Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 96
(1951)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |||||||||
KroniekenKroniek der Engelse letteren
| |||||||||
[pagina 303]
| |||||||||
van heel haar oppervlakkige levensopvatting geeft Greene een machtig beeld. Deze vrouw gelooft noch in God, noch in hemel of hel. De dood is dus een einde van alles voor haar en dit leven het enige dat telt. Hieruit vloeien natuurlijk haar opvattingen over moraal en gerechtigheid voort. ‘Wrong’, verkeerd, zijn alleen de daden die anderen zichtbaar kwaad berokkenen, maar zelfs dit criterium is voor haar zeer rekbaar. Ze is een vrouw van zeer lichte zeden, maar niemand kan in haar de overtuiging dat ze ‘right’ is aan 't wankelen brengen. Haar enig en altijd pasklaar excuus is: ‘Het doet toch niemand kwaad’. Vermits het leven, dít leven nu voor haar het enige is, staat een moord gelijk met het allergrootste kwaad. Een moordenaar moet voor zijn misdaad boeten, zwaar en zonder uitstel. ‘Oog voor oog, tand voor tand’, dat is voor haar de enige opvatting van gerechtigheid, een opvatting die aan het bovennatuurlijke geen schijn van kans laat. Wie in God gelooft, kan de vergelding aan Hem overlaten, zij echter niet. Ida Arnold vertegenwoordigt meer dan zichzelf. Ze incarneert een ganse levensvisie van de doorsnee-Engelsman. Ook de politie staat aan haar kant alsmede Colleoni, de grote bendeleider met alles wat hij representeert: ‘he looked as a man might look who owned the whole world, the whole visible world, that is, the cash registers and policemen and prostitutes, Parliament and the laws which say ‘this is Right and this is Wrong’ (p. 84). Ze zijn allen partijgangers van een natuurlijke orde die het bovennatuurlijke negeert. In de woordjes ‘right’ - ‘wrong’ en in Ida karakteriseert Greene dus niet alleen een goddeloze moraliteits- en rechtsidee, maar een hele levensopvatting en de wereldorde die daarop gebouwd is. Aan de andere kant staan Pinkie en Rose, vertegenwoordigers van een op het bovennatuurlijke gevestigde gerechtigheid en levensbeschouwing. Pinkie is zeker het meest diabolische karakter dat Greene ooit getekend heeft. Hij is veel complexer dan Ida en om hem te begrijpen moeten we teruggaan tot zijn jeugd, want deze jeugd en de vroegtijdige contaminatie door de wereldorde die Ida voorstaat, hebben hem gevormd. ‘Hell, lay about him in his infancy’, zegt Greene van hem. (p. 87). Hij is opgegroeid in een armzalige achterbuurt, in een wereld van miserie, bederf, wantrouwen en hypocrisie, een typisch en wraakroepend product van Ida's goddeloze beschaving. Van jongsaf heeft hij met het kwaad kennis gemaakt en het bestaan van het kwaad heeft hem ook het bestaan van de hel geopenbaard. Tot een vast besef van de hemel is hij nooit gekomen omdat hij het goede nooit voldoende gekende heeft. ‘Heaven was a word: hell was something he could trust. A brain was only capable of what it could conceive, and it couldn't conceive what it had never experienced; his calls were formed of the cement play-ground, the dead fire and the dying man in the St Pancras waiting-room, his bed at Frank's and his parents' bed. An awful resentment stirred in him - why shouldn't he have had his chance like all the rest, seen his glimpse of heaven if it was only a crack between the | |||||||||
[pagina 304]
| |||||||||
Brighton Walls...’ (p. 306). In naam van een bovennatuurlijke orde komt hij in opstand tegen de aardse wereldorde van Ida Arnold, Colleoni en consoorten. En hierbij vervalt hij in het andere uiterste, wat eigenlijk niet zo onwaarschijnlijk is voor iemand die alleen een tragische karikatuur van leven en liefde gekend heeft. Hij is zozeer door het kwaad van de wereld geobsedeerd dat hij zijn doel voorbijschiet en de ganse wereld veroordeelt, ja, misschien ook wel de God die deze miserie toelaat. ‘The horror of the world lay like infection in his troat’. (p. 275). De wereld heeft hem een grenzeloos wantrouwen geleerd, en uit dat wantrouwen vloeit ook zijn geslotenheid en zijn abnormale afkeer voor elke gezonde vorm van sensualiteit voort. Hij kan er eenvoudig niet toe komen zichzelf voor anderen open te leggen, zich te geven. Elke liefde is in hem versmoord en een geweldige haat voor de wereld die hem gevormd heeft is bijna het enige dat overblijft. Bijna; want er is toch ook wel een vaag verlangen in hem naar vrede, naar de vrede die alleen God geven kan. In zijn omgang met Rose zijn er wel een paar momenten waarop niet het louter egoisme hem beweegt, maar een zeer licht opflakkerende liefde. Rose staat immers aan zijn kant, komend uit hetzelfde