schijnt wonderlijk dat er een genius in deze schijnbaar steriele vrouw uit het stijf-burgerlijk gezin van een Puriteins stadje kon schuilen. Hoe zonderling de gedaante van oude vrijster voor een genie ook moge wezen, de verzen van Emily Dickinson bewijzen dat voor een waar talent de meest ongunstige en eentonige levensvoorwaarden geen ernstige hinderpaal betekenen, en dat poëzie in de eerste plaats intensiteit van gevoelens en gewaarwordingen behoeft en pas in de tweede plaats diversiteit. Zij getuigen voor het dictum van Huxley dat ondervinding kwestie is van ‘gevoeligheid en intuïtie, van het zien en horen van de betekenisvolle dingen, van toekijken op de juiste ogenblikken, van begrijpen en coördinatie.’ Zoals hij schreef is ondervinding niet dat, wat een mens overkomt, maar wat hij doet met hetgeen hem overkomt. ‘Het is een gave om de gebeurtenissen van het bestaan te verwerken, niet de gebeurtenissen zelf.’
De eenzaamheid van Emily Dickinson behoort tot de essentie van haar leven en van haar kunst. Al schreef zij:
toch was haar afzondering niet zo totaal als men wel eens wil doen geloven. Wel schijnt de tijd haar voorbij gegaan te zijn zonder haar te beroeren, en de burgeroorlog, de ontwikkeling van wetenschap en techniek en het literair leven lieten haar - zover men weten kan - koud. Zij moet echter veel gelezen hebben en de verzen van haar tijdgenoten waren haar niet vreemd. Van Emerson heeft ze invloed ondergaan, invloed van zijn bondige en gedurfde taal en van zijn ‘staccato-stijl’, zoals Stanley T. Williams hem betitelde. Doch dit is dan ook de enige invloed van buiten uit, die men in het werk van Emily Dickinson kan aanwijzen en geen literaire modes hebben haar originaliteit kunnen bederven. Zij werd gevormd door het lijden: de natuur en haar eigen hart waren haar inspiratie en nooit heeft zij literatuur geschreven in de pejoratieve zin die Verlaine aan dit woord gaf.
Naar de redenen van haar afzondering kan men slechts gissen: waarschijnlijk had haar vrijwillige ballingschap er verschillende. Ze was ongetwijfeld schuw van alle publiciteit - tijdens haar leven verschenen slechts vijf van haar gedichten, anoniem en misschien wel tegen haar zin. Ze had haar zuster Lavinia gevraagd om alle manuscripten na haar dood te verbranden en we moeten de Heer danken, dat zij dat niet gedaan heeft. Misschien twijfelde Emily Dickinson aan eigen kunnen, mogelijk ook begreep ze dat haar tijdgenoten, die nog met de woordenpraal en de onwaarachtigheid van de romantiek dweepten, haar niet konden begrijpen, en dat eerst een volgend geslacht haar werk zou waarderen.
Haar drang naar eenzaamheid werd in de hand gewerkt door de tyrannie die haar vader in het gezin uitoefende, maar hij was vooral het gevolg van haar twee ongelukkige liefden. Veel weet men er niet over, alleen, dat haar