Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97
(1952)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
Taalkundige kroniek
| |
[pagina 228]
| |
mond, terwijl we in feite te doen hebben met een hypercorrecte grafie! Bakhuis (gezicht) bestaat niet, wel bakkes, bakkens, het meervoud van bakke = kaakGa naar voetnoot(2). Zulke gevallen rangschikt de taalkunde onder de algemene rubriek volksetymologie, d.i. het vervangen van niet of niet meer begrepen woorden, vaak van vreemde oorsprong, door bekende woorden die ongeveer gelijkluidend zijn in de uitspraak. Deze vervanging zou, zegt o.a. Van Dale, ten dele voortspruiten uit de zucht zichzelf die woorden te verklaren. Dit kan juist zijn, maar de zucht tot verklaring is van zeer bijkomende aard. Honderden woorden die voor de taalgebruiker volstrekt zinledig zijn, blijven dan toch maar bestaan zonder enige aanpassing, omdat er toevallig geen ongeveer gelijkluidend woord in de buurt ligt. En moeten we de vervorming van scorbut tot het verkeerde voorstellingen oproepende scheurbuik niet veeleer als een poging tot ‘verduistering’ beschouwen i.p.v. als een poging tot verklaring? De werkelijke oorzaak der volksetymologische vervorming of vervanging blijkt dan ook altijd te liggen in het toevalllig voorhanden zijn van een quasi-homoniem, dat het onbegrepen woord in zijn invloedssfeer betrekt en opslorpt. Hebben we in de volksetymologie reeds een spel der homonymie, het is nog geen substitutie van homoniemen zoals we ze aantreffen in amigo, een Zuidned. benaming voor (gemeentelijke) gevangenis en in het gezegde van haver tot gort. Toevallig weten we dat laatstgenoemde uitdrukking oorspronkelijk luidde van aver tot aver = van geslacht tot geslacht, van ouder tot ouder, van vader op zoon. Waar de h niet meer werd aangeblazen, werd (h)aver (graansoort) homoniem van het hier gebruikte aver (nakomeling), zodat door homoniemenverwisseling het gezegde kon begrepen worden als van haver tot haver, waaruit dan verder door spel van de geest ontstonden: van haver tot klaver, van haver tot gerst, van haver tot gort. Precies hetzelfde gebeurt op onze dagen in de uitdrukking hij heeft een aardje naar zijn vaartje, waarin het ongebruikelijke diminutief aardje door de gewone taalgebruiker wordt geïdentificeerd met zijn veel gebruikelijker homoniem (h)aartje, zodat de uitdrukking luidt: hij heeft een haarken naar zijn vaarken, (ook in streken waar de h nog wordt aangeblazen!). In dit geval wordt de homoniemensubstitutie op heterdaad betrapt! Het mnl. kende het woord vroonde, vroonte (gevangenis), dat waarschijnlijk in zijn umgelautete vorm vruente langst in gebruik bleef. Naast vriendt stond oudtijds ook de secundaire vorm vrunt. Tussen die twee woorden ontstond quasi-homonymie op plaatsen waar én vruente en vrunt gebruikt werden en ook in ontrondende gebieden waar vriendt en vriente (ontrond uit vruente) tegelijk in gebruik waren. Zo was het mogelijk dat, in de Spaanse tijd, ten gevolge van homoniemensubstitutie, amigo (vriend) als vertaling van vruente opdook. | |
[pagina 229]
| |
Het ligt trouwens voor de hand dat vooral bij vertalingen verwisseling van homoniemen kan optreden. De Leuvense scribent die in 1268 Lage Straat of Benedenstraat vertaalde door otii plathea levert het bewijs dat in die tijd de woorden leeg (laag) en leeg (ledig) te Leuven waren samengevallen, daar hij deze twee homoniemen met elkaar verwart. De domme, klakkeloze vertalingen van Vlaamse plaats- en straatnamen in de Franse tijd werden reeds vaak genoeg aan de kaak gesteld. Een klassiek voorbeeld is Fr. rue des peignes, uit kammenstraat, waarin kam brouwerij betekent. Zeer gewoon zijn ook de grappig bedoelde verkeerde vertalingen die op opzettelijke verwarring van homoniemen berusten. Sommige intellectuele Vlaamse tweetaligen zijn zeer vindingrijk op dat gebied, b.v. nous allons un corridor (we gaan 'ne gang), savoir du chemin avec quelque chose (weg weten met iets), pendre la bête dehors (de beest uithangen), enz. Zulke verschijnselen uit het leven der taal, waarbij het woord primair is tegenover latere voorstellingen en ideeën, hebben de taalkundigen natuurlijk al lang opgemerkt en beschreven. Een noodzakelijke aanvulling bij het axioma betreffende de primauteit van de gedachte geeft dan ook Ch. BallyGa naar voetnoot(3), waar hij vaststelt: ‘Si la pensée agit sur la langue, la langue façonne, elle aussi, la pensée à sa mesure’.