miserabele milieu, met dezelfde opvattingen over goed en kwaad. Het goede in haar hoort bij het kwade in hem. ‘She was good’, denkt Pinkie, ‘and he was damned: they were made for each other’ (p. 169). Ze bemint hem en is hem oneindig toegewijd. Ze voelt zich werkelijk voor hem verantwoordelijk. Het is moeilijk zich van het vermoeden te ontdoen dat Rose hem mettertijd naast het kwaad ook het goed zou leren kennen hebben, naast de hel ook de hemel. Want dát is haar taak. Maar hij krijgt de kans niet. De wereld die Pinkie gevormd heeft stort degenen, die zich tegen haar verzetten in het verderf. Ida Arnold laat hem de tijd niet zich te beteren. Haar ongenadige druk zendt hem dieper en dieper de afgrond in, drijft hem tot zelfmoord op een ogenblik dat zijn hart nog te zeer vervuld is van haat voor zijn jeugd en de ganse wereld, opdat het goede, de stem van God er in zou binnendringen. Bij zijn dood is hij nog niet rijp voor berouw. Daaraan hebben Ida's kleinzielige bemoeiingen schuld. Greene suggereert, en terecht meen ik, dat Pinkie, spijts al zijn zonden, zijn duivelse hoogmoed, zijn onmenselijkheid en zijn gebrek aan berouw, door zijn diep besef van goed en kwaad dichter bij God staat dan Ida Arnold, want deze is ‘just nothing’ (p. 169). Op het einde zegt een priester aan Rose dat niemand weten kan of Pinkie verdoemd is, want Gods barmhartigheid is een mysterie: ‘If he loved you, surely, the old man said, that shows there was some good...’ (p. 332). Inderdaad, als Pinkie Rose beminde, dan is dat een bewijs dat elk hoger gevoelen niet dood was in hem, dan is het ook mogelijk dat hij God bemind heeft. ‘Peut être n'y a-t-il pas plusieurs amours. Peut-être n'est-il qu'un seul amour’ schreef | |||||||||
[pagina 305]
| |||||||||
François Mauriac in Génitrix. En die liefde is natuurlijk de liefde tussen mens en GodGa naar voetnoot(1). Naast het conflict ‘good’ - ‘evil’ en ‘right’ - ‘wrong’, de verpletterende critiek van een aardse orde in naam van een bovennatuurlijke, treedt, met Rose, ook een ander element in het verhaal. Rose bemint Pinkie en ze is zo loyaal tegenover hem dat ze ook wil verdoemd zijn als hij verdoemd is. Ze heeft er zelfs spijt over dat ze niet met hem zelfmoord gepleegd heeft en voelt dat aan als een verraad, als ‘evil’. Zo oordeelde ook een zekere Fransman, zegt de priester, en sommige mensen denken nochtans dat hij een heilige was. De Fransman die hij bedoelt is natuurlijk Charles Péguy. Dit element vinden we, explicieter nog, in de priester van The Power and the Glory en in Scobie van The Heart of the Matter weer.
***
De hoofdfiguur van The Power and the Glory is natuurlijk de onvergetelijke priester. Voor hem vangt het leven heel anders aan dan voor Pinkie of Rose. Hun miserie en ontgoochelingen worden hem gespaard; hij kent een gemakkelijke jeugd. Hij wordt priester omdat hij ambitie heeft: hij wil rijk zijn en gerespecteerd. Dat alles wordt zijn deel in het Mexico van vóór de revolutie en de geloofsvervolging; een verstikkende atmosfeer van hypocrisie, zelfvoldoening, valse vroomheid en gebrek aan ware liefde. Maar ten koste van welke verarming? Hij is in heel zijn godsdienstig leven aangetast door die atmosfeer van valse stabiliteit, waarin de Kerk leeft. Hij is oppervlakkig en autoritair, zijn geloofsleven onecht en egoïstisch. Voor liefde is er absoluut geen plaats in zijn ziel. Hij gelooft met de lippen maar niet met zijn hart, ziet op tegen elke opoffering, is geen held en nog veel minder een martelaar. Dan barst de geloofsvervolging over Mexico los en gooit heel het gewone leven om. Van al de priesters is hij de enige die blijft om zijn priesterambt uit te oefenen. Een heel andere atmosfeer hangt nu over het land, desolatie, angst, geweld, losbandigheid, verraad en wantrouwen. Met deze veranderde atmosfeer grijpt een grondige ommekeer in de priester plaats. Want ook hij, hij vooral zelfs, is nu aan zijn lot overgelaten. Hij wordt laks en begint sommige van zijn priesterlijke plichten te verwaarlozen, geraakt verslaafd aan de drank en in een voorbijgaand ogenblik van wanhoop heeft hij zondige betrekking met een vrouw. Maar spijts al deze misstappen behoudt hij het essentiële, het onwrikbaar besef van zijn priesterschap. Méér nog, zijn geloofsleven groeit tot ongemene verrijking en diepgang. Hij verliest vooreerst zijn valse vroomheid, zijn oppervlakkigheid en hij komt tot diepe nederigheid. Hij begint te voelen hoe onwaardig hij als priester is, hoe nutteloos, wat een mislukking. Zeer | |||||||||
[pagina 306]
| |||||||||
