Een kwartier later rende ik door de velden naar het klein station...
***
Op het buro verwelkomde de radio mij met romantische kamermuziek. Juffrouw Van Peteghem, de secretaresse van mijnheer de directeur, op wie ik op mijn dertigste jaar nog eens was verliefd geworden, lachte mij met haar kersemondje toe, terwijl ik mij achter de schrijftafel van mijnheer de directeur zette en zei:
‘Een goeie morgen, juffrouw, mijnheer De Duve komt vandaag niet.’
Zij knikte even en deed voort.
Er was weinig nieuws voor de zaak. Een paar orders tussen een stapel drukwerken en reclamefolders. Helemaal onderaan een brief... geadresseerd aan Juffrouw Yolande Van Peteghem, secretaresse.
Van op de directeur's stoel interesseerde mij de afzender. Ik las: Avenue de l'Unesco, 17, Anvers. Zonder aarzelen zegde ik tot de juffrouw die op dat ogenblik een wolk van haren over haar schouders liet losstroelen:
‘Een brief van mijnheer De Duve voor U, juffrouw.’
Zij keek mij wat verbaasd aan. Stak een kleine hand uit en nam de brief.
Terwijl ze hem met twintig vingeren openmaakte ging de telefoon. Ik haakte af.
‘Ja, met Schlegers... Neen... Ja... Neen, liefste, neen! Ja... tot straks... Ja, tot straks...’
Rachel wou weten of ik ongedeerd op kantoor was gekomen. Na mijn vertrek was zij weer ingeslapen en had in die korte tijdspanne van de zee gedroomd en van een zee-schildpad die op haar als een voorhistorisch monster was afgekomen en die haar had doen wakker schrikken.
De telefoon weer op de haak was Yolande met brieflezen klaar.
‘Mijnheer de Directeur feliciteert mij met mijn verjaardag,’ murmelde zij als een speelse bosbeek. Van een bosroos had haar gelaat de kleur.
‘O! doet hij dat?’
‘Ja!’
‘Wel, ook van mij gefeliciteerd!’
Ik stond op om haar de gebruikelijke drie zoenen te geven... maar neen, ik deed het niet, ik offreerde haar instee een doos hopjes (die ik gisteren voor mijn vrouw had gekocht) en het schalkse kind replikeerde:
‘O, maar dat is mateloos lief van U, mijnheer Schlegers, mateloos lief, noemt U mij maar Yolande, net als mijnheer de directeur... tenminste wanneer U het goed vindt...’
Ik wist eerst niet wat te antwoorden.
En dan alleen: ‘O, doet hij dat?’
Yolande beaamde met een knikje.
‘Goed, dan zal ik je voortaan zo noemen, tenminste als niemand het overhoren kan...’