***
De meeste taalkundigen beschouwen dergelijke verwisselingen van homoniemen als zeldzame uitzonderingen, opzettelijke grappen of pathologische rariteiten. Niet echter Dr. J. Dupont, die vooropstelt dat het woord in vele gevallen primair is tegenover de gedachte en dat homoniemensubstitutie op ruime schaal heeft plaats gehad. ‘Het loutere klankbeeld, zegt hij, kan uitgangspunt en dus oorzaak zijn, zowel van stoffelijke voorwerpen als van handelingen en gezegden. Voor dergelijke, in 't geheel niet abnormale noch zeldzame causaliteit is steeds verantwoordelijk het - ook in taalkundige milieu's veel te weinig beacht en meestal met scepticisme bejegend - verschijnsel der homoniemenverwisseling. Die verwisseling, principieel juist even banaal en universeel als de verwisseling van synoniemen, hangt per se af van het klankbeeld’Ga naar voetnoot(4). Als wij gezegden als een goede kruiwagen hebben, iets door de vingers zien, om de tuin leiden, de mouw vegen, met spek schietenGa naar voetnoot(5), willen verklaren, stellen wij ons tevreden met een vage redenering over ‘schilderachtige taal’ en ‘figuurlijke betekenis’, die de oppervlakkige beschouwer wel ongeveer | |
[pagina 230]
| |
kan voldoen, maar niet bestand is tegen een kritisch onderzoek. Waarom betekent iemand om de tuin leiden ‘hem bedriegen, misleiden’? Welnu, zo redeneert men, i.p.v. iemand in de hof te leiden, leidt men hem er omheen; dus overdrachtelijk: men misleidt hem! Maar als men hem in de hof leidt i.p.v. in huis, of om het huis i.p.v. er in, of in de keuken i.p.v. in het salon, enz., dan kan dat allemaal even goed misleiden betekenen. Zulke ‘verklaring’ verklaart dus eigenlijk niets! Welnu, leert ons Dr. Dupont, in zulke gevallen is het zo goed als zeker dat we te doen hebben met een product der homoniemensubstitutie. De uitdrukking coiffer Sainte-Cathérine of avoir la coiffure de Sainte-Cathérine, gezegd van meisjes die ongetrouwd blijvenGa naar voetnoot(6), is voor de folkloristen geen probleem. Immers te Brussel bestaat de gewoonte dat de Catherinetten (de ongehuwde meisjes) op de feestdag van St.-Catharina de mis bijwonen in de kerk, gewijd aan die heilige, met een eigenaardig mutsje op het hoofd en dat ze, getooid met ditzelfde mutsje, de volgende Zaterdag de Catherinettennacht gaan vieren. Het mutsje heeft dus de gezegden in 't leven geroepen! ‘Halt,’ zegt Dr. Dupont, ‘zo gemakkelijk is het niet! Het mutsje was er niet vóór het woord; het is integendeel een folkloristische uitvinding à posteriori, die slechts mogelijk werd door het woord en dit laatste (coiffer) is in het gezegde gekomen door verwisseling van homoniemen.’ Sedert meer dan 20 jaar wijdt hij een historisch-vergelijkend onderzoek aan de verklaring van min of meer duistere spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden in het Ned., het Frans (en het Waals) en andere talen. De hierbij gevolgde weg is langzamerhand uitgegroeid tot een vaste methode, die hij zelf de ‘methode der homonymisch-synonymische schakels’ noemt. Pas in de loop der laatste jaren is hij, en dan nog vrij schroomvallig, overgegaan tot de publicatie van een klein gedeelte der uitkomsten van zijn onderzoek. We zullen trachten in korte woorden zijn methode te schetsen en te illustreren met enkele voorbeelden uit zijn werk. In navolging van het wiskundig axioma dat ons leert ‘als A = B en B = C, dan is C = A’ of ‘als twee grootheden gelijk zijn aan dezelfde derde grootheid, zijn zij onderling gelijk’, kunnen