aan een plan van veel groter omvang en betekenis, namelijk de oprichting van de universele kultuurorganisatie bij uitnemendheid, naar de Engelse beginletters de U.N.E.S.C.O. genaamd. De voorbereidende arbeid heeft, na de bevrijding, nog een paar jaren in beslag genomen. Pas in November 1946 werd ze definitief opgericht, te Parijs. Sinds werkt zij ijverig en met wisselend succes aan de vele taken die haar programma van universele kultuurbevordering en -verspreiding omvat. Onder bevoegde leiding gaat zij kordaat nieuwe wegen op.
Wellicht duizelt het U een heel klein beetje, van al die kulturele akkoorden en organisaties en vraagt U zich af hoe dat alles in en door mekaar loopt, hoe ze zich tot elkaar verhouden, of de ene de andere niet stoort.
Wel, de bilaterale overeenkomsten zijn van den beginne af opgevat geworden als een bekrachtiging van de intiemere betrekkingen tussen buurstaten, of tussen landen die met elkaar bepaalde affiniteiten hebben. Dat is immers een normale, gezonde toestand die geheel aan de werkelijkheid beantwoordt. Daarnaast, en helemaal in dezelfde geest, hebben we de regionale groepering van het Pakt van Brussel dat vijf landen nauw bedoelt te verbinden op sociaal, economisch, kultureel en militair gebied. Dit Pakt van Brussel is, op zijn beurt, al enigszins voorbijgestreefd. Onze wereld leeft immers bijzonder snel: een federatief West-Europa is dit jaar in een eerste stadium van verwezenlijking getreden. Terwijl op zuiver kultureel gebied, dus buiten alle politieke bekommeringen om, de UNESCO een overkoepeling wil zijn van de betrekkingen tussen alle staten en volken van de hele wereld en het universele kultuurbezit ter beschikking van allen wil stellen. Jammer genoeg ontbreekt de U.R.S.S. tot hiertoe aan de lijst van haar 46 leden.
In zekere mate vullen al deze activiteiten elkander aan: die van de bilaterale overeenkomsten, het Vijflandenpakt van Brussel, en vergeten wij daarbij het eerste College van Europa niet, onlangs te Brugge gehouden, dat de opleiding van deskundigen in Europese aangelegenheden beoogt en het aankweken van een ruim Europees bewustzijn. Deze activiteiten lopen parallel en worden geleidelijk gecoördineerd: door geregelde, onderlinge uitwisseling van verslagen en inlichtingen, maar wellicht nog het best door de aanwezigheid, in verschillende commissies en lichamen, van enkele, zelfde specialisten.
Overal wordt gewerkt naar de geest van de UNESCO. Want wij moeten er (geleidelijk, maar toch zo vlug mogelijk!) aan wennen niet alleen Europees-internationaal maar werkelijk universeel bewust te worden. Als wereldburgers moeten wij leren denken, voelen en handelen. Ons publiek en onze jeugd in het bijzonder moet in een geest van verdraagzaamheid, van eerbied voor andermans levensopvatting en persoonlijkheid, tot dit wereldburgerschap opgeleid worden.
Dat zo'n vorming op diverse plannen, kleinere en grotere, bilaterale en multilaterale tegelijk gebeurt, is ietwat verwarrend. Maar is het leven, het veelvuldige leven zelf, niet oneindig rijk aan facetten? Laten wij dus geen