| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Wetenschap
Prof. J. Nuttin: Psychoanalyse en Spiritualistische Opvatting van de Mens. - Uitg. Psychologische Bibliotheek. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen en Het Spectrum, Utrecht
Men kent de Leuvense hoogleraar Prof. Nuttin. Wanneer men zijn naam hoort vermelden, denkt men onwillekeurig aan de Neptunus-figuur van Vergilius, die bij de storm het hoofd boven de wateren uitsteekt, verwonderd over zoveel wanorde, en deze rustig tot bedaren brengt. Zo ook doceert Prof. Nuttin. Hij beheerst zijn stof, zet alles op zijn plaats en gaat kalm zijn eigen gang. Wie dit boek leest, krijgt de indruk een les van de hoogleraar bij te wonen.
En welk een les! Hij schenkt hier een klaar overzicht van de psychoanalyse, waarbij steeds onderscheid wordt gemaakt tussen wat tot een bepaalde wereldbeschouwing en wat tot de wetenschap behoort. Vooral ziet hij de ontwikkeling van de psychoanalyse van Freud uit, volgens zekere Amerikaanse opvattingen. Zie hoe bvb. de auteur op blz. 87 en vlg. deze evolutie doet uitlopen op Rogers: ‘Vele therapeutische methodes werden reeds naar voor gebracht en alle hebben ongetwijfeld hun waarde. Breuer zag in dat de emotionele ontlading “zuiverend” werkte. Freud heeft aangetoond dat het inzicht in het eigen psychisch leven, d.i. het bewustmaken van het onbewuste, genezend werkt wanneer het volledig door de patiënt wordt geassimileerd en aanvaard. Wij hebben aangetoond hoe Alexander en French het heil verwachten van een opnieuw opleven van het conflict, maar ditmaal in een nieuwe sociale verhouding, en met een nieuwe, gunstige afloop. Zonder twijfel ligt in elk van deze principes, en naargelang de omstandigheden, een belangrijk therapeutisch effect. Doch Rogers is van oordeel dat de uiteindelijke therapeutische kracht uitgaat van de opbouwende tendenzen zelf van de persoon. De psychische stoornis ontstaat, doordat de morele opbouw van de persoon door ongunstige omstandigheden werd geremd of verkeerde wegen uitging. De stoornis komt vooral tot uiting in de verkeerde kijk van de persoon op zich zelf en de anderen.’
Daarbij aanknopend verklaart Professor Nuttin de dynamische structuur van de persoonlijkheid door een drang tot ideale zelf-realisatie te aanvaarden, die hem toelaat de Freudiaanse ‘verdringing’ op een veel gelukkiger wijze te verklaren, en die hij aan het werk toont op het biologisch niveau, op het sociaal-psychologisch plan en op het peil van het Zijn zonder meer.
De hoofdverdienste van dit boek ligt, naast zijn klare overzichtelijkheid, in de degelijkverantwoorde uiteenzetting van het spiritualistische standpunt. De wijze waarop Schr. de verhouding van het onbewuste tot de vrije wil behandelt, is gewoon meesterlijk.
Enkele kleine aanmerkingen willen wij ons veroorloven. Waarom bengelt Adler achteraan in een ‘appendix’? Men kon hem ook doodgewoon schrappen, zoals gebeurd is met Jung. Er zou naast de Angelsaksische ontwikkeling een minstens even belangrijke geschiedenis te schrijven zijn van de neo-psychanalyse in Duitsland en Oostenrijk, met Frankl. Schultz-Henke, Meinertz, Matussek, Mitscherlich, enz. V. Von Wieszäcker bijvoorbeeld doceerde reeds psychosomatiek lang vóór men daarvan in de Verenigde Staten ook maar iets wist. Soms heeft men ook de indruk dat geen voldoende rekening werd gehouden met de evolutie in de denkbeelden van Freud, dat men hem geen recht laat wedervaren (cfr. op blz. 29-30 over de identificatie) of dat men hem critiseert door misbruiken van zijn voorschrif- | |
| |
ten tegen hem uit te spelen (blz. 33), die hij zelf afwijst (blz. 41).