we een taalkundig axioma opstellen: A = B, B' = C, dus is C = A. Bedoeld wordt: B is een synoniem van A, B' is een homoniem van B maar geen synoniem (daarom B en B'), C is een synoniem van B'. Worden nu de homoniemen B en B' om een of andere reden verwisseld, dan wordt dus C een secundair synoniem van A. Anders gezegd: twee woorden die met elkaar niets gemeen hebben, kunnen synoniem worden en elkaar vervangen, als ze synoniem zijn van een derde, dubbelzinnig equivalent; of nog eenvoudiger: synoniemen van homoniemen kunnen onder elkaar synoniem worden. Laten we deze vergelijking gemakshalve illustreren aan de hand van het geval amigo. Vruente (B) is synoniem van gevangenis (A), vrunt (B') is quasi-homoniem van vruente (B), amigo (C) | |
[pagina 231]
| |
is synoniem van vrunt (B). Zodra vrunt en vruente met elkaar verward worden, 't zij door onkunde, 't zij als woordspeling, kan amigo (C) optreden als synoniem van gevangenis (A). Verwisseling van homoniemen kan opzettelijk of onopzettelijk gebeuren. Uiteraard komt ongewilde substitutie meest voor bij ongeletterden. De ‘klerken’ daarentegen scheppen vaak behagen in woordspelingen en zullen dan ook opzettelijk allerlei verwisselingen plegen. Dr. Dupont heeft een reeks voorbeelden gegeven van dergelijke verwisselingen, enkele in het kort, een paar tot in bijzonderheden uitgewerkt, die dan uitgegroeid zijn tot uitvoerige studiën. Met spek schieten is, volgens de gewone verklaring, een figuurlijke toepassing van het vroegere gebruik in de eigenlijke zinGa naar voetnoot(7). Volgens Dupont heeft het in de eigenlijke zin nooit bestaanGa naar voetnoot(8); het is een equivalent van een vroeger met wit schieten = geestig bedriegen, (cfr. mnl. wit = verstand en mnl. schieten = bedriegen). Het wit van de boom hiet ook spek (Kil. speck van de boom), zodat door het spel der synonymie + één homoniemenverwisseling met spek schieten op afdoende wijze verklaard wordt. Schuermans (Vl. Idiot.) vermeldt als equivalent met laaien schieten (te Antwerpen ‘liegen’). Ook dit kan door homonymie verklaard worden: laaien = laden; mnl. lade - spinde, kast; spint = spek, wit van de boom. Dus: met wit schieten = met lade(n) schieten. Hij is hier op een strowis komen aandrijven (gezegd van arme vreemdelingen)Ga naar voetnoot(9). Mnl. docke was synoniem van strowis, maar betekende ook havendok. De meeste vreemdelingen, zeer vaak berooide fortuinzoekers, komen inderdaad via die plaats aandrijven! Over de puthaak trouwen (ongehuwd samenwonen)Ga naar voetnoot(9). Mnl. soeker betekent zowel puthaak als inquisitor (persoon met een gerechtelijk onderzoek belast). Boven den soekere hîliken betekent dus: gemeenschap hebben in weerwil van de inquisitor. Door het spel der synonymie en homonymie kon dit worden: over (boven) de puthaak trouwen. Vooral bij vertalingen zal de homonymie vaak haar parten spelen. Enerzijds is er de permanente kans op vergissingen vanwege de onvoldoend geschoolde vertaler, anderzijds is er de even permanente neiging tot komisch en burlesk woordspel vanwege de geleerde bewerker: de gelegenheden tot vernuftige en werkelijk grappige substituties zijn te talrijk en te aantrekkelijk dan dat hij ze niet af en toe zou aangrijpen! Een mooi voorbeeld van humanistengrap is het gezegde: hij is in zijn knollentuin (= in zijn schik; oorspronkelijk: verrukt, vervoerd)Ga naar voetnoot(10). Kil. heeft verruckinghe = vulgo raptus; raptus heeft raptura en rapina als Lat. synoniemen met de betekenis ‘vervoering, roving’; rapina is bij Kil. ook ‘raepbucht, knolland’, waarvoor mnl. raephof. Met dit laatste zijn we dan | |
