemvrije tuig uit het kistje, spreidde de inhoud op den handdoek open en dekte hem toe.
De vrouw begon weer zachtjes te kreunen en ze kreeg weer een wee.
‘Nog een beetje moed houden, vrouwke, 't is bijna gedaan. 't Zal een meiske zijn.’
Ze glimlachte en keek mij aan, maar haar blik was niet helder meer. Terwijl ik haar nog eens nader onderzocht en nog een spuitje gaf voelde ik iets tegen mijn benen bewegen.
Ik keek naar beneden en zag een kindergezichtje van uit de onderste alkoof angstig naar mij op kijken.
‘Koest u Janneke, slapen! Moeke is ziek! Ze moet rusten. Braaf zijn!’ De man duwde het ventje terug onder de kast en stopte hem het deken over zijn hoofd.
‘Wieze nu zal 't er op aankomen.’
De vrouw kreeg weer een wee en het kindshoofd werd nu duidelijk zichtbaar. Maar alles viel dadelijk weer stil en de toegang tot de wereld sloot zich weer af.
De hond onder het wagentje ging jammerlijk aan 't janken.
Wieze-den-Teut keek mij aan en maakte een kruis.
De man riep iets naar den hond door de spleet van de deur.
De eeuwigheid scheen te beginnen.
De pols was weer zwakker geworden en van tijd bleef de adem halverwege hangen.
Het was mij nu niet meer mogelijk met zekerheid te weten of het kind nog steeds op het restje leven van zijn moeder teerde.
Ik gaf de vrouw nog een spuitje kamferolie.
‘Wieze wij gaan het halen’.
Het plaatsen van de verlostang was niet moeilijk; een paar bewegingen en Wieze ving het wicht in haar voorschoot en de eerste levensschreeuw scheurde de stilte van de ruimte.
‘Proficiat! 't Is een...’
Op dit moment gingen de ogen van de vrouw wijd open, en staarden een seconde over de tijd heen, dan draaiden ze weer naar omhoog; de mond sperde angstig wijd open; de lucht bleef in de keel grollen, een rilling ging door de ledematen en toen viel alles stil.
De moeder was levenloos en het kind schreide het leven toe.