werk van de dichter Eliot. Het beste antwoord hierop ligt in zijn eigen poëzie. Deze geeft ook blijk van een enorme belezenheid, maar ze gaat er zelden onder gebukt.
Het belang van deze essay's kan moeilijk overschat worden en met reden mag gezegd dat ze voor een groot deel het poëtisch klimaat van Engeland én Amerika tussen de twee wereldoorlogen hebben bepaald. Tientallen passages uit dit rijke boek zijn het aanhalen overwaard. Een paar korte citaten kunnen hier volstaan. Het eerste komt uit het opstel over Baudelaire: ‘So far as we are human, what we do must be either evil or good; so far as we do evil or good, we are human; and it is better, in a paradoxical way, to do evil than to do nothing: at least, we exist. It is true to say that the glory of man is his capacity for salvation; it is also true to say that his glory is his capacity for damnation. The worst that can be said of most of our malefactors, from statesmen to thieves, is that they are not men enough to be damned’ (p. 429). Ik meen niet dat het ver gezocht is in deze passage de kern te zien van Graham Greene's Brighton Rock. Hij geeft in elk geval zeer goed de grondidee van dit boek weer, en ook aan de andere belangrijke romans van deze auteur schijnt hij niet vreemd te zijn. Het tweede citaat is ontleend aan het essay over Hamlet: ‘The only way of expressing emotion in the form of art is by finding an “objective correlative”; in other words, a set of objects, a situation, a chain of events which shall be the formula of that particular emotion; such that when the external facts, which must terminate in sensory experience, are given, the emotion is immediately evoked’ (p. 145). Het belang van deze theorie, niet alleen voor de poëzie, maar ook voor de roman, is al ruim bewezen door het overvloedig gebruik dat de ernstige critiek er van maakt. Eén voorbeeld: in Forms of Modern Fiction, een recent symposium over de roman, wordt door niet minder dan zeven critici op Eliot's ‘objective correlative’ gesteund.
Een groot deel van deze Selected Essays is aan het drama gewijd. Vooral in het poëtisch drama stelt Eliot al sinds jaren belang. In Poetry and Drama (London, Faber and Faber, 35 p., 7 s. 6 d.) houdt hij zich meer in 't bijzonder met dit onderwerp bezig. Hij gaat uit van Shakespeare, en meer bepaald van Hamlet, om enkele vereisten van de dramatische poëzie te illustreren. Vooral het derde hoofdstuk is interessant, omdat het helemaal op de ontwikkeling van zijn eigen werk in dit genre gebaseerd is. Hierin geeft de auteur een meesterlijke en volstrekt objectieve analyse van zijn eigen versdrama's: Murder in the Cathedral, The Family Reunion en The Cocktail Party. In zijn laatste bladzijden tracht hij het ideaal te omschrijven, waarnaar de dramatische poëzie moet streven: ‘I have before my eyes a kind of mirage of the perfection of verse drama, which would be a design of human action and of words, such as to present at once two aspects of dramatic and of musical order... To go as far in this direction as it is possible to go, without losing that contact with the ordinary everyday world with which drama must come to terms, seems to me the proper aim of dramatic poetry’ (p. 34-5). Poetry and Drama geeft