Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 95(1950)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] [1950/7] Jos de Haes Vier momenten I Als gij mijn zoontje voedt en dan te slapen legt en voor de kou behoedt, zijn uw gebaren echt. En na die koestering - terwijl gij bij me blijft, licht in de schemering - wordt gij een zwaan, en drijft, en raakt me op mond en wang, en spreekt dan met de schijn of 't leven eeuwenlang één koestering kon zijn. Gij leeft voor anderen steeds... Of uw doodsstrijd niet zal wezen uw eigen ondeelbare verdriet. [pagina 386] [p. 386] II Op blauw Perzisch tapijt zit gij en rijgt een snoer. Als een zwaan in een bijt op bloemenblauw velours. En wie u aanraakt vreest dat hij een zeepbel raakt, en wie in 't hart u leest heeft ergernis gesmaakt. Wie zijt gij dan dat gij mijn wrevel wekt en nog bespeelt mijn hovaardij? Geen beeld. Geen beeld. Of toch: een minerale bron, een likkend moederbeest! - Gij zijt onder de zon al wat zichzelf geneest. [pagina 387] [p. 387] III Purperen amfoor, vrouw, die van vóór eeuwen zijt. Van uwe tong de vouw en oksels tederheid ruimen met wee en ach het puin van mijn gelaat. Andreaskruis van dag en nacht, van vroeg en laat: kou, honger, werk en loon drijven ons 't etmaal rond, ù maakt de nooddruft schoon van handen en van mond... De steden zijn verbrand, de kinderen omgebracht; genade en misverstand zijn leven en geslacht. [pagina 388] [p. 388] IV Langzaam vier uur en gij raapt nootjes in de laan, een dubbel-rode rij waar rode beuken staan en, in hun verf ten toon, de bloemen van het veld. Bloem van de doornenkroon, onze uren zijn geteld, langzaam, viermaal één uur, viermaal onszelve kwijt tegen de dam van duur, tegen de oneindigheid. Langzaam vier uur... Te laat, 't geweten staat niet stil, behekst door tijd en maat, nooit af en steeds op til. Vorige Volgende