[pagina 232]
| |
in de knollentuin beland. Het Eng. heeft geprobeerd het zinloze gezegde duidelijk te maken door een varken in de knollentuin te plaatsen: happy as a pig in a turnipfield en Stoett, die er ook geen touw kon aan vastknopen, stelt voor een nu verdwenen haas in de oorspronkelijke knollentuin te laten ronddartelen! Dupont bewijst dat het gezegde ook zonder hazen of varkens kan verklaard worden. Vooral aan pseudo-schilderachtige Franse en Waalse spreekwoorden en gezegden heeft hij zijn aandacht gewijd. Hij verklaart er een aantal als vertalingen, telkens met homoniemenverwisseling, van oud-Vlaamse spreuken of gezegden. Coiffer Ste-Cathérine is volgens hem een vertaling van Sinte-Kateline huldenGa naar voetnoot(11), waarin hulden betekent huldigen, hulde bewijzen. Deze heilige was de beschermster der zuiverheid en de patrones der maagden. Wie haar dus speciaal en lang bleef hulden, was iemand die de maagdelijke staat trouw en ongehuwd bleef. Er bestond ook een w.w. hullen dat kappen, het haar in orde brengen, ‘coiffer’ betekende, (bij hulle = een soort van ouderwets kapje of muts voor vrouwen). Tussen hulden en hullen is homonymie ontstaan, ofwel in de infinitief door assimilatie van hulden > hullen, ofwel in vervoegde vormen als sie huldt = sie hult. Bij vertaling in het Frans werden de homoniemen verwisseld en ontstond coiffer Sainte-Cathérine.
***
Vaak was het resultaat van Dr. Dupont's tasten en zoeken naar de prototypen van pseudo-schilderachtige Franse gezegden de reconstructie van Ouddietse rechtsspreuken. Ook van zulke resultaten, op het eerste gezicht werkelijk verbluffend, zullen we een paar staaltjes geven. Par. 14 van de door Willem Clito, graaf van Vlaanderen, in 1127 aan St.-Omaars verleende keure stipuleert: pasturam adjacentem ville Sancti Audomari, in nemori quod dicitur Lo et in paludibus et in pratis et in bruera et in hongrecoltra, usibus eorum, excepta terra Lazarorum, concedo sicut fuit tempore Roberti comitis Barbati. Dupont verondersteltGa naar voetnoot(12) dat van de keure, zo belangrijk voor de inwoners der stad, een bondige versie in de Vlaamse volkstaal werd opgesteld, naar de gewoonte van de tijd in verzen. Kort daarop begon de verfransing van St.-Omaars en in een drieregelig Frans vers uit een grote spreekwoordenverzameling, in of rond die stad ontstaan, herkent Dupont de vertaling van een Vlaams vers dat de inhoud van § 14 der Keure weergeeft. Aan de hand van de veronderstelde Fr. vertaling, reconstrueert hij de volgende tekst, die dus van circa 1127 zou dateren: | |
[pagina 233]
| |
So geware(t) toast
Alse du wile hast,
So wile di holtvast.
De betekenis is: het mast (= pastura, hier met de nuance ‘mastrecht’) blijft (of ‘blijve’) bestaan (mnl. gewaren of waren) zoals gij het vroeger (= wile(n)) hadt; zo wil (het) de houtvester (of ‘forestarius’ = holtvast). De forestarius is hier de vertegenwoordiger van het grafelijk gezag. De vertaler die rond 1200(?) de Vl. verzen bewerkte, stond waarschijnlijk met onvoldoende kennis van het Ned. voor een tekst zonder interpunctie, met onzekere woordscheiding, zodat hij de tekst interpreteerde alsof er stond: Soge, ware(t) toast;
Alse du wile, (h)âst;
So wiledi, holt vast.
De zo gelezen tekst heeft hij woordelijk vertaald in versjes met assonanties: Moreau, voy la pasture;
Si tu veulx, si manjue;
Si tu veulx, si june.
