illustratie-materiaal, zeer overvloedig, en met zeer geslaagde detail-opnamen, waarvan sommige in vergroting. Vooral deze detail-opnamen zijn uiterst revelerend voor de kunstzin en het technisch meesterschap van de hier behandelde werken. De uitgave van De Sikkel verdient de meeste lof.
Na Van Heurck en Dr Boekenoogen, die zich voor de studie van het volksboek zo verdienstelijk hebben gemaakt, betreedt ook Dr. Luc Debaene dit terrein met een uitvoerig werk De Nederlandse Volksboeken (Uitg. De Vlijt, Antwerpen). Hij compileert en bewerkt al de gegevens, die tot dusver bekend waren over het ontstaan en de geschiedenis van de Nederlandse proza-romans van 1475 tot 1540. Dr. Debaene onderzoekt in het eerste deel van zijn werk de proza-romans uit onze volkslectuur de ene na de andere, vertelt hun inhoud, geeft historische en bibliografische beschouwingen, zo dat de nieuwsgierige vorser een complete en critische status quaestionis krijgt over de inhoud dezer literatuur en de stand van de studie. Het tweede deel van dit boek is gewijd aan de literairhistorische beschouwing van de prozaroman in het geheel van de Nederlandse literatuur, van zijn verschijnen af tot na 1540, en aan onderzoek van zijn betekenis als cultuurhistorisch document.
Voor onze cultuurgeschiedenis en de geschiedenis onzer folklore, subsidiair ook van onze letterkunde, is deze resumerende en ook hier of daar vorsende studie belangrijk als een zaakrijk naslaboek, dat ongetwijfeld tot verder onderzoek zal prikkelen. Vermelden we nog dat het boek met typerende uittreksels en treffende illustraties werd verrijkt.
De studie van Frans Smits over Willem Elsschot kende zo pas haar tweede druk (Uitg. Manteau, Brussel). Zij is in de eerste plaats een zeer boeiende en belangrijke biografie van de schrijver. Zijn jeugd, zijn persoonlijk leven, zijn ontwikkelingsgang worden hier belicht als onmisbare hulpbronnen tot dieper begrip van zijn werk, dat, zoals men weet, sterk autobiografisch is getint. Ook het critisch gehalte van dit boek is bevredigend, en in zijn ontledingen der diverse boeken van Elsschot weet Smits de meest treffende eigenschappen van stijl en inhoud goed te karakteriseren. Smits heeft bovendien de hele bibliografie over de Antwerpse schrijver vlijtig nagepluisd en zelfs de dagbladartikelen zijn aan zijn waakzaamheid niet ontsnapt, zodat zijn boek ook als bibliografisch document zijn waarde lang zal behouden. Vermelden wij tot de vele interessante foto's van Elsschot uit de verschillende periodes van zijn leven, en het zal dan voor ieder duidelijk zijn dat een der meest teruggetrokken figuren uit onze hedendaagse letterkunde, door de sympathieke vlijt en indiscretie van zijn familielid Frans Smits, in deze biografie een der best gekende is geworden. Het heeft op zich zelf niet veel belang - Alfons De Ridder zal de eerste zijn om dit te beamen -, maar onze kennis van zijn werk is er, gelukkig, genuanceerder en completer door geworden.
De Volledige Werken van Kamiel Van Baelen werden zo pas door Desclée de Brouwer uitgegeven. Ze bevatten in een foudraal zijn drie romans. Een Mensch op de Weg, De Oude Symphonie van ons hart en Gebroken Melodie. Dit laatste werk is onvoltooid. Welk literatuurliefhebber, die met de groei van het Vlaamse proza is begaan, heeft de dood van Van Baelen niet betreurd als een tragisch verlies? Wie droomde van de verruiming van ons verhalend proza in geestelijke zin: verbreding van de geestelijke horizon, verdieping van de gedachte, intensifiëring van de geestelijke passie (zovele waarden die ons proza voorlopig nog mist), heeft zeker eens op hem gehoopt. Hij en Daisne waren onder de jongeren de meest begaafden om déze verruiming van ons proza door te voeren. Al hadden de Nazi's in Vlaanderen niets anders gedaan dan deze jongere vermoord, zij zouden er al onze meest negatieve gevoelens om verdiend hebben! Wat had Kamiel Van Baelen, hij die onder de jongeren de intelligentste, rijk-fantastische, scheppingsdriftige was, onbegrensd-begerige naar de geestelijke ruimten en de menselijke hoogten, al niet kunnen schenken aan dit onvolgroeide volk, indien hij dertig, veertig jaar lang had mogen werken! Wat we thans van hem bezitten is rijk aan belofte, aan veelzijdige mogelijkheden, maar het is niet ‘af’, al is het dan