De laatste ronde
Onze letterkunde door een Parijse bril
De Revue encyclopédique ‘Larousse mensuel’ wijdt regelmatig synthetische artikels aan vraagstukken van alle slag en doet hiervoor beroep op specialisten. In het Februarinummer van dit jaar werd aldus een overzichtelijk artikel gewijd aan de ‘Littérature française contemporaine de Belgique’ en in het nummer van Mei aan de ‘Littérature flamande contemporaine de Belgique’. Beide opstellen zijn van de hand van dhr Léon Bocquet.
In het laatstgenoemd artikel wordt er ons kond gedaan dat er in België een beweging bestaat van Vlaamse letteren, ‘dites d'expression néerlandaise’. Deze benaming is volgens steller echter onjuist vermits, zegt hij, de meeste schrijvers der Zuidelijke Nederlanden zich van hun dialect ‘aux nombreuses variétés’ bedienen! De Vlaamse letterkunde geniet dan ook maar een beperkte bekendheid omdat alleen gespecialiseerde taalkundigen haar in de oorspronkelijke versie kunnen benaderen! De bestaande Franse vertalingen werden haast alle bezorgd door Fransschrijvende Belgen en te Brussel uitgegeven voor binnenlands gebruik zodat ze nooit het grote Franse publiek hebben bereikt. De reden hiervan ligt misschien wel in het feit, schrijft dhr Bocquet, dat de Vlaamse schrijvers terecht of ten onrechte, de reputatie hebben vijandig te staan tegenover de uitstralingen van de Franse taal en kultuur. Welke richting de Vlaamse letterkunde later ook moge uitgegaan zijn, in het begin had zij in elk geval geen separatistische of anti-Franse tendenz. ‘Il est même piquant de souligner que l'un de ses pionniers, Heindrik (sic) Conscience était de bonne souche française et bisontine par son père’. Het Europees succes dat hij kende beantwoordt niet aan de waarde van zijn werk.
Na er op gewezen te hebben dat de litteraire beweging in den beginne door katholieken werd in 't leven geroepen en dat haar voornaamste vertegenwoordigers seculiere plattelandsgeestelijken waren, noemt de schrijver: G. Gezelle, A. Van Hee en Hugo Verriest. Zij hebben ‘l'antique langage du terroir’ verjongd en verdedigd tegen het Nederlands dat helemaal onder Duitse invloed staat...! Albrecht Rodenbach werd dan de standaarddrager van de Vlaamse eisen.
Dhr Bocquet wijdt dan een tiental lijnen vol bewondering aan Gezelle ‘l'honneur et la gloire des Flandres’ om dan dubbel zoveel aandacht te besteden aan een ons onbekend literator: Ernest Hosten. Deze geleerde archivaris (wiens foto ons wordt gegeven samen met die van Streuvels, Van de Woestijne, Timmermans en Walschap) heeft de grote verdienste de aandacht te hebben gevestigd op Alfons Van Hée, wiens volksalmanak ‘'t Manneke uit de Manne’ (sic) een lovende vermelding krijgt.
Het overzicht vermeldt dan Maurits Sabbe, de schakel tussen de voorlopers en de Renaissance der Vlaamse letteren, die in Van Nu en Straks belichaamd wordt. Onder de invloed van Vermeylen werd Cyriel Buysse daar een vruchtbaar landelijk verteller. Van Stijn Streuvels worden ‘De Oogst’ en ‘De Vlaaschard’ (sic!) geciteerd en aan zijn werk wordt een bondige typering gewijd.
Stadsschrijvers zijn Toussaint van Boelaere en Herman Teirlynck. Laatstgenoemde schreef ‘Mynheer Serjanzoom’ en ‘Maria Spermalie’. In dezelfde trant schrijft Willem Elsschot, die slechts door een zeer beperkte elite wordt gelezen.
Met het werk van Felix Timmermans is