belangrijk is dat niet alleen de gewijzigde toestand in het land maar ook zijn zondigheid deze metamorphose teweegbrengt. Als zondaar door zijn zonden komt hij dichter bij God. ‘What an unbearable creature he must have been in those days’ denkt hij ‘- and yet in those days he had been comparatively innocent. That was another mystery; it sometimes seemed to him that venial sins - impatience, an unimportant lie, a neglected opportunity - cut you off from grace more completely than the worst sins of all. Then in his innocence, he had felt no love for anyone: now in his corruption he had learnt...’ (pp. 179-180). Waar vroeger alles van een leien dakje liep, rijzen nu geweldige problemen. In de muffe atmosfeer van voor de vervolging scheen zielen-redden gemakkelijk. Nu wordt het een mysterie. En hier keert dan het dilemma dat zich voor Rose stelde, terug. Inderdaad, de priester staat voor de keuze, de staat te ontvluchten, ofwel te blijven. Blijven betekent voor hem, als onwaardig priester, zijn eigen ziel in gevaar brengen door zichzelf bloot te stellen aan gevangenneming, die hem de mogelijkheid zou ontnemen, een goede biecht te spreken; hij voelt immers dat hij de hulp van een ander priester nodig heeft om een echt berouw te kunnen voelen over zijn zonden. Maar blijven betekent ook, God levend houden in de harten van tientallen mensen. Vluchten daarentegen betekent het tegenovergestelde; zijn eigen ziel waarschijnlijk redden en de anderen aan hun lot overlaten. Uiteindelijk is het zijn eigen zaligheid of die van tientallen andere zondaars, die op het spel staat. In de oplossing van dit dilemma speelt de ommekeer, die geloofsvervolging en zonden in het leven van de priester teweeg gebracht hebben, de hoofdrol. Want zijn grootste aanwinst, die ik nog niet heb vernoemd, is het openbloeien van de liefde. Zijn zonde met Marie heeft Brigitta voortgebracht en door zijn eigen kind, dus langs zijn zonde en zijn zondige liefde om, ontdekt hij de ware liefde, de liefde tot de naaste en tot God. Voor Brigitta is zijn liefde zo groot dat hij zelf wil verdoemd zijn om haar te redden. Het is ‘not the best love, but love all the same’ (p. 128). Hierbij denken we terug aan Pinkie en aan de woorden van Mauriac in Génitrix. Die liefde is het begin van zijn poging om in dezelfde liefde het ganse mensdom te betrekken. Van zijn wil om te blijven en Brigitta niet aan haar lot over te laten brengt hem een verdere stap tot het besluit te blijven om de hele Mexicaanse staat niet prijs te geven. Het is een moeilijke stap en lang duurt zijn weifelen. Maar stilaan en bijna zonder dat hij 't zelf weet, groeit zijn liefde. Hij begint meer en meer sympathie te krijgen voor iedereen, zelfs voor zijn vijanden; voor de schijnvrome vrouw in de gevangenis, voor de afvallige Padre José, voor de luitenant die hem achtervolgt, voor de mesties die hem verraadt. Enorm wordt in hem het besef dat elke mens het beeld van God isGa naar voetnoot(2), enorm ook zijn verlangen om juist daarom alle mensen te beminnen. | |||||||||
[pagina 307]
| |||||||||
Hij heeft de ware liefde ontdekt en deze liefde zal op het einde triomferen. De climax wordt bereikt op het ogenblik dat hij toch uit de staat ontvlucht is. Dan voelt hij dat zijn vroeger oppervlakkig en liefdeloos leven zal herbeginnen, zodra hij veilig is. ‘God might forgive cowardice and passion, but was it possible to forgive the habit of piety?’ (p. 218). Op het ogenblik dat hij aan zijn achtervolgers ontsnapt is, dringt het bericht dat een Amerikaanse gangster die in de terreur-staat op sterven ligt, zijn biecht spreken wil, hem tot een onmiddellijke keuze. Hoewel hij vermoedt dat het een valstrik is, gaat hij toch mee, opgewekt zelfs, omdat hij ingezien heeft waar zijn echte plicht en zijn ware zending gelegen zijn. Hij heeft gekozen voor het martelaarschap en tegen de valse vroomheid. Hij staat de Amerikaan in zijn laatste ogenblikken bij, wordt dan natuurlijk gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Tot op het laatste moment behoudt hij zijn gevoel van onwaardigheid en vooral het besef dat zijn liefde, zijn verlangen om te redden, alleen naar zijn kind gegaan is en niet naar de hele wereld, zoals hij wenste. Slechts op de morgen van zijn terechtstelling ziet hij in zoals Léon Bloy, dat op het einde eigenlijk toch maar één ding telt: een heilige te zijnGa naar voetnoot(3). Dit is dan het beeld van de door Graham Greene geschilderde priester. Hij is een zondaar, zonder twijfel, maar welk een zondaar! Greene beoordeelt hem niet, hij laat dat aan God over, maar hij suggereert met durf en krachtige overtuiging, dat er veel meer goed in de man was dan zijn uiterlijk leven zou laten vermoeden.
