| |
| |
| |
[1950/9]
Anton van Wilderode
Drie steden
Reisverzen uit Italië
Taormina (I)
Panorama
Schepen bewegen, zachte wolken zeilen
mateloos langzaam op haar blauwen weg
en uit de ranken van een dorenheg
schieten de vogels schielijk naar het ijle.
De wind wordt hoorbaar in een dreef van berken.
Ringsom besloten ligt de witte stad
tegen de bergen schuimend opgespat
met op haar hoogste kruif de negen kerken.
| |
Taormina (II)
Nacht
Ivoren maanlicht over kleine huizen
tussen de tuinen helder uitgestort
waar een fontein met haar gedurig ruisen
gelijk een zuil van zilver zichtbaar wordt.
En kleuren die men lang verloren waande,
vergeten op een middeleeuws palet,
vindt men hier, langs de groene gaarden gaande,
plotsling tegen een muurvlak aangezet.
| |
| |
| |
Taormina (III)
Grieks Theater
Open naar zee, als met een ronden boeg
haar blauwe wijdheid tot den grond doorwoelend
en open voor den wind die, donker joelend,
tussen de masten van de zuilen joeg;
van maanlicht vol dat, stijgend, aan den steen
een zachten glans gaf van verzadigd marmer
en, uit twee nissen, als met lange armen
het grote podium vond, voor zich alleen...
| |
Taormina (IV)
Zee
Soms, als het nacht wordt in de kleine huizen,
verneemt men vagelijk de zee van verre
en haastig loopt men weg onder de sterren
haar wijdheid zoekend en geweldig ruisen.
Als sneeuw verspat het schuim op onze handen
die dorstig naar haar blauwe diepte reiken;
de kleine vogels lopen als gelijken
hunkrend en angstig langs haar grote stranden.
| |
| |
| |
Rome (I)
Borghese
De blaêren vlagen als een dunne regen
snel en gedurig door de hal der bomen:
herfst, die zich nog verhulde in symptomen,
is door de kleuren als een roest gestegen.
Maar soms kan men geloven dat in deze
wisseling niets is dat de luister mindert
wanneer het maanlicht als een zwerm van vlinders
zich neerzet in de parken van Borghese.
| |
Rome (II)
Catacomben
Het kaarslicht tast met ijle witte handen
de gangen af tot waar de nacht begint
en laat zich wapprend doven door den wind
die als koel water voortsnelt langs de wanden.
De tijd heeft hier zijn telgang ingehouden;
de turfsteen geurt naar avondlijken regen;
en in de stilte komt men liedren tegen
die teer zijn van onmetelijk vertrouwen.
| |
| |
| |
Ostia (I)
Herkenning
Een dal van marmer aan den wind gelaten
en aan de wijze dromers die hier komen
wandelen onder hoge dennebomen
over het grasdek der verloren straten
en die de schoonheid als een dorst bewaren
binnen de tijden dat de dromen slensen;
tussen den drom der hopeloze mensen
oprichtend zich voor de te wachten jaren.
| |
Ostia (II)
Forum
Thans op dit forum groeien dennebomen
en wuift het blonde gras tussen de zuilen;
onder de nissen gaat de schaduw schuilen
en vindt een beeld zijn veiligst onderkomen.
Trage natuur verwint het werk van eeuwen
wanneer de handen die het bouwden rusten;
dan zwerft de nachtwind langs de rij der busten
waarover zacht het maanlicht neer komt sneeuwen.
| |
| |
| |
Ostia (III)
Het terras
Ik stond bedroefd op het verhit terras
boven de stad die, scheemrend naar vier zijden,
zich tot een eindloos puindal wilde spreiden
tussen de hete golven van dor gras.
Toen schoot een snelle vogel ruisend uit
de heesters weg als een fusee van kleuren
en ik wist plotseling: men kàn niet treuren
zolang het lieflijkst leven zich hier binnensluit.
| |
Ostia (IV)
Mannenbeeld
Dit zacht gelaat heeft levens ernst verworven
met fijne rimpels langsheen mond en ogen
en in het laatst nog van een droom bevlogen
die lieflijk in den glimlach bleef bestorven.
Met welk een lichaam werd dit ooit tezamen
rechtôp gedragen tot de steen verzandde
in trage zomers; én met wèlke handen:
gevouwen of geboeid of moede samen?...
|
|