Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 95(1950)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 524] [p. 524] Christine D'haen Twee gedichten De nacht Weer zwelt uw uier, heilige moedernacht en 't duister van uw lijf spreidt vrees en vrede. Gedachten en gebeden in 't huis der schemering worden volbracht. Weer groeit het duister, weegt de duistre vracht. Mijn geest is droef; de oermoeder die mij baarde, mij voedde en bewaarde weer dreigt en graast mij, slorpt mij op, o nacht. Dan adem ik, mijn vriend, in u nog nauw mijn angstige ademing, en hoor uw zuchten naar mij en de geruchten van 't haastig hart naar uw geruste vrouw. Dan geeft de nacht ons samen melk, een stroom in donkre gulpen smeltend mild, wij drinken en danken haar en zinken diep in haar vacht en drinken nog in droom. [pagina 525] [p. 525] Gedicht Mijn droom heeft 't midden van den nacht gehoord, en ik ontwaak in 't brede bed alleen. Mijn hart laat willig het wild bloed doorheen zijn kamers gaan; het spoedt zich bitter, blind als wilde 't naar den man dien het bemint, doch keert slechts weer naar 't hart, en door dezelfde poort. Diep in dit park heb ik de levensroos ontluiken doen, en gans ontloken rood en zomers, haar geprezen en gedood; haar bevend heel ontbladerd, blaadren teer als tranen, blaadren weeldrig, meer en meer tot niets meer overbleef van haar bemind gebloos. Ik wandelde onder de avondmaan, de stad lag laag in mist en duizend-glimmig licht. Méér dan de sterren scheen het aangezicht van wie den heuvel opging aan mijn zij. Zijn licht en luister dropen over mij, en heel dien duistren nacht was ik niet zonder dat. Mijn liefde is zien, en dieper zien, tot diep de ziel van mijn geliefde door het licht van mijn volle ogen gloeit en open ligt. Meer dan in water dat de maan weerkaatst zijn diepten achter diepten daar geplaatst en nooit is 't diepste klaar, waarnaar mijn ziel mij riep. Geliefde zonder blaam, volmaakt heelal van wetten die de Liefde leidt en bindt, gelijk gij zijt heb ik u gans bemind, en u gegeven wat in mij als gij, gelijk aan u is; en zo sliepen wij en zuchtten samen in den zachten maanlichtval. [pagina 526] [p. 526] Dicht bij uw ster een andre ster verrees in even schittrend licht, in prinslijk goud gelijk gijzelf, en ondoorgrondlijk oud van voor den tijd, en deze pracht ontstak mijn ziel en zinnen met begeerte en brak door 't eerste licht met licht dat ik betoverd prees. Zo had ik velen lief, maar Een als Een, Orion als Orion, Wega als zij: een ster zo stralend, dat mijn liefde haar blij bewondrend, nooit tot op haar kern kon zien; doch één der sterren. O wie geeft mij dien, die alle sterren is; en gans te zien, als geen. Vorige Volgende