***
The Power and the Glory, is een beeld van de geleidelijke reïntegratie van een mens. The Heart of the Matter, is, zoals Brighton Rock trouwens, het beeld van een geleidelijke desintegratie. Want The Heart of the Matter is een studie van de corruptie van de mens, door overweldigend medelijden, door het overdrijven van een edel gevoel. Scobie, de hoofdpersoon, weet dat volledig gelukkig zijn op deze wereld onmogelijk is. Hij weet ook dat het even onmogelijk is voor het geluk van iemand anders in te staan. En toch heeft hij gezworen zijn vrouw, Louise, gelukkig te maken en haar elk lijden te sparen. Want zijn dominerende karaktertrek is medelijden, een onweerstaanbaar medelijden, dat echter uitsluitend gaat naar degenen die hij ziet, hoort, voelt lijden. Voor iemand, wiens lijden hij zich niet indenken kan, blijft ook zijn medelijden in gebreke. Liefde is voor hem niet te scheiden van medelijden en verantwoordelijkheid, want hij bemint alleen diegenen, met wie hij medelijden kan hebben: de ongelukkigen, de onaantrekkelijken, de mislukkingen. Neemt men die twee elementen samen: zijn medelijden dat hem onweerstaanbaar drijft tot het willen verzekeren van andermans geluk en het besef dat | |||||||||
[pagina 308]
| |||||||||
die taak onmogelijk is, dan wordt het duidelijk dat medelijden en verantwoordelijkheid, zoals Scobie ze opvat, vroeg of laat moeten leiden tot wanhoop: ‘Despair is the price one pays for setting oneself an impossible aim. It is, one is told, the unforgivable sin, but it is a sin the corrupt or evil man never practices. He always has hope. He never reaches the freezing-point of knowing absolute failure. Only the man of good will carries always in his heart this capacity for damnation’ (p. 60). Dat is ook wat met Scobie gebeurt. The Heart of the Matter beschrijft de weg die Scobie aflegt van zijn leven als plichtbewust en rechtvaardig politieofficier tot zijn corruptie en volledige wanhoop. Medelijden brengt hem tot zijn eerste onregelmatigheid, de eerste afwijking van zijn plicht; medelijden houdt hem op het pad der zonde en drijft hem verder naar zelfmoord. Het vinden van een gesmokkelde brief in de scheepshut van een Portugees kapitein stelt Scobie voor de keuze tussen zijn plicht als politieofficier en zijn medelijden als mens. Zijn medelijden wint: hij geeft de brief niet aan. ‘Scobie against the strictest orders was exercising his own imperfect judgment’ zegt Greene (p. 51). Zijn tweede fout begaat Scobie wanneer hij geld leent van een berucht afperser, Yusef, om Louise toe te laten naar Zuid-Afrika te vertrekken. Weer is medelijden de oorzaak, want hij kan niet verdragen zijn vrouw ongelukkig te zien omdat ze in Liberia moet blijven. Men voelt ‘the enormous breach pity had blasted through his integrity’ (p. 115). Dit alles is echter slechts het voorspel tot de beslissende misstap die zijn ondergang bewerkt. Tijdens de afwezigheid van zijn vrouw in Zuid-Afrika komt hij in aanraking met een jonge oorlogsweduwe, Helen Rolt, die hem door haar onschuld en haar hulpeloosheid aan zijn eigen overleden kind herinnert en die daardoor ook dadelijk het voorwerp wordt van zijn medelijden. Maar medelijden, verantwoordelijkheid en liefde zijn één bij Scobie, en zijn verhouding tot Helen wordt spoedig zondig. Nu eerst wordt duidelijk wie een hand in het spel heeft: ‘What they (Scobie en Helen) had both thought was safety, posed to have been the camouflage of an enemy who works in terms of friendship, trust and pity’. (p. 169). De duivel misbruikt onze edelste gevoelens en bedient zich van Scobie's medelijden om hem in het verderf te stortenGa naar voetnoot(4). Dan staat Scobie voor een verschrikkelijk dilemma. Want, hij is Katholiek, en alhoewel zijn geloofsleven steeds enigszins lauw en onverschillig geweest is, bemint hij in het diepst van zijn hart toch God, en verlangt hij, zoals Pinkie en de priester, innig naar de eeuwige vrede van God. Maar door zijn overspel staat hij op het punt God te verliezen. En op dit ogenblik juist wordt God als het ware wakker in hem. Hij begint te voelen hoezeer hij Hem bemint, hoe sterk hij naar Zijn vrede verlangt. Louise gelukkig maken was al zo moeilijk. Maar hoe is het mogelijk het geluk te verzekeren van twee vrouwen die | |||||||||