Tot slot menen wij te moeten zeggen dat ieder intellectueel dit boek zou moeten bezitten. Het is inderdaad een werk van heel wat meer dan alléén maar wetenschappelijk gehalte, er ligt veel levenswijsheid in besloten.
Prof. Dr A. Kriekemans
| |
S.C. Hattingh: Sprokies-vorsing, met spesiale toepassing op die Afrikaanse Volksverhalen. - Johannesburg, Witwatersrandse Universiteitspers, 1950.
Deze doctors-dissertatie geeft vooraf een overzicht van de sprookjesstudie: de betekenis van de volksverhalen; de verschillende soorten van volksverhalen; oorsprong, inhoud, bouw en stijl van de sprookjes; de historisch-geographische methode van onderzoek.
Dan volgt een onderzoek van de algemene karakteristieken van de dierverhalen bij de Bantoes.
De kern van het boek is gewijd aan een analytisch, vergelijkend onderzoek van drie verschillende typen van Afrikaanse volksverhalen. Aan de hand van dit onderzoek wijst de schrijver op de autochtone en de vreemde elementen en op de ontwikkeling en verspreidingswegen van de Afrikaanse vertelselschat.
Deze studie is niet alleen belangrijk omdat hier voor het eerst op een grondige wijze de verhouding ontleed wordt van de Afrikaanse volksverhalen met de Oosterse (Indische) sprookjes enerzijds en de Europese vertelselschat anderzijds, maar ook omdat hier een scherp licht geworpen wordt op de wording en verwording van de sprookjesstof, op de biologie van het sprookje.
Schrijver volgt de historisch-geographische methode van de Finse school en is op enkele plaatsen, naar ons oordeel, wat al te categoriek in zijn uitspraak, maar dit hindert de oordeelkundige lezer niet om de resultaten van dit onderzoek naar waarde te schatten.
M. De Meyer
| |
Engelse letteren
Ontsluierd Geheim. Een bundel verhalen uit het Victoriaanse tijdperk, vertaald door Jan Spierdijk. Uitg. Wereldbibliotheek, A'dam, Antwerpen.
Ziehier een bundel goede verhalen uit het Victorian Age in goed Nederlands vertaald. Maar daarmede is ook alles gezegd. De verhalen zijn slechts in geringe mate representatief voor het tijdperk, en wat erger is, ook niet voor de auteurs. Het verhaal van Thackeray is het enige dat zijn auteur karakteriseert. Het verhaal van George Eliot is interessant omwille van de gelijkenissen met Poe, Baudelaire en Dostojewski. Maar zonder onderscheid zijn deze verhalen voortreffelijk verteld, en wie alleen prettig lezen wil vindt hier zijn gading. Het boek is dan ook, zoals de inleiding zegt, met loutere ontspanningsbedoeling samengesteld. Verder is deze inleiding, over het Victorian Age in de letterkunde, onbeduidend.
C. D'Haen
| |
D.H. Lawrence: De Vos. Vertaald door Inez Van Dullemen. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, Antwerpen.
In dit verhaal van Lawrence (dat een afgerond geheel zou vormen indien het op blz. 86 ophield), zijn enkele karakteristieke eigenschappen van de grote Engelse schrijver in notedop gecondenseerd: zijn eenvoudige en goedhartige manier van vertellen, zijn uiterstgeraffineerde weergave van halfbewuste indrukken, zijn liefdevolle aandacht voor het onbewuste en instinct-element, zijn geboeide observatie van de vrouw als een eigenaardig en zelfstandig wezen, zijn zoeken naar de resultante van vrije wil en geheime drijfveer, zijn scherpe psychologie. Het verhaal is rijk aan stemming en suggestie, slechts hier en daar te opzettelijk en omwille van de theorie geschreven. Het Nederlands der vertaling is zeer goed en laat Lawrence zelf aan het woord met zijn ietwat vrouwelijke weekheid en zijn scherpte tegelijk
C. D'Haen
| |
Modern Vlaams proza
Julien Kuypers: Mijn Vriend Vertelt. - Uitg. J.M. Meulenhoff, Amsterdam - De Sikkel, Antwerpen.
