ontzetting naar het bed van Oom Jaspar. Onder het bed lag Oom Jaspar zelf in het uniform der zouaven. In zijn handen hield hij een lang, smal geweer dat hij steeds opnieuw richtte op het groepje voor de spiegel, en alsof hij daarbij in heftige tweestrijd verkeerde, praatte hij voortdurend in zichzelf.
Toen, zonder enige overgang begon Oom Jaspar plotseling te roepen. Aanvankelijk waren het alleen maar vreemde woorden die ik niet verstond; daarna riep hij enkele malen heel duidelijk ‘Mannen staat pal’ en juist op het moment dat hij aanstalten begon te maken om onder het bed uit te kruipen, viel mijn neef Vincent die zich over mij heen naar voren wilde buigen met zijn hoofd tegen de deur.
In een flits zag ik nog hoe alle ogen zich plotseling richtten op de deur. Daarna rende ik zonder op of om te zien naar mijn kamertje. Toen Oom Stoffel even later aan mijn bed kwam om te zien of ik sliep, had ik het idee dat mijn hart niet alleen hoorbaar, maar ook duidelijk zichtbaar bonsde. Ik hield mijn ogen echter stijf dicht en gelukkig was dat voldoende om enige tijd later ongestoord weer in te slapen.
Hoewel er tegen mijn neef Vincent en mij later nooit meer een woord gezegd is over onze nachtelijke bedrijvigheid, geloof ik toch, dat wij het daaraan te danken hebben gehad dat wij de volgende dag meteen in vertrouwen zijn genomen.
Toen wij 's ochtends beneden kwamen vertelden namelijk eerst Oom Stoffel en later Tante Joets ons met veel omhaal van woorden, dat Oom Jaspar bezoek had gehad van de Broederschap der Zouaven en dat hij daardoor iets in zijn hoofd had gekregen.
Nadat hij enkele malen met grote stappen de kamer was rondgelopen en aandachtig op zijn hologe had gekeken zei Oom Stoffel:
- Het is een ziekte, maar eigenlijk ook weer geen gewone ziekte...
- Nee, zei Tante Joets, die Oom Stoffel's verrichtingen met lede ogen had gade geslagen, het is géén ziekte. Het is een idee dat Oom Jaspar niet meer kwijt kan geraken. Oom Jaspar denkt dat hij weer zouaaf is en dat er binnenkort een slag geleverd moet worden. Die slag is al ooit geleverd in Italië, maar Oom Jaspar vindt dat het verloop niet eerlijk is geweest en daarom wil hij het nu opnieuw doen.
- Ja, vervolgde Oom Stoffel, nadat Tante Joets weer tot zwijgen was gekomen, als jullie Oom Jaspar zien, moet je maar net doen of alles heel gewoon is, dat is het beste.
Toen wij even later Oom Jaspar zagen kwam ik echter onwillekeurig onder de indruk van zijn verschijning. Evenals de avond te voren was hij gekleed in het uniform der zouaven, maar omdat hij nu niet onder het bed lag maar rechtop liep met grote, zelfverzekerde stappen, was het mij te moede alsof ik voor het eerst de Oom Jaspar ontmoette, die ik sedert mijn jeugd zo goed gekend had.
Achteraf gezien geloof ik dan ook zeker dat mijn bewondering op de