[pagina 309]
| |||||||||
zijn liefde nodig hebben om gelukkig te zijn en terzelfdertijd God te behagen? Hij moet kiezen tussen het aards geluk van Louise en Helen en zijn eigen Zaligheid. Voor een oprecht Katholiek, wiens medelijden met de ongelukkige obsessie geworden is, valt die keuze niet gemakkelijk. Hij zoekt eerst een compromis. Hij zal eerst voor beide vrouwen zorgen en God moet maar wachten. God kan hij laten wachten, want het lijden van God om een mens die zondigt voelt Scobie niet. Maar wanneer Louise thuiskomt en hem onrechtstreeks dwingt te communiceren, wordt hij meer en meer tot een beslissing gedreven. Tot hiertoe heeft hij zich gerustgesteld met de gedachte dat ‘against all the teaching of the Church, one has the conviction that love - any kind of love - does deserve a bit of mercy. One will pay, of course, pay terribly, but I don't believe one will pay for ever. Perhaps one will be given time before one dies...’ (p. 224). Tot hiertoe was zijn enige fout het stellen van een zondige liefde voor Helen boven de veiligheid van zijn ziel. Maar nu moet hij kiezen. Want God pijn doen door onwaardig te communiceren is voor hem even moeilijk als de twee vrouwen aan hun lot overlaten. In een vlaag van wanhoop ontvangt hij toch een heiligschennende communie, maar hij doet herhaalde pogingen om zijn wanhoop te boven te komen. Wanneer Louise echter volhoudt en hem opnieuw tot communiceren wil dwingen, wordt zijn situatie hem stilaan duidelijk. Hij voelt daarbij dat hij, de man die het lijden van anderen niet kan verdragen, juist door zijn eigen corruptie een voortdurende oorzaak is van smart voor degenen die hij bemint. En onder dezen ziet hij nu ook voor het eerst God. Hij voelt nu ook God lijden om hem. Nog één poging doet hij om God en zijn eigen zaligheid te plaatsen boven het lot van Helen en Louise. Hij tracht zijn eigen oordeel te onderwerpen aan dat van God en meer betrouwen te hebben in zijn barmhartigheid. Maar ook dit opzet mislukt en medelijden is de oorzaak van de mislukking. Hij kan datgene waarvoor hij zichzelf verantwoordelijk voelt niet aan God overlaten. Zijn wanhoop is dan volledig en hij besluit zelfmoord te plegen, met het volle bewustzijn van wat die zelfmoord voor hem betekent: het eeuwige verlies van de vrede waarnaar hij zo verlangde, maar ook met het besef dat hij daardoor niet zal voortgaan met God en de twee vrouwen te doen lijden: ‘This is what human love had done to him - it had robbed him of love for eternity’ (p. 280), denkt hij. God doet nog een ultieme poging om vat op hem te krijgen, maar tevergeefs. Scobie heeft alle hoop op een oplossing opgegeven en pleegt zelfmoord. Tijdens zijn laatste ogenblikken komt het verlangen naar God nog in hem op en de wil om Hem te beschermen. Nu voelt hij het diepst zijn liefde tot Hem en het scherpst hoezeer hij Hem pijnigt. Hij doet nog een poging om God bij te staan. Was die poging voldoende om Gods vergiffenis te verdienen? Niemand zal het ooit weten. ‘For goodness sake, Mrs Scobie,’ zegt een priester, ‘don't imagine you - or I - know a thing about God's mercy’, (p. 296). Inderdaad, naarmate Scobie dieper in de zonde valt bloeit ook zijn liefde tot God meer open en in het diepst van zijn zonde, bij zijn zelfmoord, is ook | |||||||||
[pagina 310]
| |||||||||
Scobie's liefde tot God het grootst. We staan voor de afgrond van een mysterie. ‘Le pécheur est au coeur même de chrétienté... Nul n'est aussi compétent en matière de chrétienté. Nul si ce n'est le saint’. De woorden zijn van Péguy, en Greene heeft ze met recht tot motto van zijn roman gekozen. Een ding is echter klaar: Scobie was zeker een mens van goede wil, maar door te zeer op zijn eigen oordeel te betrouwen, door zijn gebrek aan hoop op Gods barmhartigheid, heeft hij verkeerd gehandeld, en Greene laat het duidelijk aanvoelen. Want na zijn dood blijken al zijn bemoeiingen met het lot van Louise en Helen volstrekt nutteloos te zijn. De grootste mislukkeling van allen is hij.