De enkele kortverhalen en novellen, die Julien Kuypers hier bundelde, getuigen van waarachtig en zelfs gevarieerd talent. Hij is niet een prozaschrijver met een bizondere en vast-omschrijfbare stijl, zoals bvb. een Walschap of een Elsschot, en evenmin geven zijn verhalen uiting aan een aangrijpende of
| |
| |
scherp-geprononceerde visie op wereld en leven. Een gedrevene, die uit het materiaal der woorden een originele stijl met bizonder aangrijpende trekken vormen moet en door een innerlijke daemonie tot getuigen wordt gedwongen, is hij blijkbaar niet. Zijn schrijverschap lijkt mij veeleer eclectisch-geïnspireerd en (in de beste zin) amateuristisch. Met scherpe opmerkingsgave en fris levensgevoel bedeeld, laat de auteur zich door een rijke diversiteit van aspecten in 's levens bont vertoon bekoren, als in een rustig en aangenaam spel. Nu eens roept hij gezellig-folkloristische beelden uit ons oude volksleven op, elders wijst hij op schrijnende aspecten in het moderne bestaan nu eens idyllisch of poëtisch, dan weer zakelijk en grimmig. Af en toe wrang, elders glimlachend, soms enthousiast, maar meestal met milde en begrijpende beschouwing, laat hij de mysterieuze menigvuldigheid van het leven aan ons voorbijtrekken.
In een stuk als ‘Mijn Vriend vertelt’, dat meer een poëtisch-meditatieve evocatie is dan een verhaal, toont hij zijn gaven als intimistisch atmosfeerschepper en gevoelig mijmeraar over ‘dat mysterievolle wezen, de mens’. Het liefst is hij mij in zijn verhalen, waarvan het thema aan ons vroegere volksleven werd ontleend, als bvb. ‘De Minneborre’. Hier leeft, zoals bij Teirlinck, de liefde tot Vlaanderen concreet. Zij glanst in een intieme en grondige kennis van Brabant, zijn geschiedenis, zijn welige aarde, zijn prachtig natuurschoon, en vooral zijn roerig en krachtig-zinnelijk leven, vol speelsheid en uitspattende weelde en kleurigheid. Hier bereikt Kuypers m.i. zijn beste als schrijver in zijn zinnelijk-levenskrachtige en atmosferisch-bekorende typering van vrouw en natuur en spelend leven; hier bekoort ook het meest zijn rijke taal, die beschikt over een schat van woorden, die alle zó Vlaams zijn door hun sapdruipende, vurig-glanzende en plastische zinnelijkheid. Niet als strak epicus maar als rustig-charmant verteller knoopt hij hier aan bij het beste van onze traditionele vertelkunst, die door haar liefde tot het leven, haar innigheid en haar realisme, nog steeds in het buitenland als onze belangrijkste en meest eigene kracht wordt beschouwd.
