Lichaam waarvan het Pausdom het zichtbare opperhoofd is. Diezelfde Hans wordt trouwens in zijn actie gesteund door de edele figuur van Kardinaal Zampi. Wat hij wil is een verbetering, een hervorming in de schoot van de Kerk en niet daarbuiten.
De verwijten van Mauriac betreffen evenwel minder de dogmatische inhoud van het drama dan wel de toon, waarmede Cocteau aanvalt. Die toon is zeer scherp, en sommige termen, bvb. waar hij de Kerk als ‘femme-tronc’ qualificeert, zijn werkelijk ergerend. Nu kan Cocteau zich wel trachten te verdedigen door er op te wijzen dat hij die beledigende termen slechts aan christelijke schrijvers heeft ontleend, maar hij had moeten bedenken dat een zoon, die van zijn moeder houdt, zich nooit tot zekere beledigingen en een zekere toon tegenover haar laat gaan, zelfs indien die moeder op zekere dag dronken thuis komt. Coctau had ook aan de geschiedenis van de mantel van Noach kunnen denken!
Anderzijds is het de bewering van Mauriac als zou Cocteau de weg van Jean Paul Sartre hebben gevolgd niet volkomen juist. Mogelijke punten van overeenkomst tussen Goer en Hans zijn slechts oppervlakkig. En al mag Cocteau een vriend van Sartre zijn, een existentialistisch stuk heeft hij zeker niet geschreven,
Ziet men dit duidelijk in, dan wordt men des te feller getroffen door het onmiskenbare feit dat het stuk van Cocteau, waarin slechts bepaalde misbruiken bij de katholieke geestelijkheid worden gehekeld, het katholieke publiek dieper heeft geschokt en geërgerd dan het toneelwerk van Sartre Le Diable et le Bon Dieu, dat een volkomen atheïstisch stuk is. De oorzaken van deze paradoxale vaststelling zijn nogal gemakkelijk te achterhalen.
De eerste is dat het in het geval van Cocteau gaat om een werk van een als christen gereputeerd auteur, wiens aanvallen tegen de Kerk bij bepaalde mensen pijnlijke verrassing moeten wekken, terwijl de agressie van een atheïst als Sartre hen geenszins verbazen kan. De tweede is dat het stuk van Sartre eigenlijk slechts een abstract debat behelst over het bestaan van God: philosophische bespiegelingen gericht tegen een God, die meer als een ‘Dieu des philosophes’ dan als de levende God der Christenen kan gelden, kwetsen minder dan concrete aanvallen die gericht zijn op een levende Kerk, zelfs op de meest menselijke gebreken van haar geestelijkheid. De derde oorzaak van het heftig Cocteau-schandaal ligt wel in een situatie, waarop wij in deze kroniek al eens vroeger hebben gewezen: de speciale toestand van het Franse Katholicisme, waarin méér dan in enig ander land een afgetekende oppositie is waar te nemen tussen een strict conservatieve neiging en een tendenz naar hervorming op sociaal, politiek en wijsgerig gebied. Mauriac en Cocteau behoren in dit opzicht tot tegenovergestelde kampen, de eerste zeer conservatief, de tweede zeer vooruitstrevend. Cocteau, hoe twijfelachtig zijn houding ook in zekere opzichten zij, behoort tot hen die menen dat de liefde van de Christen voor de Kerk hem niet blind moet maken voor haar fouten. Dit is een opvatting die bij een groot deel der ‘vooruitstrevende’ Franse Katholieken heerst.