Soge (zeug) had een synoniem more, dat ook zwart paard kon betekenen; waren betekende voor de vertaler ‘letten op’; pasture krijgt de betekenis ‘weide’; (h)âst wordt begrepen als imper, van âsen (vreten, manger); holt vast werd in twee woorden gesplitst en opgevat als ‘houd (de) vasten’ (jeuner). De Vlaamse reconstructie is een knap stuk werk. We bezitten enerzijds de Latijnse tekst van de keure en anderzijds een Frans rijmpje dat er uit ziet als de vertaling van een vers in de Vlaamse volkstaal. Indien de Franse tekst inderdaad op een Vl. bewerking van § 14 van de keure teruggaat, - dat is natuurlijk de zwakke schakel in Dupont's redenering! - dan is de voorgestelde reconstructie met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid juist. De grondigste en tot in de minste details verantwoorde studie schreef Dr. Dupont in de Miscellanea J. GesslerGa naar voetnoot(13). In een aantal Europese talen komt een parallel spreekwoord voor: aan arme lieden baard leert de barbierjongen scheren; c'est à la barbe du pauvre qu'on apprend à raser; am Bart der armen Leute lernt der Junge scheren; the barber learns to shave on the orphan's face, enz. Verder bestaan er een aantal varianten met gek, waarvan een Fr. van rond 1500 luidt: a la barbe du fol apprent on a raire. Nog ouder zijn de Franse varianten a la barbe a son voisin doit on faire la soe (= la sienne) (15e eeuw) en a la barbe son voisin doit len la soe oster (14e eeuw). Deze oudste versies hebben geen normale zin; ze berusten blijkbaar op homoniemenwisseling. Dupont ziet hierin het bewust-woordspelend werk van Frans-Vlaamse | |
[pagina 234]
| |
tweetaligen, waarschijnlijk verfranste Vlamingen. Dank zij uiterst vernuftige redenering slaagt hij er in de oorspronkelijke mnl. tekst te reconstrueren. De oudste Franse versies gaan terug op Bi nârren volbart sal man dat sine nemen (of: nemet man dat sine). De Franse spreuk van circa 1500 is een vertaling van Bi nârren volbart nemet man eergetouwe. Blijkbaar hebben we te doen met een rechtsspreuk: nârren (mnl. naerre) betekent ofwel buren, ofwel naaste bloedverwanten; volbart (mnl. volbaert) = instemming, toestemming; eergetouwe < heergetouwe (heer = leger, mnl. getouwe = uitrusting). De spreuken vormen langverzen die ontstaan zijn in de eerste helft der 9e eeuw, de Karolingische periode. Toen moest van de geringe vrije boeren slechts een man op 3, 4 of 5 (later nog minder) legerdienst verrichten. Maar elk van de nârren die niet dienden, moest hem de krijgsuitrusting helpen verschaffen. Het recht van de man die diende op het heergetouwe was van die aard, dat hij het nodige kon nemen, d.i. opeisen bij de nârren, maar toch moesten deze hun toestemming, hun volbart geven. In de veronderstelling dat de hier gereconstrueerde zin een erfrechtsspreuk is, - wat ook tot de mogelijkheden behoort, - betekent hij: met toestemming van de medeërfgenamen neemt de leenopvolger (de man) de krijgsuitrusting (in ruime zin) van de overledene. In de variante nemet man dat sine betekenen de laatste woorden natuurlijk ‘het hem toekomende’, d.i. de nalatenschap, in het bijzonder het heergetouwe. Bij de vertaling in het Frans werden een aantal homoniemen verwisseld: nârre werd ofwel juist vertaald door voisin, ofwel via het homoniem narre (grafie die reeds in de 12e eeuw voorkomt voor naerre) door fou; bij volbart werd natuurlijk aan baard gedacht, vandaar het permanente barbe in de vertalingen; het mnl. nemen betekende niet alleen ‘nemen krachtens zijn recht’, maar ook ‘wegnemen, ontnemen’, zodat in de vertaling oster (wegnemen) kon verschijnen. A la barbe a son voisin doit len la soe oster gaat dus met twee homoniemsubstituties terug op bi nârren volbart sal man dat sine nemen. Verder betekende mnl. eergetouwe ook ‘ploeg’ = ofr. araire; het Fr. on was niet alleen ‘men’, maar ook de nomin. van homme = man; nemen kon in het ofr. zowel door apprendre als door