| |
| |
| |
Dirk Benedic
Colloquium
21 October is zo ongeveer de ongelukkigste dag die ge kunt uitkiezen om geboren te worden. Kijk maar in de horoscopen, hij ligt zo wat verloren, juist tussen de Balans en de Schorpioen in, en valt noch volledig onder het ene, noch volledig onder het andere teken. Mensen die op die datum geboren werden brengen het in de regel niet ver, ze hebben te veel ambitie om gewoon tevreden te zijn en een ietsje te weinig talent om er bovenop te geraken. Vis noch vlees, zoals men zegt. Niet dat ik veel geloof hecht aan zwarte voortekens, astrologie en horoscopen, die kunt ge elke week in ieder dagblad vinden, maar 't is Mijnheer Braunschwetter die me dit verteld heeft. Mijnheer Braunschwetter is de radiesthesist die ik raadpleeg voor mijn leverkwaal en ronduit gezegd gevoel ik me heel goed bij hem, beter dan bij de verschillende dokters die me voorheen verzorgden. Het eerste wat hij me aanraadde te doen was mijn bed verplaatsen want er waren ongunstige magnetische luchtstromingen op mijn slaapkamer, beweerde hij, vanwege de riolering die vroeger onder mijn woning doorliep. 't Kost me wel een mooie duit die wekelijkse visites bij Braunschwetter, maar nu moet ik tenminste dat kinderachtig dieet van kalfsvlees, groenten en botermelk niet meer volgen en kan ik eten en drinken wat mij lust. Er is een tijd geweest dat ik evengoed in een weide had kunnen gaan grazen, en ik moet u eerlijk zeggen, ik houd van een goede tafel en van een fris glas bier op tijd en stond. Smakelijk eten en drinken, wat heeft een mens nog meer? Ja, en ge weet hoe dat gaat in de handel, ge moet drinken, willen of niet. Ik zeg altijd, om zaken te doen moet ge geen college lopen, mensenkennis moet ge hebben en dat leert ge niet op school. Daarbij zaken worden in de beurs of op café afgehandeld en niet op bureel. Ge moet in beweging zijn, relaties maken, en dat kunt ge alleen als ge 's avonds van tijd tot tijd eens ergens komt. Dat is het voornaamste en de rest, connossementen en facturen opmaken of
nummers van het Marshallplan nagaan, dat kan de eerste de beste bediende, en als er dan al eens een vuil zaakje is - met de douane of zo - dan laat ge hier en daar maar wat tussen de vingers glijden, dat is altijd nog goedkoper dan een advokaat.
Maar zoals ik zei, 21 October is een vervelende dag, en ik had me voorgenomen u hier de geschiedenis te vertellen van een vriend die op die dag
| |
| |
geboren is, en nog wel rond elf uur 's morgens, wat nog een slechter teken is op de koop toe. Vriend is misschien wel wat veel gezegd; ik heb de bewuste persoon heel goed gekend, maar de laatste jaren waren we wat van mekaar vervreemd geraakt. Ja, ge weet ook hoe dat gaat, samen op school geweest, samen de eerste malen uitgevlogen - melkbaarden zonder geld en met veel praat -, maar langzamerhand begint die vriendschap toch te verwateren. Ieder gaat zijn weg, de ene doet dit, de andere doet dat, er wordt getrouwd, de respectievelijke vrouwen komen er dan tussen, en per slot van rekening groet ge nog maar vluchtig, als ge mekaar bij toeval eens in de stad ontmoet. Wat wilt ge er aan veranderen, zo is 't leven nu eenmaal...
Wel, het zit zo. Ik zat met Yolande in de ‘Couronne’ en dacht in de verste verte niet aan Merijn Terbrugghe. Ik weet niet of ge bekend zijt met het amusementsleven hier, zo wel, dan zult ge de Couronne zeker kennen, een beetje buiten het centrum der stad, in de richting der kathedraal. 'n Goed etablissement, ge zit er gerust, en er komen niets dan welstellende mensen, meestal zakenlui zoals ik. Een dancing of een nachtclub zou ik het niet durven noemen, 't is er wel open tot in de vroege uurtjes, er zijn attracties en er kan gedanst worden, maar er zijn geen dames, enfin er zijn geen dames van de instelling zelf, ge weet wel wat ik bedoel. En er is nog een ander voordeel, er komen niet van die jonge snaken die schoon weer spelen met 't geld van papa en de godganse avond van die moderne Amerikaanse boogie-woogie humbug dansen. Neen, als er dan bij toeval al eens gedanst wordt, dan zijn het klassieke wijsjes voor gezette mensen, 'n tango, of een one-step en soms al eens een boston. Maar 't grootste deel van de avond zit ge daar met uw dame bij een whisky of een Bols, rookt een goede sigaar, en babbelt maar wat of luistert naar 't strijkje dat, in zwart en wit, in de hoek op een klein verhoog zit te spelen. Ik ken niet veel van muziek, maar durf toch zeggen dat het een goed strijkje is. Vooral de viool is goed. Prima.
