Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 96(1951)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Andries Dhoeve Inkeer Nu draalt een vreemde schijn omheen mijn moede handen die rusten op mijn knie wijl spoedig de avond valt. De taak is afgedaan, maar binnenin toch branden zacht haarden van verdriet daar nog een horen schalt. En ik moet denken thans aan wat sinds Sodoms zonde verloren is gegaan en weer geboren werd, aan al wat kwam en ging, aan 't rood van milde monden, aan torens, stoer en steil, en aan het roepend hert en al wat stuwing is en kiemt in luwe liefde - o bron van man en vrouw! En dood dan, en dan: mist, en dan: de nachtegaal, de nachtelijk gegriefde... Altijd hetzelfde weer: een les, een leus, een list en Sodom dat opnieuw vernietigt wat het denken van stof tot klaar besef, tot ziel gelouterd heeft - de sterren die zo ver, maar eeuwig blijven wenken en eeuwig deze pijn: God die geen antwoord geeft wen water, plant en dier en elk begrip verstenen waar ridder, duivel, dood opnieuw de ronde doen... tot een vergeten knaap, die huivrig loopt te wenen, in een verborgen vliet een loot vindt van teer groen en in het zand haar plant als de aanvang van een wereld die weerom bloeien zal als straks de Lente schrijdt en 't geurend bloesemwit den jongen mens omdwerelt wijl in zijn warme schoot weer zuiver zaad gedijt... [pagina 172] [p. 172] O wonder-diep geheim! O raadsel van het leven! Onafgebroken kring van duister, licht en vrucht! Heeft het nog langer zin te gruwen en te beven als morgen Sodoms gloed weer purpert aan de lucht? Er is geen uitkomst aan, men kan niet 't lot ontlopen (de vlammen van dien gloed verzengen 't wezen steeds); of men in 't Westen doolt of schuilgaat in de Tropen, vóór men de blikken wendt, staat daar de Pijper reeds!... Ach kom, wees rustig dan en vouw de handen samen, verdrijf de bitterheid terwijl gij wakend bidt, en als de zeis des nachts komt spoken voor de ramen hoor in uzelf dan 't kind dat zoet te zingen zit, zodat gij voelen moogt, al waant ge u gans verloren, dat met die kinderstem de laatste droom niet sterft en dat, waar schemer waait, men weer zal kunnen horen het zegenende woord dat nog veel schoonheid erft... Vorige Volgende