Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97
(1952)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
Historische kroniek
| |
[pagina 181]
| |
2. Gallo-Romeinse en Frankische periode: Voor deze periode van onze nationale geschiedenis ligt - in tegenstelling met de studie van het jongere verleden - niet de tekstkritiek als voornaamste bron aan de basis, doch wel het bodemonderzoek. Hier zijn het dan vooral de archeologen, in hoofdzaak leerlingen van de betreurde Gentse professor H. Van de Weerd, die zich op dit gebied de laatste jaren zeer bedrijvig toonden. Talrijke tijdschriftartikels, die hier echter buiten beschouwing blijven, leggen regelmatig getuigenis af van de nieuw ontdekte archeologica in onze bodem. Wellicht danken wij de voornaamste archeologische studie, die gedurende de jongste jaren in boekvorm verscheen, aan de nog jonge en veelbelovende oudheidkundige Dr. Heli Roosens. In dit werk, de vrucht van geduldige opzoekingen, geeft hij een beknopte beschrijving van de 450 gekende Merovingische begraafplaatsen in België en leidt hieruit, in verband met het veel omstreden problema der Frankische kolonisatie besluiten af, die voor de vroege geschiedenis van onze gewesten het grootste belang opleverenGa naar voetnoot(1). 3. De Middeleeuwen: Op het gebied van de studie der religieuze stromingen en der Nederlandse vroomheid gedurende de Middeleeuwen zagen, - behalve de steeds verzorgde tekstuitgaven van het geleerde Ruusbroec-genootschap - een paar omvangrijke en zeer belangwekkende studies het licht. Het vruchtdragende en synthetisch boek van Pater dr. Alcantara Mens over de Nederlandse Begijnen- en Begardenbeweging is al enkele jaren oudGa naar voetnoot(2), doch blijft steeds aanleiding en rijke bron tot geleerde discussie en verder analytisch onderzoek. Ruimer van opzet is harerzijds de studie van Pater dr. St. Axters over de ‘Vroomheid in de Nederlanden’. Hij waagt het in een studie, die verschillende boekdelen zal omvatten, een algemeen overzicht te schenken van het onderwerp, waaraan het bekende Ruusbroec-genootschap zich wijdt sedert jaren. Reeds verscheen het eerste deel, dat op meesterlijke wijze de stof afwerkt tot circa 1300Ga naar voetnoot(3). De profane Middeleeuwse geschiedschrijving wordt ongetwijfeld van oudsher het drukst aan de Gentse Rijksuniversiteit beoefend. Prof. F.L. Ganshof, die - zoals uit talrijke voorstudies van zijn hand blijkt - zijn persoonlijke opzoekingen meer en meer naar de tijd en de figuur van Karel de Grote richt, wijdt zich ijverig verder aan de vorming van leerlingen, waarvan er, in de laatste jaren, opnieuw een paar de resultaten van hun opzoeking in boekvorm zamelden. Onder hen dient in de eerste plaats Dr. J. Buntinx, adjunct-conservator van het Gentse Rijksarchief, vermeld. In een uitstekende studie, die trouwens door de Vl. Acad. voor Wet. van België bekroond werd, bestudeerde hij de instelling van de Audiëntie van de graven van Vlaanderen, het centrale hoge gerechtshof, dat in dat vorstendom sedert de 14e eeuw | |
[pagina 182]
| |