Minder overtuigend klinken voor mij de verhalen waarin de schrijver met tragisch of ironisch accent sommige aspecten van het moderne leven wil oproepen. Ook hier is een authentiek verteller aan het woord, maar toont hij zich niet aan zijn sterkste zijde. Pakkend is echter ongetwijfeld een verhaal als ‘De Brief’ (een onverbiddelijk-naakte belijdenis van het intiemste vrouwelijke liefdeleed) met laconische oprechtheid. Soms, waar hij bvb. in ‘Providentia’ op ironische wijze een Elsschottiaans thema behandelt, raakt de schrijver moeilijk boven het anecdotische uit. Ditzelfde geldt voor de tragisch-gestemde verhalen als bvb. ‘De Afstraffing’. Indien ik mij niet vergis ligt niet in deze uitbeelding van het tragische of cynische leven de sterkste zijde van een schrijversnatuur als die van Julien Kuypers. Zijn beste aanleg komt veeleer tot uiting in een milde vertelkunst, die het ruime gebied der levensliefde bestrijkt met vurige en zinnelijke levensvreugde, wat zachte ironie en heel wat contemplerende wijsheid. In dit evenwichtige en levenskrachtige ‘humanisme’, in deze milde cultus voor het Leven, die ook eigen waren aan Vermeylen en Van Nu en Straks, ligt de levenswijsheid van Julien Kuypers, als schrijver. Hij wist ze te incarneren in enkele treffende en mooie verhalen, die als waarachtige levensscheppingen overtuigen.
Alb. W.
| |
Middeleeuwse vroomheid
Een der belangrijke veroveringen van de Vlaamse geschiedeniswetenschap ten bate van heel onze cultuur is de ontdekking en valorisering van onze Middeleeuwse beschaving. Zowel op het gebied van de literatuurgeschiedenis als op dat van het godsdienstig leven hebben hier enkele geleerde priesters in de jongste halve eeuw waarachtig ontginningswerk verricht. Van Mierlo, Stracke, Reypens, Huyben e.z.a. hebben belangrijke teksten opgedolven, boeiende figuren ontdekt, heel het terrein van onze godsdienstige letterkunde en van ons vroomheidsleven, van af de vroege Middeleeuwen tot de 17e eeuw, doorzocht. Tot nog toe leefde deze studie in haar eerste stadium, het vorsende en analytische, dat vooral bestond in de opdelving en critische uitgave van teksten. Veel laat toe te voorzien dat nog alles op verre na niet is ontdekt, en dat de detailstudie nog vele decennia in beslag zal nemen, maar toch komt nu stilaan de tijd dat aan een gefundeerde synthese kan worden gedacht.
| |
| |
Voor enkele jaren waagde Pater Van Mierlo een groots-opgevatte historische synthese op het gebied van onze middeleeuwse letteren. Voorzeker zal zij met de jaren in détails moeten worden herzien en zullen hier en daar stenen van dat indrukwekkend literairhistorisch monument wegbrokkelen, maar in haar grote lijnen zal zij waarschijnlijk zeer lang de tijd weerstaan.
Thans heeft Pater Axters zich op zijn beurt aan een historische synthese gewaagd, ditmaal op het gebied der geschiedenis van onze Middeleeuwse Vroomheid. Reeds voor een paar jaren had hij in een Frans werkje La Spiritualité des Pays-Bas een vlotte en panoramatische proeve van historisch overzicht gewaagd, met veel succes. Nu verscheen van hem in het Nederlands het eerste omvangrijke deel van een Geschiedenis van de Vroomheid in de Nederlanden (Uitg. De Sikkel, Antwerpen. 500 blz. Prijs: gen. 320 frs; geb. 360 frs.) Zij is de vrucht van jarenlange persoonlijke studie en vorsingen in de meeste bibliotheken van binnen- en buitenland, die P. Axters tot een onzer beste specialisten op het gebied onzer oude Vroomheid deden uitgroeien. Het boek zelf is gegroeid uit de colleges in de geschiedenis der Nederlandse Vroomheid, die hij sinds meer dan tien jaar geeft aan het Dominikaanse Theologicum te Leuven.