prendre weergegeven worden, maar het eerste kon, evenals nu, betekenen ‘leren’. Met al deze verwisselingen wordt bi nârren volbart nemet man eergetouwe vertaald door a la barbe du fol apprent on a raire (met a raire = à raser, als homonymische interpretatie van araire). Deze semantische evolutie of keten vat Dupont als volgt samen: Eerste stadium: een positief-nuchtere rechtspreuk; tweede stadium: door overvloedig homoniemenspel, zowel in het Diets origineel als in de woordspelende Franse vertaling, ontstaan verschillende heel of half absurde gezegden, waarvan alleen datgene overblijft dat leidt tot het derde stadium: weer een positief, zelfs sociaal-voelend gezegde, waarvan de begripsinhoud hoegenaamd niets meer gemeen heeft met de primitieve spreukGa naar voetnoot(14). | |
[pagina 235]
| |
Hoe hebben de vertalingen van de Vlaamse rechtsspreuk zich verspreid van Frans-Vlaanderen uit? Reeds vroeg kwamen ze in ofr. collecties van spreekwoorden terecht in Picardië en naburige streken. Later werden ze, via het gedrukte boek, over heel Frankrijk en ook in de aangrenzende landen verspreid. Stippen we nog aan dat Dupont in 't voorbijgaan de Fr. uitdrukking à la barbe de verklaart als een ‘verkeerde’ vertaling van âne sinen volbart (eigenlijk: zonder zijn toestemming) en au nez et à la barbe de uit te sinen nose ende âne sinen volbart (eigenlijk: tot zijn schade en zonder zijn instemming). Deze bijdrage zou te lang worden, indien ik nog de reeks similaire Ouddietse rechtsspreuken behandelde die Dr. Dupont met overvloedige commentaar meedeelt in zijn studie Over Ouddietse rechtsspreuken in vreemde vermomming. Een bijdrage tot de studie van het woordspelGa naar voetnoot(15). Aan zijn nieuwe verklaring van het woord UlenspiegelGa naar voetnoot(16), die m.i. beter is dan alle vroegere interpretaties, hoop ik binnen afzienbare tijd een afzonderlijke kroniek te kunnen wijden.
***
Dat het werk van Dr. Dupont door de meeste taalkundigen met een grote dosis scepticisme wordt onthaald, zal wel niemand verwonderen, ook hem zelf niet! Zijn methode is te nieuw, te revolutionnair. Hij volgt niet langer de voorzichtige paden der courante historische spraakkunst, die slechts met ‘belegte’ vormen werkt en weigerig staat tegenover al wat niet op bewijsplaatsen steunt. Hij deinst niet terug voor gewaagde reconstructies of hypothesen, die hij durft doortrekken zover als hij de mogelijkheid er van kan verantwoorden. Waar hij zijn fantasie zogezegd de vrije teugel laat, is dit maar schijn, want zijn soliede onderlegdheid op alle gebieden die met de taalkunde verband houden, zijn ontzaglijke, bijna schrikwekkende belezenheid, zijn uitgebreide documentatie en zijn klaar inzicht in het wezen der taal en de mogelijkheden der taalevolutie houden zijn stoutmoedigste veronderstellingen binnen de perken van het mogelijke. Het zou even verkeerd zijn de resultaten van zijn omvangrijk werk in globo te verwerpen als hersenschimmige uitbroedsels van een bijna geniaal fantast als ze kritiekloos te aanvaarden als veropenbaarde waarheid. Zijn werk doet op het eerste gezicht wel aan als vernuftige Spielerei, maar wie zijn van a tot z verantwoorde argumentatie tot in de bijzonderheden volgt, komt onder de indruk van zijn boeiend, rijk gestoffeerd, alhoewel niet altijd volstrekt overtuigend betoog. Ik ben overtuigd dat er langs de nieuwe, door Dr. Dupont | |
[pagina 236]
| |
uitgestippelde weg wel iets, - en misschien veel! - te vinden is. Het weinige dat hij tot dusver heeft gepubliceerd, - hij zegt zelf dat het nog maar een greep is uit zijn overvloedig materiaal! - moge nog niet iedereen hebben overtuigd, misschien zullen ook de sceptici zich gewonnen geven, als honderden nieuwe voorbeelden op overtuigende wijze zullen aantonen, dat de door Dr. Dupont gepostuleerde frequente homoniemenverwisseling inderdaad schering en inslag is in de semantische evolutie der taal. |
|