functionneerdeGa naar voetnoot(1). Het doctoraal proefschrift van A.C.F. Koch. zopas van de pers gekomen, gaat de algemene rechterlijke organisatie na van het vorstendom Vlaanderen van zijn oorsprong tot de 13e eeuwGa naar voetnoot(2), waarvoor reeds talrijke voorstudies van Prof. Ganshof zelf bestonden. Prof. H. Van Werveke, eveneens van de Gentse Rijksuniversiteit, toonde zich de laatste jaren zeer bedrijvig. Ondanks zijn zeer inbeslagnemende bezigheid als leidend redacteur bij de eerste delen van de ‘Algemene geschiedenis van de Nederlanden’, ondertekende hij enkele losse studies, die, zoals van hem verwacht, hoofdzakelijk economische of historisch-demographische onderwerpen behandelen. o.m. over de muntwijzigingen in Vlaanderen in de 14e eeuwGa naar voetnoot(3). Een speciale vermelding verdient zijn studie over de zwarte pest, die tussen 1349 en 1351 Europa teisterde, doch die, naar de schrijver aantoont, de Zuidelijke Nederlanden nagenoeg onverlet lietGa naar voetnoot(4). Een van zijn leerlingen, Dr. Carlos Wijffels, rijksarchivaris te Gent, zag kort geleden zijn uitnemende, door de Vl. Acad. voor Wet. bekroonde studie over de oorsprong der ambachten in Vlaanderen en Brabant verschijnenGa naar voetnoot(5). Dit veel omstreden problema werd binnen het kader van de twee genoemde vorstendommen op zeer kritische wijze behandeld. Steeds op het gebied van de economische geschiedenis kon zijnerzijds de Brugse Rijksarchivaris Dr. J. Maréchal het niet minder omstreden vraagstuk van het al of niet internationaal karakter van de Brugse handelsbeurs in het voordeel van de Zwinstad oplossen. Met de financiële steun van de Bank van Roeselare, die van het gerestaureerde oude gasthof Ter Buerze haar zetelplaats maakte, vermocht de auteur ons een luxueuze en geïllustreerde uitgave te bezorgen, waarin hij de uitkomsten van zijn opzoekingen omtrent de 15e eeuwse Brugse Beurs vastlegdeGa naar voetnoot(6). 4. Moderne en Hedendaagse periode: Over de jongere periode van onze geschiedenis, die tot nogtoe, zeker in de Vlaamse literatuur, wel enigszins was verwaarloosd, kwam de laatste jaren menig werk van ernstig gehalte tot stand. Wel verschenen de meeste studies hieromtrent in artikelvorm of behandelden zij zuiver locale toestanden, zodat wij ze te dezer plaats buiten beschouwing moeten laten. Naar lange traditie toont zich de Leuvense school op dit gebied het meest bedrijvig. Van Prof. L. Van der Essen verwachten wij een lijvige studie over het Spaanse leger en zijn oorlogvoering in de Nederlanden gedurende de 16e eeuw. Hij zelf kondigde dit aan in een onlangs verschenen voorstudieGa naar voetnoot(7). Van een | |
[pagina 183]
| |
zijner begaafde leerlingen Dr. M. Van Durme bekroonde de Academie een uitvoerige verhandeling over Kardinaal Granvelle, welke thans ongetwijfeld ter perse ligt. Een korte voorstudie van zijn hand heeft de Kath. Vl. Hogeschooluitbreiding reeds uitgegevenGa naar voetnoot(1). Dr. G. Renson, eveneens leerling van de genoemde Leuvense hoogleraar, werkt over de figuur van Frederik Perrenot, broeder van Granvelle, en liet eveneens in de veel verspreide serie-uitgave dier Hogeschooluitbreiding een interessante voorstudie daarvan verschijnenGa naar voetnoot(2). Een werkelijk baanbrekende studie voor onze kennis van de 16e eeuw danken wij aan de zeer bedrijvige en geleerde pater Dr. M. Dierickx, s.j., die, na zeer lang en geduldig archiefonderzoek in België, Nederland, Frankrijk, Italië en Spanje, een meesterlijk boek schonk over de oprichting van de nieuwe bisdommen in de Nederlanden onder Filips IIGa naar voetnoot(3). Nopens deze uiterst voorname gebeurtenis, die voor de latere historische ontwikkeling van onze gewesten werkelijk ongemeen belang had, ontbrak nog steeds een wetenschappelijk-verantwoorde verhandeling; Pater Dierickx heeft deze leemte in de historiographie van onze gewesten op afdoende wijze aangevuld. Het scheidingsjaar tussen Zuid en Noord, 1830, gaf andermaal aanleiding tot een uitvoerige publicatie. Dom Dr. A. Smits (abdij Steenbrugge) promoveerde te Utrecht onder de leiding van Prof. P. Geyl met een nieuwe dissertatie over