In dit eerste boek overschouwt de Schr. de ontwikkelingsgang van de Vroomheid in onze gewesten, niet enkel van de mystiek maar van het geheel der religieuze toestanden, van af de Romeinse periode tot 1300. Het bevat drie grote delen. Het eerste handelt over de periode van ontluikende Vroomheid in de Romeinse tijd en ligt het verst in de nevel van een nog vrij duister verleden; het tweede weidt uit over de opkomst en de reeds rijkere ontwikkeling van het godsdienstig leven in de Frankische tijd en gaat tot 927. Schier de helft van het boek wordt ingenomen door het derde deel, veruit het belangrijkste van uit religieus standpunt gezien, en dat Schr. laat beginnen met de grote kloosterhervormingen. Het loopt tot na het einde van de laatste kruistocht. Deze periode is voor de Nederlandse Vroomheid én voor heel ons beschavingsleven een bijzondere bloeitijd geweest, gekenmerkt door intens en rijk godsdienstig leven, vele grote en heilige figuren, vele belangrijke stichtingen, en door een weelderige uitgroei van de doctrinale substantie in het godsdienstleven, met bvb. de cultus der H. Drievuldigheid, van de Mensgeworden Christus, met bijzondere verering voor Eucharistie en O.L. Vrouw. Boeiende bladzijden wijdt P. Axters aan de stichting en groei der orden, aan de spiritualiteit van Cisterciënsers, reguliere koorheren, begijnen, en uitvoerig worden belangrijke figuren als Beatrijs van Nazareth en Hadewijch behandeld. De beschouwingen van P. Axters over deze beide figuren getuigen in meer dan een opzicht van persoonlijke visie.
In dit boek, dat getuigt van grote eruditie en onverpoosde werkkracht, werd een enorme massa feitenmateriaal samengebracht. Schier bladzijde na bladzijde moet men zich moeizaam een weg banen doorheen stortvloeden van realia, zodat men wel de massa bomen maar niet steeds het bos vermag te zien. Misschien heeft de Schr. zich wel aan overdrijving bezondigd wanneer hij zijn werk met zulk een massa critische detailbemerkingen en kleine analytische notities, soms zelfs van polemische aard, heeft volgepropt. Zij zullen de lezer, die hem als critische specialist op de voet volgt, méér boeien dan wel de lezer met algemene belangstelling. Al mist men dan in dit boek een forse uittekening van grote lijnen, een blik die van boven uit de massale stof in krachtig synthetische trekken ordent, toch zal het eenieder imponeren door zijn zeer rijke eruditie en zijn critisch gehalte.
De ontzaglijke bibliografie, die het bronnenmateriaal en de literatuur bevat, welke de Schr. bij het opstellen van dit werk heeft gebruikt, wordt door hem achteraan in zijn boek afgedrukt. Zij beslaat meer dan 50 dikbedrukte blz.
Alb. W.
| |
Godsdienstige literatuur
In de reeks ‘Bijdragen tot de Eenheid der Kerk’ verscheen van Kardinaal Gibbons in Ndl. vertaling de zesde uitgave van zijn werk Het Geloof onzer Vaderen (Uitg. Van Rossum, Utrecht, pr: gen. 72 frs.). Dit is geen grondige apologetische uiteenzetting over de fundamentele geloofspunten, maar een reeks beschouwingen over punten in de geloofsleer en geloofspractijk der Katholieke Kerk, die vaak bij andersdenkenden op onbegrip worden
| |
| |
onthaald. Zo behandelt K. Gibbons de Inquisitie, de pauselijke onfeilbaarheid, de godsdienstvrijheid, de aflaten, het Vagevuur, enz. Het werk is in irenische geest gesteld en vooral voor andersdenkenden bestemd. In Amerika werden van dit werk meer dan twee millioen exemplaren verspreid.
Gij zult niet doden luidt de titel van een theologische studie in vulgariserende trant over het vijfde gebod van God, door de Leuvense hoogleraar in de moraaltheologie Kanunnik A. Jansen. Eerst geeft hij de algemene beginselen van de kath. zedenleer betreffende de verschuldigde eerbied tegenover het leven om daarna enkele toepassingen van dit gebod in concrete gevallen te behandelen. Ze zijn meestal actueel: als bvb. euthanasie, vruchtafdrijving, doodstraf, oorlog, dienstweigering, zelfmoord, gevaarlijke beroepen, enz. (Uitg. Davidsfonds, Leuven).