***
Dit zijn dan enkele hoofdelementen uit de belangrijkste romans van Graham Greene. Bij onderlinge vergelijking valt al dadelijk de verbazende eenheid van dit werk op. Alles wat Greene schrijft is doordrongen met de organische éénheid van zijn eigen persoonlijkheid. De problemen in deze romans zijn steeds dezelfde en wat we er in meemaken is hoofdzakelijk him ontwikkeling en uitdieping. Alleen Brighton Rock staat, om zijn hoofdthema, de scherpe oppositie tussen een immanente en een transcendente gerechtigheid, enigszins apart. Maar op het einde, in een bijthema, in de verhouding van de kleine Rose tot Pinkie, schemert het tweede grote probleem reeds door het probleem, dat het hoofdthema wordt van de volgende twee romans en dat dan ook in hun respectieve hoofdpersonages wordt belichaamd. Het bedoeld probleem is het samenhangen van de zaligheid van een mens met die van anderen en zelfs de verantwoordelijkheid van een mens voor de zaligheid van anderen. Uiteindelijk is het een peilen in het mysterie van de Liefde, de caritas. Dit wordt door een blote opsomming van de verschillende contrasten in deze romans al duidelijk. Brighton Rock schildert in Ida en Pinkie een conflict tussen een levensbeschouwing met en een zonder God, maar tevens en minder sterk, een contrast tussen een levenshouding met God maar zonder liefde in Pinkie, en een levenshouding met God en met liefde in Rose. Het conflict tussen een goddeloze en een van God doordrongen levensvisie keert wel terug in de luitenant en de priester van The Power and the Glory, maar wordt helemaal overschaduwd door het contrast tussen het vrome leven zonder liefde dat de priester vroeger leidde en zijn later liefdevol leven met God. En hetzelfde contrast vinden we terug in The Heart of the Matter tussen de vrome Louise die niet weet wat liefde is en Scobie die eraan ten onder gaat. Het dilemma dat zich zowel voor Rose, als voor de priester en Scobie stelt, is een dilemma van liefde, van loyauteit en verantwoordelijkheid. Ieder van hen zoekt naar de juiste houding tegenover de verdoeming van andere mensen. Liefde en loyauteit zijn zo groot bij Rose dat ze zich wil laten verdoemen als Pinkie verdoemd is. De priester in The Power and the Glory wil zich niet alleen verdoemen om zijn kind te redden, maar hij wil het gevaar lopen | |||||||||
[pagina 311]
| |||||||||
verdoemd te worden om ook anderen aan dat gevaar te onttrekken. Greene suggereert zelfs dat dit de enige manier is om zijn eigen zaligheid te verdienen. Hier voelt men duidelijk de grote invloed van Charles Péguy, die zijn Jeanne d'Arc liet uitroepen: ‘O s'il faut, pour sauver de l'Absence éternelle
Les âmes des damnés s'affolant de l'Absence,
Abandonner mon âme à l'Absence éternelle,
Que mon âme s'en aille en l'Absence éternelle’.Ga naar voetnoot(5).
In The Heart of the Matter krijgen we weer een andere nuance. Scobie zet in volle bewustzijn zijn eigen zaligheid op het spel, maar hij wil zich tot zijn verdoeming opofferen om Helen en Louise zelfs van aards lijden te sparen. Bij Scobie hebben we echter voor het eerst het klare besef dat hij misdoet en dat zijn liefde voor Helen en Louise groter is dan zijn liefde tot God. Greene suggereert duidelijk dat Scobie's wanhoopsdaad verkeerd is door de volstrekte nutteloosheid er van te laten aanvoelen. Dit is een belangrijke kentering, een ommekeer die weinigen gezien hebben, zeker niet de critici die beweerd hebben dat Greene met deze roman in een impasse geraakt was. Het is, meen ik, een aanduiding van een groeiend betrouwen op God en een ootmoediger aanvaarden van zijn wil. Er is in elk geval een religieuze rijping in deze drie romans waar te nemen. Het godsdienstig gevoel is in Pinkie eerder negatief en beperkt zich hoofdzakelijk tot een acuut bewustzijn van de hel. Wanneer God zijn intrede doet dan gebeurt dit haast als een deus-ex-machina, bijna op het einde van het boek. In The Power and the Glory en The Heart of the Matter, voelen we Hem echter van het begin af aanwezig, en Hij blijft tot het einde toe centraal. In deze laatste boeken leeft een sterk positief besef van God. Dit is trouwens slechts één aspect van een algemene ontwikkeling, die niet alleen de inhoud maar ook de vorm raakt. Naast een geleidelijke overgang van uiterlijke oorzaken van ondergang naar innerlijke, van Pinkie, over de priester tot Scobie, constateren we bijvoorbeeld ook een zuiver-technische vooruitgang in het scherper en scherper stellen van de problemen. Bij al die aspecten kunnen we