de Belgische Omwenteling, waarvan ondertussen het eerste deel met de veelzeggende ondertitel ‘Holland stoot Vlaanderen af’ van de pers kwamGa naar voetnoot(4). De schrijver onderzoekt, mede op basis van nieuw bronnenmateriaal, de houding van het Vlaamse landsgedeelte in de beroerde Augustus- en Septembermaanden, die blijkbaar sterk afweek van deze van Brussel en van het Waalse landsgedeelte. Zijn stelling als zou alleen het liberale en Waalse landsgedeelte der Belgische bevolking verantwoordelijk zijn geweest voor de ‘scheiding’ kan ongetwijfeld gedeeltelijk worden bijgetreden, al zou de voorstelling ervan ook meer genuanceerd moeten worden. Dit boek biedt in elk geval een hernieuwde aanleiding tot vruchtbare discussie en verdere opzoekingenGa naar voetnoot(5). Een globaal overzicht van onze hedendaagse geschiedenis verscheen ondertussen in het lang verwachte zesde en laatste deel van de bekende ‘Geschiedenis van Vlaanderen’. Het werd opgesteld door de vier deskundigen Dr. Max Lamberty, Prof. H. Van Werveke, Prof. F. Van Goethem en Dr. R.F. Lissens. De bijdragen van ieder dezer vier bezitten ongetwijfeld grote kwaliteiten, doch als geheel kan het boek stellig niet doorgaan voor de weerspiegeling van het hedendaagse Vlaanderen onder al zijn geestelijke en materiële aspecten. 5. Locale geschiedenis: De bekende boutade van de betreurde Mechelse historicus Kan. Dr. J. Laenen, ‘in elke Mechelaar steekt een locale geschiedschrijver’, mag zonder twijfel uitgebreid worden tot de voornaamste steden | |
[pagina 184]
| |
en gemeenten in het Vlaamse land: de locale geschiedschrijving vindt immers op zeer talrijke plaatsen ijverige beoefenaars. Verschillende plaatselijke tijdschriften leggen daarvan onafgebroken getuigenis af. Daarbij dient onderstreept dat verschillende van de hier bedoelde periodieken o.m. te Gent, Mechelen, Brugge en elders regelmatig historische studies van het beste gehalte publiceren. Bij zijn honderdjarig bestaan vestigde vooral het Brugs historisch genootschap onlangs de aandacht op zich. Te dier gelegenheid publiceerde Prof. Eg. I. Strubbe, de bekende Brugse rechtshistoricus, toch, in samenwerking met A. Schouteet, een uitvoerig gedenkboek, gewijd aan de geschiedschrijving in West-Vlaanderen in de voorbije eeuwGa naar voetnoot(1). Niet alleen bezit de inleidende synthetische studie over de geschiedschrijving in West-Vlaanderen tussen 1780 en 1940 een grote documentaire waarde, doch de daarbij aansluitende bibliographie zal in de toekomst de grootste diensten bewijzen voor al wie zich met de geschiedenis der Westvlaamse gouw zal dienen in te laten. Geen enkele stad of gemeente in Vlaanderen mag zich echter, meer dan onze Antwerpse handelsmetropool, verheugen in zulke onafgebroken reeks van historische studies, gewijd aan haar verleden. Dit valt in de eerste plaats te danken aan de steeds onverdroten ijver van Kan. Dr. Floris Prims, de alombekende stadsarchivaris, die na een zeer gevulde loopbaan onlangs met verdiende rust ging. Zijn ‘Geschiedenis van Antwerpen’ in 28 delen kwam nauwelijks klaar, of daar verscheen een nieuw en lijvig boekdeelGa naar voetnoot(2), waarin hij, als een rijpe vrucht van 30 jaar analytisch onderzoek, een synthese ophangt van de geschiedenis van de Scheldestad. Dit zware boekdeel, dat zich aandient als de bekroning van jarenlange studie, zullen ongetwijfeld zeer velen uit belangstelling voor de geschiedenis van onze handelsmetropool ter hand nemen, tevens met een levendig gevoel van piëteit tegenover de geleerde, die vol overgave zijn leven wijdde aan de historische wetenschap. |
|