En daarbij als ge de ganse week gewerkt hebt, moogt ge 't er 's Zaterdagsavonds al eens van nemen, de boog kan niet altijd gespannen staan! En ik werk hard, al zeg ik het zelf. Ik ben namelijk in zaken, zoals ge misschien al weet, Import en Export, vier bedienden en tweemaal per maand een accountant om de boeken in regel te brengen. 'n Mooie branche, maar ge moet overal bij zijn en hebt geen minuut rust. Kort na de bevrijding hebben we een gouden tijd gekend met al die Amerikaanse conserven, maar nu is 't erg aan 't minderen. Ja, wat wilt ge, alles steekt vol, en gros en détail, ge moet wel op commissie werken, willens nillens. En dan al die paperassen en de belastingen, en ook, we zullen het maar zeggen zoals het is, er is geen geld meer onder de mensen. Maar we houden ons hoofd boven water, en allen die dat de dag van vandaag nog kunnen, dat zijn er goei zeg ik altijd.
Wel, ik zat er die Zaterdagavond, op mijn gewone plaats, naast 't aqua- | |
| |
rium. 't Zal zo omstreeks half negen geweest zijn. Er was nog niet te veel volk, meestal bekenden waaronder een paar diamantairs - die mensen klagen ook stukken uit de grond - een expediteur met een dame, en Wouters van de Algemene Distributiehandel. Onder ons gezegd en gezwegen, ik kan die Wouters niet horen of zien, maar in tijden zoals nu, kunt ge niet te vriendelijk zijn. Ik wuifde van verre en hij groette terug, maar bleef aan de bar staan. 'k Ben eens benieuwd wat er van die partij Santos in huis zal komen.
Het was er gezellig. Vlaamse stijl, hier en daar wat opgefrist met een vleugje rood néon-licht dat het zwaarrode koper der asbakjes deed gloeien; prikkelende reuk van port, vermouth, Amerikaanse sigaretten en Nuit de Longchamp. Gaston, de kellner, schoof voorkomend tussen de lage tafeltjes heen en weer.
Ik had bemerkt dat de pianist reeds een paar steelse blikken in onze richting had geworpen. Ik dacht eerst dat het Yolande gold. Yolande, moet ge weten, is een vrouw die zich laat bekijken, ze weet lippenstift en mascara te gebruiken, is zwart van haar als een Spaanse en heeft een heel nonchalante manier om haar zelfzekere nylon-benen te kruisen. Ik keek wat scherper toe en meende toen plots iets bekends te zien in die rechte neus, de brede mond en die vluchtende kin. 'k Nipte eens aan mijn Haig and Haig - ik drink in principe alleen dat merk - en ja, er was iets vertrouwelijks aan dat profiel, vrouwelijk en fijn maar toch mannelijk tegelijkertijd. En zo ineens schoot het me te binnen: Merijn Terbrugghe. Maar natuurlijk, Merijn Terbrugghe! Zeker drie à vier jaar geleden dat ik hem nog gezien had. Was me die kerel veranderd! Ik ben ook niet meer van de mooisten! we zijn in de familie allemaal tamelijk zwaarlijvig van aard en ik begin ook wat dun van haar te worden, maar Merijn was toch sterk verouderd. Hij was nochtans wat jonger dan ik, zes- of zeven en dertig schat ik hem, maar hij zag er zeker vijf en veertig uit; of was dat nu het lichteffect dat de gezichten vaalbleek maakte en 't vuur van uw sigaar wit deed branden.
Een Terbrugghe gelegenheidspianist in de Couronne! Niet meer of hij ging zo dadelijk nog croonen ook. Had iemand anders het me verteld en had ik het niet met eigen ogen gezien, dan had ik hem gezegd naar zijn grootje te lopen. Iedereen kan al eens een tegenvaller hebben, de laatste brand in 't veem heeft me ook enkele duizenden gekost - 'n poets die me gelapt werd door een verzekeringsagent - maar pianist in de Couronne, dat was nu toch wel het laatste. En dan nog van zo 'n goede familie, een zaak die zeker reeds tachtig jaar bestond, ijzerwaren en schroot.