hier echter niet blijven staan. Maar de veruit belangrijkste aanwinst is zeker het groeien van de sympathie. Pinkie is een mens vol haat voor de goddeloze Ida, en Greene zelf kan moeilijk zijn afkeer voor haar oppervlakkige levensvisie verbergen. De bittere toon van opstandigheid in Brighton Rock is in de volgende romans echter verdwenen. Hoe menselijk zijn de goddeloze luitenant, de verraderlijke mesties, en de vrome vrouw in The Power and the Glory geworden. Hoezeer spant de priester zich in om allen te begrijpen. Hoe sympathiek zijn de vrome Louise, de amorele Helen, de spion Wilson in The Heart of the Matter, en hoe diep voelt Scobie ook met hen mee! Precies daardoor worden ook ons al | |||||||||
[pagina 312]
| |||||||||
die karakters veel sympathieker. Dat juist wil Greene bereiken. Want het laatste doel van heel zijn werk is: sympathie verwekken: One of the major objects of his craft (I speak of course of the novelist) is the awakening of sympathy’, zegt hijzelf in Why Do I Write? Dit doel heeft hij gemeen met Henry James, met Joseph Conrad, met François Mauriac en met de meeste grote romanschrijvers. In de uitwerking staat hij, spijts een enorm verschil in techniek, het dichtst bij François Mauriac, de Mauriac die zei dat een romanschrijver licht werpt op de verborgen bron van heiligheid in schepsels die schijnbaar gefaald hebben. Ook Greene schildert ons mensen die zondigen, schijnbare mislukkingen, maar hij geeft ons veel meer dan wat we gewoonlijk van de zondaar te zien krijgen. Hij zegt ons ook alles wat we nodig hebben om te begrijpen hoe ze komen tot zonde, hij levert ons zoveel mogelijk elementen om ons toe te laten de zondaar rechtvaardig te beoordelen. Objectief op zichzelf gezien, zijn de zonden van Pinkie, de priester en Scobie verfoeilijk, maar voor wie de hele mens ziet worden ze ook begrijpelijk. Zelfs voor de grootste zondaar is sympathie mogelijk als men hem maar voldoende kent. Greene wil ons zijn mensen laten zien, zoals we ze moeten zien, zoals God ze ziet bijna, al zullen we nooit genoeg over hem weten om ze te beoordelen zoals een alwetende God dat kan. Dat beseft Greene ook. Hijzelf oordeelt dan ook niet en vraagt ons zelfs uitdrukkelijk een mens niet te veroordelen. Dat is het werk van God. Over zijn eigen schepsels heeft alleen God het laatste woordGa naar voetnoot(6). Daarom is een volledige oplossing van de gestelde problemen in Greene's romans nooit te vinden. Zijn boeken zijn niet als detective-romans, waarvan men alles weet eens dat men de moordenaar kent. De problemen die hij stelt lopen altijd uit op mysterie en hun oplossing is alleen bij God te vinden in de goddelijke Rechtvaardigheid en Barmhartigheid. Het uiteindelijke slot van zijn romans ligt buiten die romans zelf en is voor de karakters van zijn boeken, zowel als voor de lezer en de schrijver zelf, een vraagteken. Merkwaardig is in dit verband nog het feit dat hij er steeds in slaagt de zondaar sympathiek voor te stellen zonder daarom de zonde aantrekkelijk te maken. Hieruit blijkt meer dan uit wat ook de buitengewone integriteit en het superieure kunstenaarschap van deze auteur. Het is een onschatbare verdienste, die door de critici al te zeer over het hoofd werd gezien.Ga naar voetnoot(7). Wat nu de werkwijze van Graham Greene betreft, hij schijnt bij het schrijven van zijn romans uit te gaan van een gedachtenkern, die direkt uit zijn eigen levenservaring spruit. Dit blijkt o.a. uit zijn inleidingen tot Oliver Twist van Dickens, en The Portrait of a Lady van Henry James. Het verhaal zelf dan, met al zijn fiorituren, noemt hij de ‘machinery’ om die ideeën om te zetten in mensen en daden. Minder volledig dan in The Power and the Glory | |||||||||
[pagina 313]
| |||||||||
en The Heart of the Matter is die omzetting in Brighton Rock geslaagd. De presentatie van de ideële inhoud is in dit boek te expliciet en te scherp omlijnd om in het werkelijke leven zo mogelijk te zijn. De twee kampen zijn te streng gescheiden. Dit is echter voor The Power and the Glory, en The Heart of the Matter niet meer het geval. Daar is de gedachteninhoud zozeer verstrengeld met de actie en de karakters, dat het haast onmogelijk is hem er met dezelfde zekerheid weer uit te lichten. Technisch gezien is dit een grote vooruitgang. Hier staan we veel dichter bij het leven zoals het werkelijk is, met al zijn complexiteit en de afwezigheid van volstrekte duidelijke oplossingen waar het gaat om individuele gevallen. De technische vaardigheid buit Greene