der sterkste drijfveren tot discussie. Maar de grote waarheid, voor en na het debat, blijft tot stichting van alle tegenstrevers onveranderlijk: er zijn vele goede manieren van ‘minne’ ... en van poëzie.
Helaas, zelfs in een hardnekkige bui van menslievendheid kan ik die van Dirk Vansina in zijn bundel Liefde's Getijden (uitg. Wiek Op, Brugge) niet tot de goede rekenen.
De schoonmenselijke aspiraties van deze dichter, zijn edele opvattingen over leven en liefde mogen zeker niet over het hoofd gezien worden, en evenmin kan men zijn pogingen tot groots opgezet dichtwerk onvermeld laten. Zijn jongste bundel is een breed uitgebouwde constructie rond het thema van de liefde, bepaald ‘de kracht die man en vrouw beheerst’, en men kan niet anders dan eerbied hebben voor de ernst waarmee die blijkbaar veelomvattende kracht gehuldigd wordt.
Maar de gedichten zelf! Het grootste deel er van zijn monsters van megalomanische en holle grootspraak. Nu is het duidelijk dat men om grote dingen te zeggen grote woorden kan nodig hebben, maar de ‘dingen’ zijn bij Vansina helemaal niet zo groot, meestal passen zij in het raam van de conventioneelste en banaalste jeugdbewegingsromantiek. Als de tekst wat zegbaarder en praegnanter was, zouden vele verzen kunnen dienen als leuzen en geestelijke marsbevelen op de weg naar poëtische vaagheden als ‘Schoonheid’, ‘Liefde’, ‘Waarheid’ en... De hoofdletters niet vergeten.
Geen enkele nuance, geen woord dat even een glimp van oorspronkelijke beleving laat vermoeden. Men vraagt zich met verbazing af hoe verzen als deze nog kunnen geschreven worden:
O onbezonnenheid van hém die 't hoogst
mistrouwend stelt, verdwaasd, onwaardgen aan
en 't niet wil weten in wantrouwen blind.
Zoo stelde ik Geest op wacht: de nijvere speurder
dat, wat aan Hart ontgaat, mij wordt gemeld;
en liet het toe dat hij de Liefde vastzet
dat hij van tooi van wanen haar ontkleedt
en in 't ontluistrend licht van Waarheid dwingt.
Hij roept mij op. Hij heeft zijn werk volbracht.
Gekoord mijn Liefde aan zijn schandpaal staat.
Spreek ik haar oordeel? Neen, de rechterstoel
blijft onbezet. Ik wil zijn waarheid niet.
Eén enkel facet - het meest in het oog lopende, groteske, barbaarse - van Van Sina's dichterschap werd hier nogal scherp in het licht gesteld. Het zou onrechtvaardig zijn hem daarmee te willen doodverven. Maar wij leven in de twintigste eeuw, en worden stilaan toch beschaafde mensen...
Anderdeels leg ik graag nog eens de nadruk op het groots en indrukwekkend opzet van de dichter, rond het thema van de liefde een uitgebreide bundel te construeren met tegen elkaar afgewogen delen. En men kan zijn vreugde niet bedwingen als tussen het vele onleesbare onverwachts een parel schittert:
Geef gehoor aan uw schroom
Gij, die nacht zijt en licht.
Geef gehoor aan uw schroom.
Blijf geheim. Onverklaard
als wat diep, en wat wijd, en wat vroom
Werkelijk, negen regels kunnen heel wat goedmaken.
Albe heeft in Kersthallel (Uitg. Heideland, Hasselt) rond het kerstgebeuren een dertiental gedichten - hoofdzakelijk Mariagedichten - verzameld met misschien paedagogische bedoelingen. Zo de bedoeling er niet was dan is er toch het feit dat deze verzen voldoen aan de vereisten om nuttig te zijn in vrome gezelschappen, waar men voor hun zeer precieuze ‘bon ton’ niet ongevoelig zal zijn. Als gelegenheidspoëzie is deze vijftigste publicatie van Albe niet zonder charme. De eerste strophe van ‘Kleine Wonder’ is zelfs geheel in de stijl van de beste Albe:
De poëzie die Erik van Ruysbeek ons schenkt in zijn bundel Overgang (Uitg. Orion, Antwerpen), in het eerste deel van deze bundel althans, is er een van fluisteringen,