Ik wachtte tot het strijkje pauseerde, stak dan mijn hand op en wuifde joviaal. Merijn knikte aarzelend. Ik wenkte nog eens, een beetje meer demonstratief ditmaal. En ja, ik zag hem iets tegen de viool zeggen en hij kwam op ons toe.
Zijn hand was klam en zijn greep niet bijzonder stevig. ‘Bonjour, Merijn. Hoe is 't er mee? Zet U en drink iets. Dit is een kennis van mij.’ Inderdaad,
| |
| |
hij was oud geworden, maar had nog niets van zijn vroegere élégance verloren. Hij droeg zijn kleren nog steeds even gemakkelijk, alhoewel de ellebogen van zijn colbertje reeds verdacht begonnen te glimmen.
‘Aangename kennismaking’ zei hij en neeg lichtjes naar Yolande. Zó, hij sprak nog steeds beschaafd. Ja, dat hebt ge van die zogezegde intellectuelen, ze zijn te arm om hun huishuur te betalen, maar een air, Mijnheer, een air, alsof ze zo dadelijk de Kredietbank zouden gaan kopen.
Gaston schoof een tabouretje bij, Merijn bestelde een koffie. 't Strijkje begon opnieuw te spelen, zonder piano.
‘En hoe zijt gíj hier geraakt, Merijn?’ Ik legde onbewust wat nadruk op het voornaamwoord. ‘Brengt dat nogal wat op zo op een piano tokkelen? Vroeger waart ge toch bij Gilisson op bureel meen ik.’
Hij keek wat verward. ‘Bah, een mens moet leven, niet? Neen, op bureel heb ik het laten staan.’ Hij glimlachte vaag bij de herinnering, maar 't leek me maar groen.
Laten staan, laten staan, daar zal wel iets anders achter gezeten hebben. Er is geen enkele bediende die zijn job zo maar laat staan, ze hebben het veel te gemakkelijk met al die sociale tegemoetkomingen van tegenwoordig. Zaterdagnamiddag gedaan, twee weken betaald verlof, 'n premie als ze trouwen, een pensioen later en geen kopbrekerij op de koop toe. Maar ze beseffen zelf niet altijd hoe goed ze het hebben, als ze maar eens in onze plaats kwamen te staan, dan zouden ze wel weten wat werken betekent.
Yolande maakte een of andere opmerking over het strijkje. Buiten in de ijle Decemberlucht klonk het zenuwachtig bellen van een brandweerauto. Ik bekeek Merijns handen en moest plots aan Mijnheer Braunschwetter denken. Echt handen van iemand die op 21 October geboren is: lange, fijne vingers, maar lusteloos. Er zijn handen waar kracht in zit en durf, maar Merijns handen, zoals ze daar op 't donkerglanzende marmer van 't tafeltje rustten, zagen er moe uit en ziek, zoals de hele Merijn zelf trouwens.
Op dat moment wenkte Wouters. Ik dacht dadelijk aan die partij Santos, excuseerde me en ging naar de bar.
Toen ik weerkwam zat hij reeds terug aan 't klavier en speelde iets van Tsjaikowski. Niet slecht, maar Yolande keek wat verveeld. Een dikke goudvis kwam aangezwommen, bleef enkele seconden met grote ogen door 't glas van 't aquarium naar buiten staren en zwenkte dan snel weg.
