van de kant der Engelstalige bevolking, en voor het feit dat ze geen duurzaam leven kan verzekeren aan zelfs maar één enkele eigen en hoogstaande periodiek.
Nu is het anderzijds wel waar, dat vele, en steeds meer, Engelse bijdragen hun weg vinden naar Standpunte en een enkele keer ook naar Ons Eie Boek: een verheugend verschijnsel zelfs, want dit publiceren in tijdschriften met Afrikaanse stempel is wellicht het tastbaarste bewijs dat het Engelse bevolkingselement eindelijk begint op te gaan in zijn nieuwe vaderland bezuiden de evenaar. Maar iets als Trek is daarom niet overbodig. Het draagt trouwens, als enige maandblad, een heel apart karakter. Het noemt zich ‘a critical monthly review’ en rapporteert geregeld over de culturele aktualiteit: recente poëzie en proza, theater, film, plastische kunst en meer andere dingen. Het doet dit bovendien met die prikkelende Engelse ‘spirit’ die op de nog steeds niet afdoende overwonnen inertie van het Zuidafrikaanse denken alleen maar weldadig inwerken kan.
Het tijdelijk staken van Trek in Augustus jl. - in Oktober daarop is het met een nieuwe reeks van wal gestoken - viel ongeveer samen met een anoniem artikel in het ‘Literary Supplement’ van de Londense Times (24.8.51), waarvan de steller beweerde dat er geen noemenswaardige Engels-Zuidafrikaanse literatuur bestaat en mogelijk nooit zal bestaan. Het Kaapse dagblad Die Burger (10.9.51), daarbij aanknopend, schreef - weliswaar met moeilijk verholen voldoening, maar niettemin terecht - dat een stevig wortelschieten in de Zuidafrikaanse ‘bodem’ en natie en in hun zware problematiek, m.a.w. een onverdeeld toebehoren aan dit land en dit volk, dé grote voorwaarde voor het scheppen van een Engels-Zuidafrikaanse letterkunde zal zijn; voorwaarde waaraan volgens Die Burger nog maar zelden voldaan wordt. In het herrezen Trek is daarop scherp, maar zonder klem van argumenten gereageerd, en er is een hele polemiek op gevolgd, beurtelings óver- en onderschattend.
Ik kan hier niet ingaan op waarde en onwaarde van de omstreden literatuur in het Engels. Als mijn persoonlijke mening wil ik slechts uitspreken dat het beste Engelse proza, verhalend, kritisch en essayistisch, niet moet onderdoen voor het beste Afrikaanse (maar dat zegt nog niet héél veel!), dat de poëzie pas de laatste tijd in Guy Butler en Anthony Delius een paar vertegenwoordigers heeft gevonden die ‘beloven’ (- Roy Campbell kan bezwaarlijk als Zuidafrikaans gelden, al heeft hij lang in dit land gewoond en al werd hij er door geïnspireerd tot een groot aantal zijner verzen - ), dat het oorspronkelijke én goede toneelwerk in het Engels nog sporadischer voorkomt dan het dito Afrikaanse.
En... - maar dat is een andere kwestie - dat merkwaardige, soms aangrijpende toneelvertoningen in beide talen even talrijk zijn, d.w.z. niet zeldzaam. Als het beste dat ik zag, noem ik een Afrikaanse opvoering van Molière's Vrek en een Engelse van Sophokles' Koning Oidipoes: allebei uitstekend werk van de Nasionale Toneelorganisasie, die met haar Engelse en haar Afrikaanse afdeling sterk doet denken aan het Nationaal Toneel van België; er