In dezelfde Keurreeks van het Davidsfonds te Leuven verscheen ook een studie van J.A. Nuyens over Paulus, Dienaar en getuige, een boek dat met veel geestdrift is geschreven, en waarin de auteur met epische vaart en psychologisch doorzicht het bewogen leven van de apostel tracht op te roepen.
Een zeer aangenaam geschreven en toch degelijk boek over de grote heilige Theresia bracht Hildegard Waach onder de titel Theresia von Avila (Verlag Herder, Wien. 494 blz.) De bedoeling van de schrijfster is in de eerste plaats religieus maar ook is ze psychologisch: zij wil vooral de religieuze ontwikkelingsgang van de grote Theresia in psychologisch opzicht belichten. Zo komt zij er toe het algemeen-menselijke in haar worstelende opgang naar God tot in de mystieke hoogten te beklemtonen. Biographische verhaal en beschouwing over het werk, religieuze bespiegeling en psychologische analyse werden door de Schr. zeer harmonisch verstrengeld tot een leesbaar boek.
Naar aanleiding van de 70e verjaardag van de schrijver Pieter Van der Meer de Walcheren verscheen bij de Firma Lannoo te Tielt een hulde-album P. Van der Meer en Vlaanderen. Na een inleidend woord van de gevierde die getuigt ‘Waarom ik Vlaanderen liefheb’ worden de godsdienstige aspecten van zijn werk door verscheidene, bekende en onbekende, medewerkers belicht. Allen handelen zij, haast zonder uitzondering, over de godsdienstige betekenis van 's schrijvers werk in de huidige tijd. In dit nogal zwak gelegenheids-allegaartje is de bijdrage van P. Em. Janssen ‘In de diepte van God’ nog de meest lezenswaardige.
De Vader is de titel van een diepgaande studie van P. De Meester over het vaderschap in het christelijk familie verband: zijn wezen, zijn groot geluk, en zijn bizondere taak tegenover vrouw en kind. Het is een rijk essay op wijsgerige en theologische eruditie gestoeld, en met letterkundige citaten verrijkt, dat getuigt van een hymnisch geloof in de synthese van natuurlijke en bovennatuurlijke waarden, waartoe het vaderschap moet bijdragen (Uitg. De Kinkhoren, Brugge. Pr: 48 frs. geb. 68 frs.).
De Leuvense hoogleraar in de theologie Prof. G. Thils is een vruchtbaar auteur. In Nederlandse vertaling verscheen vat zijn hand een studie over Wezen en Spiritualiteit van de Diocesane Geestelijkheid (Uitg. De kinkhoren, Brussel-Amsterdam, Pr: gen 120 frs.) Na inleidende beschouwingen over de oorsprong van het priesterschap en het werk der apostelen, wijdt hij langdurig uit over de formules en de geest van het Romeins Pontificaal. Daarna spreekt hij over het wezen en de taak van de diocesane geestelijkheid, om in het laatste deel de eigen en aangepaste spiritualiteit van deze clerus te bepalen. Een uitmuntend boek voor wereldgeestelijken.
Men kan nooit met zekerheid zeggen welk het laatste boek is dat Mgr. Cruysberghs liet verschijnen, want voortdurend komt van hem wat nieuws van de pers. Een zijner laatste boeken is in elk geval Kanselstoffen (Uitg. Lannoo, Tielt), een voortzetting van zijn vroeger-verschenen sermoenen-verzamelingen. De stof die hij in deze gebundelde gewijde toespraken behandelt is zeer verscheiden: algemene tijdsproblemen, gelegenheidstoespraken over heiligen, grote figuren, bij priesterjubilees, enz. Zij getuigen, zoals al het werk van deze onverpoosde auteur, van zijn rijke cultuur, zijn ruime en wijze blik op het leven, en zijn klare en kruimige taal.
Alb. W.
|
|