Ja, 't gaat er soms eigenaardig toe in dit leven. Neem nu dit geval. Op school was Merijn een primus en heeft hij me meer dan eens met mijn werken moeten helpen. We dachten toen allemaal dat hij iets zou worden, journalist, schrijver of zo. Ik persoonlijk was in die tijd geen bolleboos, dat beken ik eerlijk, en over de poësis heb ik zelfs twee jaar gedaan. Ik moet daarvoor niet liegen, ge ziet wie van de twee het 't verst heeft gebracht, hij, pianist in een nachtbar en ik aan 't hoofd van een soliede zaak met vier, omzeggens vijf bedienden. Daarbij liegen doe ik niet, althans in principe niet. Want om te liegen moet ge een goed geheugen hebben. Niet
| |
| |
dat ik slecht van memorie ben, verre van daar, wanneer het mijn zaken betreft is mijn geheugen zo goed als dat van een ander, nog beter misschien, maar al dat gepraat over kunst, cultuur en literatuur heb ik altijd maar zus en zo gevonden. Merijn niet, die ging er volledig in op. Ge ziet wel hoe ver hij er mee gekomen is. Hij had veel beter gedaan wat comptabiliteit en wat handelscorrespondentie in te studeren, net als ik, in plaats van zich altijd bezig te houden met Faust en Gounod, Vondel en Racine. Neem nu die Racine bij voorbeeld, vertaal die zijn naam eens in 't Nederlands, Jan Poot of Jan Wortel, dat klinkt lang niet zo romantisch wat? De laatste tijd is er ook weer sprake van een zekere Sartre. Larie, zeg ik, allemaal larie. Neen, ik lees ook graag, maar geef mij maar liever iets van Pearl Buck. Daarbij ik heb mijn tijd broodnodig om ernstiger dingen te doen, want ik ben secretaris van de Vereniging ter Bevordering van de Import en Export, commissie C.I.F., een probleem van kapitaal belang zoals ge voorzeker wel zult weten. De ganse activiteit van onze haven is afhankelijk van die C.I.F. conditie. Vraag dat bij gelegenheid maar eens aan een of andere reder, die zal u daar wel wat meer uitleg over verschaffen.
Had die jongen gewild, met de relaties die hij had van huis uit, hij had het veel verder kunnen brengen. De zaak gaat nu helemaal af op de oude vader en een aangetrouwde schoonzoon, en nóg marcheert het. Maar wat wilt ge, als de vooruitgang er niet inzit, kunt ge hem er toch niet instampen. Er is daar ook iets geweest met de Vlaamse kwestie. De oude Terbrugghe laat daar niet veel over los, maar ik kan me wel indenken wat het was. Reeds op school stond Merijn daarvoor in vuur en vlam. En waarom daarover nu zoveel tam-tam maken? Stel u eens voor dat ik mijn brieven allemaal in 't Nederlands moest schrijven, er zou van heel mijn zaak wat in huis komen vermoed ik. Zelfs de Hollanders corresponderen in 't Frans en die zullen toch wel weten waarom.
Maar volgens mij is het toch die kwestie met zijn vrouw die de doorslag gegeven heeft. Een straatarm kind, niet onknap, zo'n bleke schoonheid van 't huiselijk type dat sokken verstelt en kervelsoep kookt. Haar vader was ergens huisbewaarder, maar ze speelde in Merijn's hoofd en hij is er mee getrouwd ook. Van zijn kant was er niemand op de bruiloft. Vóór zijn huwelijk ontmoette ik hem nogal vrij regelmatig, en als een oude vriend heb ik hem die stap met hand en tand afgeraden, maar er was geen zalf aan te strijken. Hij heeft toen zelfs een paar maanden niet meer tegen mij gesproken. Ik heb dan bij mezelf gedacht, speel solo beste, 't zijn mijn zaken niet, en heb de hele geschiedenis op haar beloop gelaten. Ja, voor zo'n jong ding moet Merijn wel een mooie partij geleken hebben, maar 't zal wel anders afgelopen zijn dan ze verwachtte.
Hij droeg zijn trouwring toch nog. 't Is ook wel mogelijk dat het een goed huishouden is. Als ze het kalmpjes aan boord leggen zullen ze er ook wel komen, ge kunt het tegenwoordig met zo weinig doen. En de een of andere dag komt Merijn's vader zijn hoofd toch eens neer te leggen...
| |
| |
Maar dat is allemaal de kwestie niet, ik blijf maar zeggen dat Merijn het veel verder had kunnen brengen. ‘Onze Maarten is een steenezel’ zei zijn vader altijd en 't lijkt er naar dat de oude Terbrugghe gelijk had. Terbrugghe en Braunschwetter.
Hola, 't is al elf uur en ik had mijn vrouw beloofd voor middernacht terug te zijn. En ik moet Yolande nog naar huis brengen. 'k Zal alvast mijn motor maar wat gaan opwarmen.
Merijn zit nog steeds aan zijn klavier. In de grond heb ik wel een beetje met hem te doen, maar in feite zijn het weeral mijn zaken niet. Ik ben alleen maar tevreden dat ik niet op de 21e October geboren ben.
‘Tu viens Yola?’.
|
|