echter ook uit om zichzelf achter zijn karakters te verstoppen. Hij bezit, meer dan wie ook, ‘le talent de cacher sa propre personnalité derrière une série de masques convaincants’Ga naar voetnoot(8). Deze woorden zijn van hemzelf, hij schreef ze neer over Henry James, maar men voelt dadelijk hoe goed ze op zijn eigen werk toepasselijk zijn. Hij herhaalt nooit één van zijn karakters, alleen zekere karaktertrekken keren af en toe terug. Zijn eigen opinies schijnt hij als het ware over verschillende personages uit te spreiden. Hieruit moet duidelijk blijken hoe ontzettend moeilijk het is, Greene zelf in zijn romans weer te vinden. Het lijdt echter geen twijfel dat ze vol autobiographische elementen zitten, want zijn oeuvre, van de natuurbeschrijvingen tot de problemen, en van de karakters tot de atmosfeer, draagt te zeer de stempel van zijn persoonlijkheid. Weinige romanschrijvers zijn meer wat ze schrijven dan Graham Greene. Hij heeft trouwens zelf verklaard aan iemand die hem bijzonderheden over zijn leven vroeg: Alles wat U over mij weten moet, staat in mijn boeken. En in zijn inleiding tot Oliver-Twist zegt hij klaar en duidelijk dat hij geneigd is te geloven dat: ‘the creative writer percieves his world once and for all in childhood and adolescence, and his whole career is an effort to illustrate his private world in terms of the great public world we all share’ (p. XI). Gesterkt dan door deze verklaringen van hemzelf, wil ik toch een poging wagen om Greene als mens te karakteriseren, zoals hij me tot hiertoe voorkomt. Ik steun daarbij niet alleen op zijn romans, maar ook op zijn kritieken, zijn reisverhalen en zijn leven. In essentie zie ik Graham Greene aldus: hij is vooreerst een gevoelig, een overgevoelig mens. Van in zijn jeugd, die wel zeer somber moet geweest zijn, is hij in heftig contact gekomen met de miserie en het kwaad van de moderne wereld. Die wereld heeft hem scherp en pijnlijk getroffen, zo scherp en zo pijnlijk dat zijn afkeer ervoor een obsessie geworden is. Met zo'n obsessie blijven leven is niet gemakkelijk, en hij moest er voor zichzelf ergens een uitweg voor vinden. Die uitweg heeft hij ontdekt in de Katholieke Kerk, en vooral dan in haar leer over de erfzonde. Zijn overgang naar de Kerk werd nog vergemakkelijkt door het feit dat zijn obsessie met het kwaad hem spoedig ook het besef van de hel bijgebracht had. En dit | |||||||||
[pagina 314]
| |||||||||
besef werd het directe uitgangspunt voor een positief geloof, want het diabolische is zonder het goddelijke haast niet denkbaar. Zijn eerste vondst, het Protestantisme van zijn ouders heeft hem nooit geheel bevredigd. Het Katholicisme was de enige godsdienst waarin hij zijn sombere levenvisie kon integreren. En eens in de Kerk heeft hij méér gevonden dan hij oorspronkelijk zocht, nml. een soort compensatie voor het kwaad dat hij kende, in de leer over de genade en over God's onfeilbare Barmhartigheid en liefde. Die positieve waarden zijn nu stilaan aan 't groeien in hem. Ze zijn méér en méér een geïntegreerd deel aan 't worden van zijn leven. Me dunkt zelfs dat de reflectie van die ontwikkeling in de drie besproken romans waar te nemen is. Brighton Rock draagt nog sterk de sporen van een conflict en Pinkie herinnert ontegensprekelijk aan de Greene die zich van het hiernamaals alleen de hel volledig bewust was. Ook Pinkie is bezeten door het kwaad, hij tast naar een verklaring, maar krijgt de tijd niet om ze te beleven. Greene is dat stadium echter voorbijgestreefd en op het ogenblik dat hij zijn boek schreef had hij zeker zijn bekering tot de Kerk gevonden. Die oplossing was echter nog te verstandelijk, ze was nog niet genoeg een deel van zijn leven; vandaar dat God bijna op het einde van zijn boek en als een deus-ex-machina zijn intrede doet. In The Power and the Glory en The Heart of the Matter is dit grote conflict echter nagenoeg opgelost. Deze romans zijn dan eerder een verder uitdiepen, een verder moeizaam doorleven van de gevonden waarheden en waarden. Thans houdt vooral het mysterie van de Liefde hem bezig. In Pinkie schilderde hij een mens zonder liefde. Maar met een behoefte eraan. In zijn anonieme priester heeft hij echter een streven naar een geleidelijk verwerven van ware liefde uitgebeeld. En met Scobie is hij al zo ver dat hij ingezien heeft waartoe een teveel aan liefde leiden kan. Met ongeduld wachten we op verdere getuigenissen van deze oprechte, edele mens, deze zeer grote romanschrijver. | |||||||||
Bibliographie
|
|